• No results found

Afb. 1. Overzicht van het stucplafond. gezien in zuidelijke richting

(herkomst: gemeente Leiden, fotoarchief bureau Monumenten en

Archeologie)

Inleiding

Leemstucplafonds zijn zeldzaam. In Leiden is tot nog toe één exemplaar bekend en dat bevindt zich in Rapenburg 65 (afb. 1). Tijdens een recente restauratie was er voor het bureau M o n u m e n t e n en A r c h e o l o g i e van de g e m e e n t e Leiden de gelegenheid nader bouwhistorisch onderzoek te verrichten en dan met name naar het vroege (leem!-)stucplafond op de ver-dieping van het ' a c h t e r h u i s ' , het onderwerp van dit artikel.2

Eerst zal het plafond o p basis van literatuuronderzoek in een breder historisch kader geplaatst worden. Daarna zal beknopt worden ingegaan op de bouwhistorie van het bouwdeel waar het plafond zich bevindt. Afsluitend wordt het plafond zelf beschouwd, met aandacht voor de bouwtechniek.

Architectuur-historisch kader

Rapenburg 6 5 , het voormalig Prentenkabinet, is al vele malen o n d e r w e r p van a r c h i t e c t u u r- en b o u w h i s t o r i s c h e studie geweest. Z o werd onder andere in het Leicis Jaarboekje van 1960 d o o r H. Janse en C.J. Bardet de b o u w g e s c h i e d e n i s beschreven.3

In de bekende Rapenburgreeks is het pand

alge-meen behandeld en in het bijzonder in het artikel 'Stucwerk in L e i d e n ' d o o r C.W. Fock. Het pand kent naast het hier behandelde plafond nog een aantal belangrijke 18de-eeuwse stucplafonds. waarvan verschillende van de Italiaanse stuc-werkers G.B. Luraghi uit 1723 en van G. Laghi (toegeschre-ven) uit 1749 kunnen worden g e n o e m d , naast plafonds uit

1782/1783, 1794/1798 en 1880 waarvan de makers onbekend zijn. M e v r o uw Fock besteedt in haar overzicht van stucwerk in Leiden veel aandacht aan deze plafonds en begint met als vroegste voorbeeld het (leem)stucplafond van Rapenburg 6 5 .4

Ook in de overzichtswerken van Breedveldt Boer - Plafonds

in Nederland 1300-1800 - en van Freling - Stucwerk in het

Nederlands woonhuis, uit de 17de en 18de eeuw - komt het

aan de o r d e .3

Dit W e s t - N e d e r l a n d s e v o o r b e e l d vertoont gelijkheid met enkele vroege g e o r n a m e n t e e r d e stucplafonds in de IJssel-streek. Deze stucplafonds k e n m e r k e n zich doordat het pla-fond onder de kinderbinten werd aangebracht en dat de moer-balken (omstuct) zichtbaar bleven. De decoratie bestaat uit geometrische velden met geprofileerde lijsten. Rozetten, m a s -kers, adelaars, leeuwen en gestileerde lelies vullen de centrale velden. Het plafond van R a p e n b u r g 65 k o m t sterk overeen met twee e x e m p l a r en in het stadhuis van Zutphen, hoogst-waarschijnlijk vervaardigd in 1639 door de uit Kleef afkom-stige stucwerker Jan C r a e c k e n b o r c h .6

De vrijwel gelijke tot geheel gelijke decoratie, evenals de ornamenten, maken het waarschijnlijk dat beide plafonds door dezelfde stucwerker zijn gemaakt. Rapenburg 65 was van 1623 tot 1638 in handen van de uit Keulen afkomstige koopman Matthias van Overbe-ke (1584-1638). Zijn Duitse herkomst en connecties zijn een verklaring voor de aanwezigheid van een dergelijk plafond in L e i d e n .7

Uit recent onderzoek in Duitsland blijkt dat er in Keulen aan het eind van de 16de eeuw zogenoemde Keulse plafonds o n t s t a a n .8

Deze plafonds waren goedkoper dan de vlakke stucplafonds met de moeizaam te fabriceren geometri-sche indeling. In de z o g e n o e m d e Keulse plafonds zijn de enkelvoudige balklagen (Duitsland kent vrijwel geen samen-gestelde balklagen) omstuct en aan het eind voorzien van een k e n m e r k e n d afgerond e l e m e n t . Daarnaas t wordt vaak het midden van de omstucte balk voorzien van een decoratie. Een Nederlands voorbeeld van een zogenoemd Keuls plafond is het plafond in de grote zaal van kasteel Rijnhuizen in

B U L L E T I N K N O B 2 O O 7 - I 27

0 10 50 m.

