• No results found

Drie vormen landgoederen nader bekeken

2.1 Inleiding

De drie landgoedtypen (zoals onderscheiden in de inleiding) vragen om gemeentelijk beleid. Het landgoederenbeleid zal slechts ten dele worden opgenomen in het nieuwe Bestemmingsplan Buitengebied. De ontwikkeling van bestaande en nieuwe landgoederen vraagt om maatwerk (inclusief bestemmingsplan), waarbij dit beleid als kader dient. In dit hoofdstuk worden de drie landgoedtypen nader bekeken. Hierbij worden de specifieke kenmerken en vraagstukken van het landgoedtype genoemd.

2.2 NSW-gerangschikte grond

De Natuurschoonwet (verder NSW genoemd) is in 1928 opgesteld om te voorkomen dat, door versnippering van landgoederen, natuurschoon zou verdwijnen. Door het bieden van fiscale voordelen wordt de eigenaar gestimuleerd om versnippering te voorkomen en daarmee het natuurschoon te behouden. Het rangschikken van gronden onder de NSW is een bevoegdheid van het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (zie Rangschikkings-besluit natuurschoonwet 1928).

De NSW stelt eisen aan de inrichting van de gerangschikte terreinen. De terreinen moeten driezijdig omzoomd zijn met houtopstanden. Ook is er een percentage bos (30%) of natuur (50%) vereist. Verder moet het terrein grotendeels openbaar toegankelijk zijn (75 meter pad per hectare). Dit laatste is van belang voor recreatief medegebruik van het landgoed. De eigenaar gaat bij rangschikking onder de NSW een verplichting aan voor de duur van 25 jaar. Een eigenaar is vrij om het landgoed onder de NSW-status te rangschikken.

De gemeente is bij deze landgoederen betrokken, omdat het gebruik van de gronden wordt beoordeeld aan de hand van het gemeentelijk landschapsbeleid (het LOP) en het Bestemmingsplan Buitengebied. Een bosperceel moet bijvoorbeeld als zodanig bestemd zijn en landbouwgrond als landbouwgrond. Wanneer een initiatiefnemer het grondgebruik wil veranderen (omdat hij wil voldoen aan de rangschikkingvereisten) dan wordt dit getoetst door de gemeente. De gemeente toetst hierbij of het veranderde grondgebruik landschappelijk en ecologisch gewenst is. Om hierbij geen volledige bestemmingsplan procedure te hoeven doorlopen, wordt in het nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied van Winterswijk een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ex. artikel 3.6 lid 1a van de Wet ruimtelijke ordening (verder Wro genoemd). Deze wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk landbouwgrond om te zetten in bos of natuur zonder dat een volledige bestemmingsplanherziening noodzakelijk is. Wel dient te worden voldaan aan het natuurgebiedsplan van de provincie Gelderland.

Op dit type landgoed komen geen gebouwen voor, anders dan een materialenberging voor onderhoud van het bos en/of natuur. Er zijn echter eigenaren die bijvoorbeeld woonbebouwing, materiaalberging of gebouwen t.b.v.

natuureducatie willen toevoegen aan deze landgoederen. Ook de staat van onderhoud van deze landgoederen, de toeristische ontsluiting en de financiering van het beheer leiden tot vraagstukken voor dit type landgoed.

2.2 Bestaande NSW-landgoederen

Dit type landgoed is eigenlijk een variatie op het eerstgenoemde type. Het verschil is dat op deze landgoederen wel diverse opstallen staan, zoals woningen en/of agrarische bedrijven.

Omdat de historie van deze landgoederen (soms scholtegoederen) nog steeds zichtbaar is, en gewaardeerd wordt, is het van belang de kenmerkende samenhang tussen de verschillende functies binnen het landgoed te behouden. De landbouw is nu vaak de belangrijkste inkomsten bron voor de landgoederen. Direct, door het voeren van een agrarisch bedrijf, maar vaak ook indirect door het verpachten (c.q.

verhuren) van gebouwen en grond.

Deze bestaande inkomstenbronnen van deze landgoederen worden echter vaak te smal. Dit wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door de prijsontwikkeling in pacht en huur die achterblijft met de beheerkosten van een landgoed (b.v het onderhoud van

‘monumentale’ gebouwen). Dit betekent niet alleen een inkomsten derving voor landgoedeigenaar, maar ook het versmallen van de economische basis van het landgoed. De gevolgen van deze economische terugval zijn duidelijk herkenbaar in het onderhoud van historische en landschappelijk belangrijke gebouwen. De inkomsten om dit onderhoud te financieren ontbreken simpelweg. De gemeente Winterswijk wil daarom in samenwerking met de landgoedeigenaren werken aan het herontwikkelen van de landgoederen. Het doel is het vinden van nieuwe economische dragers die passen bij de bijzondere kwaliteiten van het Nationaal Landschap Winterswijk.

