• No results found

Duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen met betrekking tot het risico op armoede of sociale

In procent van de bevolking met een risico op armoede of sociale uitsluiting

Bron: Eurostat, 2017w

Kader 5 Duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen met betrekking tot het risico op armoede of sociale uitsluiting

SDG's tegen 2030:

- "1.2 Tegen 2030 het aandeel mannen, vrouwen en kinderen van alle leeftijden die volgens de nationale definities in armoede leven in al haar dimensies, minstens tot de helft terugbrengen",

- "10.3 Gelijke kansen verzekeren en ongelijkheden in de resultaten wegwerken, ook door het afvoeren van discriminerende wetten, beleidslijnen en praktijken en door het bevorderen van de geschikte wetgeving, beleidslijnen en acties in dit opzicht".

LTV DO tegen 2050:

- Inleiding van de uitdaging "Een maatschappij die de sociale cohesie bevordert": "Aangezien een inclusieve maatschappij het welzijn van elke persoon wil bevorderen, zal het essentieel zijn om armoede en sociale ongelijkheden te bestrijden",

- "2 Iedereen zal beschikken over een inkomen uit arbeid, uit vermogen of afkomstig van sociale beschermingsstelsels en heeft toegang tot diensten van algemeen belang. Iedereen zal aldus gedurende alle fasen van zijn leven kunnen voorzien in alle behoeften om menswaardig te leven",

- "3 Onder meer via de herverdeling van de geproduceerde welvaart zal elke burger beschikken over middelen om de capaciteiten te ontwikkelen om een project te ondernemen dat zorgt voor sociale integratie".

De SDG's voor 2030 willen armoede verminderen. Dit maatschappelijk probleem wordt gemeten aan de hand van de indicator risico op armoede of sociale uitsluiting, wat in België de nationaal gangbare definitie is van armoede in al haar dimensies. De cijfermatige doelstelling van SDG 1.2 is dus direct toepasbaar op deze multidimensionele indicator. Tegen 2030 zou het aandeel van de bevolking met een risico op armoede of sociale uitsluiting moeten dalen met de helft. Dit is met andere woorden een daling van 21,1 % in 2015 tot 10,6 % in 203010. Eveneens wil SDG 10.3 gelijke kansen verzekeren en ongelijkheden wegwerken, zonder hiervoor een gekwantificeerde doelstelling te voorzien.

De LTV DO pleit voor een inclusieve maatschappij die het welzijn van iedereen wil bevorderen.

Iedereen moet gedurende alle fasen van zijn leven kunnen voorzien in alle behoeften om menswaardig te leven (doelstelling 2). Hieruit wordt afgeleid dat het risico op armoede of sociale uitsluiting moet dalen tegen 2050. Hiertoe zal, onder meer via de herverdeling van de geproduceerde welvaart, elke burger moeten beschikken over middelen om de capaciteiten te ontwikkelen om een project te ondernemen dat zorgt voor sociale integratie (doelstelling 3).

b. Scenario's en link met de doelstellingen

Figuur 1 presenteert de evolutie van het aandeel van de bevolking met een risico op armoede of sociale uitsluiting tussen 2004 en 2015 en de projectie tot 2050. De resultaten van het scenario zijn berekend aan de hand van een specifiek hiertoe ontworpen model (Frère, 2016), dat onder meer resultaten van MIDAS (referentiescenario voor SCvV van 2016) over het armoederisico integreert.

10 Deze indicator is ook opgenomen is in de Europa 2020-strategie. In die strategie heeft België vooropgesteld de bevolking met een risico op armoede of sociale uitsluiting met 380 000 personen te laten dalen tussen 2008 en 2018. In 2008 behoorden 2,194 miljoen personen tot die doelgroep. Het streefcijfer voor België is dus 1,814 miljoen personen voor 2018 of 15,8 % van de Figuur 1 Het risico op armoede of sociale uitsluiting in België: waarneming en projectie

Procent van de totale bevolking

Bron: Frère, 2016; berekeningen FPB.