Aft>.2. Situatietekening /rekening E. Or.se/, op basis van kadastrale kaart

gemeente Leiden)

p h a a s .9

Het is nu juist die middendecoratie die ook voorkomt o p de stucplafonds van Craeckenborch in Zutphen! Maa r door het ontbreken van de afgeronde elementen mag niet worden gesproken van een zogenoemd Keuls plafond. D e Zutphense plafonds moeten dus gezien worden als een mengvorm tussen de vormentaal van de z o g e n o e m d e Keulse plafonds en de vlakke plafonds. Het plafond in Rapenburg 6 5 , van dezelfde stucwerker, kent in tegenstelling tot de Zutphense plafonds, geen invloeden van de zogenoemde Keulse plafonds en repre-senteert het duurdere vlakke plafond met geometrische inde-ling.

Bouwhistorie

Uit eerder bouw- en architectuurhistorisch onderzoek, recent aanvullend bouwhistorisch onderzoek en dendrochronologi-sche datering blijkt dat Matthias van Overbeke vrijwel direct na aankoop een zeer ingrijpende verbouwing doorvoerde (afb. 2 en 3). Hij liet haaks op het Rapenburg een zeer diep huis van twee bouwlagen met een kap optrekken. Mogelijk werd daarin een aan het Rapenburg staand ouder dwarshuis geïn-corporeerd. En aan de zuidzijde werd een ouder gebouw, een diep huis, b e h o u d e n .1 0

Beide huizen bezaten een trapgevel aan het R a p e n b u r g .1 1

De verbouwing leidde tot onenigheid met de buurman Anthonius Thysius van Rapenburg 6 3 . D o o r w e r k z a a m h e d e n aan de g e m e e n s c h a p p e l i j k e zijmuur had Thysius onder meer een 'groet peryckel u i t g e s t a e n ' .1 2

In een 'vruntlicke' schikking werd bepaald dat Van Overbeke gro-tendeels op eigen terrein een nieuwe eigen bouwmuur moest optrekken. Ter plaatse van de binnenplaats, een 'spatie" van 25 roeden voeten ledig erf. mocht de muur wel gemeenschap-pelijk z i j n .1 3

Van de opzet van Van Overbeke resteert het cas-co g r o t e n d e e l s . In 1749 werden beide b o u w d e l e n verder

A. 1

L i l .

|

1 i

Afb. 3. Bouwfase: situatie voor 1623. situatie na 1623 en situatie na

1749 (tekening E. Orsel. op basis van eigen waarnemingen en Janse en

Bardet 1960)

samengevoegd achter een lijstgevel van vijf t r a v e e ë n .1 4

D e eerste drie balkvakken van het deel dat Van O v e r b e k e had laten b o u w e n werden daarbij , t e z a m e n met het zuidelijke bouwdeel, opgehoogd met een verdieping.

Terug naar het bouwdeel van Van Overbeke; dit bestaat con-structief uit bakstenen muren, moer- en kinderbintenbalkla-gen en een kapconstructie met drievoudi g gestapelde dek-balkspanten en een geschoorde nokgording (afb. 4). Opmer-kelijk is het c o n t e m p o r a i n e gebruik van g r e n e n h o u t en

28 B U L L E T I N K N O B 2 0 0 7 - 1

Afb. 6. Plattegrond eerste verdieping waarop met arcering het plafond is aangeduid (tekening E. Orsel)

Afb. 4. Dwarsdoorsnedetekening over het bouwdeel waar het plafond

zich bevind! (tekening E. Orsel)

w

1 ; r Vtll - _ - • *-- = : :• «1 »A

w

1 ; r Vtll - _ - • *-- = : :• «1 »A c : .: z.z t t . MIN C : - - : : i Ml c : .: z.z t t . MIN C : - - : : i Ml c : .: z.z t t . MIN C : - - : : i Ml c : .: z.z t t . MIN C : - - : : i Ml F