De gemeente Winterswijk hecht grote waarde aan het behoud van de historische landgoederen. De gemeente heeft echter geen directe zeggenschap over dit private bezit. Daarom werkt de gemeente samen met de eigenaren. Ook wordt er samengewerkt met de provincie Gelderland. De gemeente creëert in haar beleid ruimte om nieuwe ontwikkelingen van landgoederen mogelijk te maken én te stimuleren. Het doel is dat de bestaande landgoederen voldoende inkomsten voortbrengen om in stand gehouden te kunnen worden. De bescherming van de aanwezige (cultuurhistorische) waarden is daarbij erg belangrijk. De aanwezige waarden geven volop kansen voor de realisatie van een bijzonder project met een zeer mooi eindresultaat.

Het streven naar behoud van bestaande waarden stelt eisen aan de inpassing van nieuwe functies. Het historische karakter van de gebouwen en de landschapselementen (zoals fruitboomgaarden en laanbeplanting) is een grote meerwaarde. Het zoeken van nieuwe functies is een proces met een open einde. Het is vooraf niet altijd te voorspellen welke (combinatie van) functie(s) geschikt is voor vestiging op een landgoed. Vanwege deze onvoorspelbaarheid wil de gemeente geen ‘lijstjes’ aanleggen van mogelijke nieuwe functies. Er wordt een beroep gedaan op de creativiteit en het ondernemerschap van de landgoedeigenaren. De gemeente Winterswijk acht een combinatie van wonen en werken het meest kansrijk, mede gezien de grootte van de gebouwen. Voor de functieverandering van gebouwen in het buitengebied is beleid opgesteld door de Regio Achterhoek. Dit beleid is na accordering door de Gedeputeerde Staten van Gelderland onderdeel geworden van het Streekplan. Dit beleid is vervolgens vertaald in de gemeentelijke nota Functies zoeken plaatsen zoeken functies in Winterswijk. Dit beleid biedt een belangrijke basis voor de herontwikkeling van de gebouwen op landgoederen. Wanneer de bebouwing zeer grootschalig is, moet een maatwerkoplossing gezocht worden. Hierbij wordt expliciet in beeld gebracht op welk punt het initiatief afwijkt van het vastgestelde beleid. Ook bij maatwerk wordt dus gezocht naar een oplossing die past binnen de algemene uitgangspunten van het vastgestelde beleid.

2.3 Nieuwe landgoederen

Een nieuw op te richten landgoed bestaat uit twee elementen: grond en opstallen.

Wat de grond betreft leidt een nieuw landgoed tot de transformatie van minmaal 5 ha landbouwgrond naar nieuwe bos/natuur- en landschapselementen. De nieuwe

opstallen bestaan bij een nieuw landgoed uit een nieuw landhuis en het daarbij behorende bijgebouw. Het totale nieuw op te richten landgoed is minimaal 10 hectare.

Voor grote delen van het buitengebied is de meerwaarde van een nieuw landgoed beperkt. Het landschap van Winterswijk herbergt bijzondere kwaliteiten en de toevoeging van nieuwe natuur- en landschapselementen weegt dan niet op tegen het negatieve effect van het nieuwe rood. Extra verstening van het landelijk gebied van Winterswijk is ongewenst. Door extra verstening bestaat het gevaar dat ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het landelijk gebied onder druk komen te staan en mogelijk zelfs verdwijnen. Toch kunnen ook in Winterswijk nieuwe landgoederen een bijdrage leveren aan de doelen van de overheid op het gebied van natuur en landschap. De mogelijkheid voor nieuwe landgoederen wordt dus niet geheel uitgesloten.

De provincie Gelderland heeft in het Streekplan 2005 kaders geschetst voor landgoederen beleid. Op hoofdlijnen komen deze er op neer dat de omzetting van 5 ha landbouwgrond in nieuw bos en/of natuur de mogelijkheid voor de bouw van een landhuis oplevert. De gemeente Winterswijk kiest ervoor dit beleid niet te volgen. In plaats daarvan wordt gekozen voor beleid dat meer aansluit op de specifieke kenmerken van ons buitengebied. In het volgende hoofdstuk wordt dit verder uitgewerkt. De hoofdlijn is dat voor het oprichten van een nieuw landgoed voor de gewenste kwaliteitsverbetering een minimale oppervlakte van 10 hectare wordt aangehouden. Er dient sprake te zijn van een toename van minimaal 5 hectare bos/en of natuur. Overige gronden kunnen een agrarische bestemming krijgen.