10 12 14 16 18 20 22 24

2004 2008 2012 2016 2020 2024 2028 2032 2036 2040 2044 2048

waarneming projectie SDG

Tot 2030 zou het aandeel van de bevolking met een risico op armoede of sociale uitsluiting dalen van 21,1 % in 2015 tot 16,4 % in 2030, waarna het verder zou dalen tot 15,5 % in 2050. De personen met een armoederisico is de grootste deelpopulatie van de bevolking met een risico op armoede of sociale uitsluiting. Het aandeel van de bevolking met een armoederisico zou dalen (zie punt 3.2.3) en samen met de aangenomen daling van de werkloosheidsgraad11 leidt dit tot een daling van de bevolking met een risico op armoede of sociale uitsluiting. Het scenario veronderstelt dat het aandeel van de bevolking dat enkel leeft in een situatie van ernstige materiële ontbering in de door het scenario gedekte periode niet wijzigt (Frère, 2016, pp. 20).

De halvering van het aandeel van de bevolking met een risico op armoede of sociale uitsluiting tussen 2015 en 2030 zou dus volgens dit scenario bij ongewijzigd beleid niet worden gehaald. Het aandeel van deze bevolking daalt wel tot 16,4 % in 2030, maar dit is nog altijd hoger dan het cijferdoel van 10,6 %12. Tussen 2030 en 2050 zou het aandeel van de bevolking met een risico op armoede of sociale uitsluiting amper dalen van 16,4 % tot 15,5 %. Gezien de langetermijnhorizon van de periode van het scenario en gezien de onzekerheden op lange termijn over de hypothesen aan de basis van het scenario, moet die kleine daling behoedzaam worden geïnterpreteerd. Daarom is het, op basis van de informatie van dit rapport, voorzichtiger om het aandeel van de bevolking met een risico op armoede of sociale uitsluiting in 2050 eerder te situeren rond het niveau van 2030. Niettemin is de doelstelling van de LTV DO behaald, namelijk een daling tegen 2050.

Tabel 10 Risico op armoede of sociale uitsluiting, scenario bij ongewijzigd beleid Procent van de totale bevolking

2015 2030 2050 DOD 2030 Afstand 2030 DOD 2050 Verschil 2015-2050 Risico op armoede of sociale uitsluiting 21,1 16,4 15,5 10,6 5,8 pp Dalen -5,6 pp

11 De aangenomen daling van de werkloosheidsgraad is gecorrigeerd op basis van de vastgestelde trend uit het verleden (Frère, 2016, pp. 16-19).

3.2.3. Armoederisico

a. Duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen

Kader 6 vermeldt de SDG's en de doelstellingen van de LTV DO die in verband kunnen worden gebracht met het armoederisico.

De SDG's voor 2030 pleiten voor een vermindering van armoede, hier gemeten aan de hand van het armoederisico.

SDG 10.1 tot en met 10.3 maken deel uit van de SDG's over de vermindering van ongelijkheden. De indicator risico op armoede meet een aspect van ongelijkheid (het aandeel van de bevolking dat leeft met een beschikbaar equivalent inkomen onder 60 % van de mediaan) en meet daarom de vooruitgang naar deze SDG's. SDG 10.1 streeft ernaar dat tegen 2030 de inkomensgroei van de bevolking met de laagste inkomens hoger is dan het nationale gemiddelde. Vanaf 2030 ten laatste zou dit dus tot een daling van het armoederisico moeten leiden. Een dergelijke daling sluit aan bij de ambitie van SDG 10.2 en 10.3.

SDG 10.2 wil tegen 2030 de sociale inclusie van iedereen mogelijk maken en SDG 10.3 benadrukt hierbij de noodzaak om gelijke kansen te verzekeren en ongelijkheden weg te werken.

SDG 1.2 wil tegen 2030 minstens een halvering van het aandeel van de bevolking die volgens nationale definities in armoede leeft in al haar dimensies. Die SDG wordt reeds geëvalueerd door middel van de multidimensionele indicator risico op armoede of sociale uitsluiting, toegelicht in het vorige punt. Geen minimaal inkomen hebben, gemeten aan de hand van het armoederisico, is een van de

Kader 6 Duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen met betrekking tot het armoederisico