Afb. 5. Plattegrond zolder met daarop de telmerken die zijn aangetroffen

op de kapconstructie (tekening E. Orsel)

eikenhout (alleen de gekromde spantbenen zijn uitgevoerd in eikenhout, verder is alles van grenenhout). Dit past overigens wel binnen het beeld dat bestaat dat eikenhout als construc-tiehout door grenen wordt afgewisseld vanaf circa 1 6 1 5 .1 5

Het e i k e n h o u t van d e s p a n t b e n e n is d e n d r o c h r o n o l g i s c h onderzocht en leverde, naast de veldatum van 1621 , centraal-of west Duitsland als herkomstgebied o p .1 6

In het algemeen wordt eikenhout binnen één a twee jaar na k a p verwerkt tot b o u w h o u t .1 7

D e z e datering onderstreept de archivalische ver-m e l d i n g dat Van O v e r b e k e direct na a a n k o o p overging tot verbouwen. Uit de bouwhistorische context van het genomen monster blijkt verder dat hij de gehele vleugel nieuw heeft laten b o u w e n , mogelijk afgezien van een g e ï n c o r p o r e e r d ouder deel aan de straat. Uit de volgorde van de telmerken kan worden afgeleid dat de eerste twee spanten (aan de straat-zijde) niet meer aanwezig zijn. O p het meest oostelijke spant waren door een muur geen telmerken waarneembaar. Het vol-g e n d e spant heeft n u m m e r vier en het vol-geheel telt door tot

1 0 .1 8

De telmerken, die gehakt zijn. hebben als onderscheid voor de beide zijden van de constructie een verschillende uit-voering. De constructiedele n aan de noordzijde hebben als telmerk gehakte holletjes/ovaaltjes, terwijl aan de zuidzijde gehakte strepen aanwezig zijn. Opmerkelijk is de uitvoering van het getal vijf aan de noordzijde. Dit wordt gevorm d door drie - in een driehoek gepositioneerde - ovaaltjes, waartussen twee dunne streepjes; dit resulteert in een V (5) (afb. 5).

B U L L E T I N K N O B 2 O O 7 - I 29

\

— \ \ \

30 B U L L E T I N K N O B 2 O O 7 - I

Afb. S. Het gedeelte van het plafond in de aangrenzende ruimte, dat

tevoorschijn is gekomen hij ontmanteling (foto E. Orsel)

Het plafond van dichtbij

Zoals hierna zal blijken, is het stucplafond o p de verdieping onlosmakelijk met de constructie van het bouwdeel van Van Overbeke verbonden. In een achterkamer van circa 4,7 bij 6,2 meter hangt tegen een drie balkvakken diepe samengestelde balklaag het stucplafond (afb. 6). Uit de documentatie van het plafond bleek als allereerste dat dit een zeer gestructureerde opzet kent (afb. 7). De indeling is zo regelmatig en s y m m e -trisch - met een aantal zeer duidelijke centrale (meet)punten -dat er van kan worden uitgegaan -dat de stucwerkers een ont-werp hebben uitgezet op de onderzijde van een nog vlak pla-fond. Waarschijnlijk is deze ondertekening onder de huidige stucdecoratie nog bewaard.

Bij de o n t m a n t e l i n g van het naast gelegen vertrek aan de noordzijde bleek het plafond groter te zijn gewees t (totale breedte circa 5.6 meter) (afb. 8). Waarschijnlijk in de 18de eeuw is de noordelijke kamerwand iets in zuidelijke richting verplaatst en is ook het plafond aangepast. Z o zijn de maskers uitgenomen en iets zuidelijker weer in het aangepaste plafond o p g e n o m e n zonder de inpassing in een driehoek zoals oor-spronkelijk de opzet w a s .1 9

Uit de restanten in de naastgelegen kamer kon goed de con-structiewijze en o p b o uw van het stucplafond worden vastge-steld (afb. 9). De bevestiging blijkt te berusten op latjes die in een V-vormige groef in de zijkant van de grenenhouten kin-derbinten zijn aangebracht. De latjes zijn met een tussenruim-te van 0.5 tot 1 centimetussenruim-ter geplaatst. Hoogstwaarschijnlijk is hier d o o r h e e n r i e t a c h t i g e materiaal g e v l o c h t e n .2 0

