• No results found

6. RESULTATEN RE-INTEGRATIE

6.7. Duurzaamheid plaatsing

Uit de interviews met opdrachtnemers is gebleken dat het aantal ‘nieuwe’ social- returnkandidaten dat na afronding van de opdracht in dienst van de opdrachtnemer blijft gering is. Daarbij kan het volgende worden opgemerkt:

In veel gevallen (met name bij kortlopende opdrachten) wordt gekozen voor een tijdelijke plaatsing die aansluit bij het projectmatige karakter van de opdracht. Dat betekent vaak ook dat niet veel wordt geïnvesteerd in begeleiding en opleiding van de social-returnkandidaat. De kans op structurele plaatsing neemt daardoor ook niet toe. Opdrachtnemers noemen kortlopende opdrachten vaak als belangrijke belemmering voor structurele plaatsing van social-returnkandidaten.

Als het gaat om inzet van leerlingen en stagiaires zien we twee mogelijkheden. In het ene geval worden leerlingen en stagiaires gezien als een relatief makkelijke en voordelige manier om aan de social-returnverplichting te voldoen. In dat geval is de aanstelling meestal tijdelijk. Anderzijds komt het ook voor dat leerlingen worden gezien als goede mogelijkheid om toekomstig personeel te werven en intern op te leiden. Inzet als social-returnkandidaat is dan een ‘bijkomstigheid’. In die gevallen wordt wel geïnvesteerd in begeleiding en opleiding, en neemt de kans op structurele plaatsing toe. We zien dan ook dat diverse leerlingen na afloop van het project nog in dienst zijn.

Zoals eerder geconstateerd worden soms kandidaten opgevoerd die al langer werkzaam waren binnen het bedrijf. Als deze ook na afloop van de opdracht in dienst blijven kan niet gesproken worden van een resultaat als gevolg van social return. In sommige gevallen had de opdrachtnemer de social-returnkandidaat wel in dienst willen houden, maar ontbrak het aan vervolgopdrachten om dat te doen. Een aannemer vertelt dat hij een oudere social-returnkandidaat (55+) graag in dienst had willen houden, maar dat er op dit moment onvoldoende werk voor hem is. Indien dat verandert neemt hij hem graag weer in dienst.

6.8. Verdringing

Verdringing is als thema vaak genoemd in interviews. Veel geïnterviewden benoemen de risico’s en een aantal opdrachtnemers zegt er daadwerkelijk mee geconfronteerd te zijn, maar het probleem blijkt in de praktijk lastig aan te tonen of cijfermatig te onderbouwen. Als gevolg daarvan hebben de onderzoekers geen ‘harde’ cijfers kunnen vinden over het optreden van verdringingseffecten als gevolg van de toepassing van social return door het Rijk.

Bij twee aanbestedingen uit onze selectie van 20 heeft het risico op verdringing een rol gespeeld in de toepassing van social return. Het ene voorbeeld betreft een bouwbedrijf

dat aan het reorganiseren was. Dit bedrijf kon daardoor niet voldoen aan de social- returnverplichting en heeft dit besproken met de opdrachtgever. De verplichting is in dit geval (gedeeltelijk) ingevuld door de onderaannemers van deze aannemer. Het andere voorbeeld betreft een geval waarbij het contract gedurende de looptijd in omvang zou afnemen, terwijl de opdrachtnemer geconfronteerd werd met de eis om bestaand personeel over te nemen. Geconstateerd is dat social return daardoor niet kon worden toegepast zonder het risico op verdringing te lopen. In overleg is besloten de social- returneis voorlopig op te schorten. Formeel blijft het nog wel eens eis en waar mogelijk wordt het toegepast.

De bevinding dat verdringing lastig aan te tonen is sluit aan bij de resultaten van een recente verkenning die is uitgevoerd door TNO op verzoek van de Hanzehogeschool Groningen. Ook daarin wordt vastgesteld dat verdringing bestaat, maar dat het lastig is om vast te stellen in welke mate het daadwerkelijk voorkomt. TNO noemt als reden dat verdringing op verschillende manieren gedefinieerd kan worden en dat de invloed ervan moeilijk te isoleren is van ontslag of niet-aannemen door krimp, conjunctuur of seizoensinvloeden35. Verdringing lijkt ook afhankelijk te zijn van de branche en van

specifieke en veranderlijke omstandigheden. Bijvoorbeeld: het is voor te stellen dat social return in de groenvoorziening eenvoudiger is te realiseren in de zomer dan in de winter. Ondanks deze ‘situationele’ bepaaldheid van verdringing zijn er (op basis van de interviewresultaten) wel enkele situaties te benoemen waarin het risico groot is, of waarin aannemelijk is dat verdringing zich heeft voorgedaan:

Overname van personeel door CAO-bepalingen of sociale afspraken

In de schoonmaak bestaat een reëel risico op verdringing als gevolg van de verplichting die schoonmaakbedrijven hebben om, bij het verwerven van een nieuwe opdracht, het zittende personeel over te nemen van de vorige opdrachtnemer. Het knelpunt daarbij is dat veel overheidscontracten in de schoonmaak kleiner worden als gevolg van inkrimpen van de overheid en afstoten van gebouwen. Dat betekent dat schoonmaakbedrijven het risico lopen dat er bij de aanvang van nieuwe opdrachten sprake is van een overschot aan medewerkers. Gekoppeld met de social-returnverplichting kan dat gevolgen hebben voor het zittende personeel van deze bedrijven.

Een vergelijkbaar argument is genoemd voor het personenvervoer. Vervoerders die aangesloten zijn bij het Sociaal Fonds Taxi hebben afgesproken dat er bij wisseling van leverancier aan 75% van het zittende personeel een aanbod wordt gedaan door de nieuwe leverancier. Ook dat zou in combinatie met social-returneisen kunnen leiden tot verdringing van ander personeel.

Concurrentie doelgroepen

In de gesprekken is ook gewezen op een andere vorm van verdringing: inzet van social- returnkandidaten zou ook ten koste (kunnen) gaan van andere werkervaringsplaatsen. Dat

35 TNO (februari 2014), Social return en verdringing: Strategieën ter preventie, een verkenning, R14010

speelt met name bij opdrachtnemers die te maken hebben met verschillende opdrachtgevers en verschillende definities van de doelgroep. In de bouw is bijvoorbeeld gewezen op ‘concurrentie’ tussen social-returnkandidaten en leerlingen (leerlingbouwplaatsen). Niet bekend is in hoeverre dit effect in de praktijk al optreedt, maar twee geïnterviewde opdrachtnemers geven aan dat zij overwegen te stoppen met leerlingbouwplaatsen bij toenemende social-returneisen.