In dit

v ,• r V / / / / / A

Afb. 9. Detail opbouw plafond met aansluiting op wand (tekening E. Orsel)

vlechtwerk, dat als drager functioneert, is een mengsel van leem en een stro- of rietachtige materiaal gedrukt. Aan de bovenzijde van de latjes vormt de leem een doorgaande mas-sa. Aan de onderzijde ook, maar daar is het glad afgestreken, en kent een dikte van ongeveer 1,5 centimeter. Uit het feit dat de kinderbinten daar ongeschilderd zijn. evenals de vloerde-len en dat de V-vormige groef van origine in de kinderbinten lijkt te zijn aangebracht kan worden afgeleid dat dit een oor-spronkelijke opzet betreft. Verder draagvermogen wordt ont-leend aan latten die in de lengterichting tegen de onderzijde van de kinderbinten zijn genageld. Tussen de kinderbinten en de latten is een stro- of rietachtig materiaal geklemd. Deze stengels steken dan weer in de onder hangende leemlaag. De afgestreken leemmassa als drager is aan de onderzijde voor-zien van een dunne stuclaag. D e onderlinge verbinding wordt mede tot stand gebracht d o o r putjes die in de afgestreken leemmassa zijn aangebracht. De opbouw komt in grote lijnen overeen met de plafonds in Zutphen, die toevalliger wijze ook recentelijk zijn gerestaureerd.2 1

Opmerkelijk is verder de bevestiging tegen de (verdwenen)

Afb. 10. 3d-tekening opbouw plafond met aansluiting op wand (tekening Ê. Orsel)

B U L L E T I N K N O B 2 O O 7 - I 3 1

0 1 5

Afb. II. Profiel van lijstwerk (tekening E. Orsel)

noordelijke wand . Uit aftekeningen op het plafond blijkt dit een steens s c h e i d i n g s w a n d te zijn g e w e e s t , w a a r t e g e n een plank was bevestigd. In d e z e (grotendeels v e r d w e n e n ) plank w a s e v e n e e n s een V-vormige groef a a n w e z i g , waar de latjes in waren o p g e n o m e n (afb. 10). O m d a t de originele wand niet meer a a n w e z i g is, kan niet worden afgeleid of het een verti-caal houten beschot over de gehele hoogte betrof of enkel een rand l a n gs het plafond. Uit aftekeninge n o p de oostelijke w a n d . en het nog a a n w e z i g e plafond, blijkt in ieder geval dat tegen de w a n d e n een g e s t u c t e rand a a n w e z i g w a s / i s . met ongeveer de h o o g t e van de moerbalken. De moerbalken zijn aan de zijkanten en aan de onderzijden gedecoreerd met pro-fiellijsten en bovendie n loopt centraal o n d e r de moerbalken een parellijst. De lijsten, geheel o p g e b o u w d uit stuc/pleister, zijn getrokken met mallen of sjablonen (afb. 11). De o r n a m e n -ten zijn waarschijnlijk geprefabriceerd in een mal of met een stempel ter plaatse v e r v a a r d i g d .2 2

Het zijn vier identieke m a s -kers (twee zijn beschadigd door de verplaatsing), twee heraldische lelies, twee leeuwen , vier rozetten en een m i d d e n e l e -ment met een ovaal gevat in rolwerk en b e k r o o nd met een l e e u w e n k o p (afb. 7). Voorafgaand bij kleuronderzoek en tij-d e n s tij-de restauratie zijn o p het plafontij-d, afgezien van tij-de stuc, geen kleurige afwerkingen a a n g e t r o f f e n .2 3 Er moet derhalve van worden uitgegaan dat het wit van de stuc tezamen met de profiellijsten en de ornamenten de t o e n m a l i g e m o d e r n e esthe-tische w e n s van de b e w o n e r s reflecteert.

De huidige eigenaar, de heer Van R a a d . heeft met groot cul-tuurhistorisch besef dit unieke leemstucplafond. en de andere s t u c p l a f o n d s . v a k k u n d i g laten restaurere n d o o r het bedrijf R e s c u r a Bleijenburg uit Den H a a g .2 4

D o o r d e z e inspanning zijn de plafonds gelukkig weer in g o e d e technische en opti-s c h e c o n d i t i e g e b r a c h t en d a a r m e e v o o r de t o e k o m opti-s t bewaard.

Noten

Dank gaat uit naar C.W. Fock. J.W. van Rooden en D.J de Vries voor het kritisch doorlezen van de tekst en naar mijn collega's die vaak lijdzaam mijn enthousiasme ondergaan.

2 In 2003 werd in opdracht van dhr. C. van Raad aangevangen met het realiseren van het ontwerp van LIAG. architecten en bouwadvi-seurs uit Den Haag. Door aannemer Schakel en Schrale BV uit Amsterdam werd het pand verbouwd tot "International Tax Center Leiden', een instituut voor internationaal fiscaal recht. In 2004

wer-den de laatste puntjes op de i gezet. !

H. Janse en C.J. Bardet. "Rapenburg 65. de bouwgeschiedenis en de restauratie*, in Leicis Jaarboekje 1960. Leiden 1960. 141 t/m 147. 4

C.W. Fock. "Stucwerk in Leiden', in: Th.H. Lunsingh Scheurleer (red.). Het Rapenburg. Geschiedenis van een Leidse gracht, deel

IVa: Leeuwenhorst. Leiden 1989. 79 t/m 133. 5

LM. Breedveldt Boer. Plafonds in Nederland. 1300-1800,

RV-bij-drage 12. Zeist 1991. 66 t/m 70 en W.V.J. Freling. Stucwerk in het

Nederlandse woonhuis, uit de 17e en 18e eeuw, Leeuwarden 1996,

2de druk. 72. 95 en 9 6 .

* Fock 1989. 79 en A. Staring. Zeventiende-eeuws stucwerk in het oosten des lands. in Kunsthistorisch Jaarboek 1948-'49. 316-340 .

Fock 1989.79. N

B. Rinn. 'Stuck im Rheinland*. in: Historische Ausstattung.

Jahr-buch fïir Hausforschung, Band 50. Marburg 2004. 477.

Breedveldt Boer 1991.67. 1 0

Het voert te ver om in dit artikel uitgebreid in te gaan op de bouw-geschiedenis van dit huis. maar de verschillende publicaties, met name die van Janse en Bardet. recente onderzoeken, onder ander in het kader van het door D.J. De Vries gegeven werkcollege 'Bouw-historie op het s p o o r ' en door bouwhistorisch onderzoek van de auteur zelf wordt dit bevestigd.

11

Th.H. Lunsingh Scheurleer (red.). Het Rapenburg. Geschiedenis van

een Leidse gracht, deel Vla: Het Rijck van Pallas. Leiden 1992, 339.

" Lunsingh Scheurleer 1992. 250. '1

Lunsingh Scheurleer 1992. 302. 1 4 Lunsingh Scheurleer 1992. 385. 1 5

H. Janse. "Het gebruik van hout in het Nederlandse bouwbedrijf in het verleden', in: Restauratievademecum, deel 2a. Zeist 1988. RVbladOI-1.

1 6 Dendrochronologie is een dateringsmethode van hout op basis van de ontwikkeling van jaarringdikte. Monstername door D.J. de Vries en datering van de monsters door A.E.M. Hanraets van het RING' ROB te Amersfoort.

1 7 D.J. de Vries. 'Dendrochronologisch dateringsonderzoek'. in:

Res-tauratievademecum. deel 2a. Zeist 1988. RVblad 01-7.

* Voor de opname van de telmerken is dankbaar gebruik gemaakt van de scriptie d.d. 3 januari 2002 van M. van Reenen, vervaardigd in het kader van het werkcollege "Bouwhistorie op het spoor'. In een eerdere beschrijving van het plafond veronderstelde men -dus ten onrechte- dat er bij het vervaardigen van het plafond een meetfout was gemaakt, zie C.W. Fock (red.). Rapenburg 65. Het

clubgebouw van de Vereniging van Vrouwelijke Studenten te Leiden.

Leiden 1967. 37. 2 1 1

Mondelinge mededeling van dhr. Anton van Delden. restauratiestu-cadoor. Tijdens de documentatie zijn (afgebroken) rietstengels waar-genomen.

2 1

W.V.J. Freling. 'Oude Stadhuis Zutphen. Consoliderende leemstuc -werkzaamheden aan twee renaissance-stucplafonds*. in: Me best. nr.5, jaargang 2004. 37 t/m 44.

2 2

Breedveldt Boer 1991.66.

: : Het kleuronderzoek van de verschillende stucwerken werd uitge-voerd door O. van der Klooster uit Heemstede.

2 4

Rescura Bleijenberg heeft voor dit pand een restauratieplan vervaar-digd met daarbij een ruimtestaat. waarin per ruimte staat aangege-ven welke werkzaamheden uitgevoerd worden.

Gebouwen van posterijen, telegrafie en