• No results found

Drie kwesties

In document De maakbare stad (pagina 58-63)

De twee soorten van vernieuwing in één wijk roepen vragen op over de duurzaamheid hiervan op de langere termijn. Zeker als door de crisis de investeringen onder druk staan (zowel fysiek als sociaal) is een gescheiden aanpak niet vol te houden. We moeten dus kijken naar (1) de onderliggende visies: (2) de doelmatigheid en effectiviteit en (3) wijze van de vernieuwing zelf.

1. De onderliggende visie

Een toekomstvisie op de wijk, gedragen door alle partijen uit beide werelden, is van belang. Maar het is wel lastig om zover te komen als de diversiteit en de dynamiek in de bevolking zo groot zijn. Het toekomstbeeld van de één komt niet automatisch overeen met dat van de ander. Door de verschillende logica’s en schaalniveaus van de formele en de informele organisaties is het vanzelfsprekend, dat iedereen een eigen agenda heeft. Passend bij de trend in het huidige debat worden oplossingen gezocht in een meer organische aanpak van wijkvernieuwing. Genoemd worden: natuurlijke wijkvernieuwing (Beijers en Khonraad, 2009) en de spontane stad (Urhahn Urban Design, 2010). De nadruk zou moeten liggen op ”de weg ernaartoe”, in plaats van op het uiteindelijke doel. Door te werken met een einddoel zou er te weinig ruimte zijn voor de agenda van bewoners en andere gebruikers in de wijk. Het idee van een or- ganische aanpak is juist, dat alle relevante partijen een rol kunnen spelen in het ontwikkeltraject. Inzetten op participatie dus en ruimte laten voor het spontane. Deze ideeën vragen echter veel van maatschappe- lijke instellingen en van bewoners. Met name bewoners denken vanuit een lager schaalniveau en op een kortere termijn dan organisaties. Daarnaast spelen obstakels in de communicatie en informatievoorzie- ning een belangrijke rol in Transvaal.

De partijen die betrokken zijn bij de transitie van Transvaal zetten in op meer samenwerking en vertrou- wen tussen verschillende initiatieven. Zij zoeken contact met bewoners en hopen met initiatieven als wijkambassadeurs verbinding te maken. Maar de verbinding is niet alleen een kwestie van methodiek, maar ook van inhoud. Alleen met zaken als binding, inspiratie en waardering van het kleine komt de wijk niet echt vooruit. Het mag zo zijn dat al die actieve kleinschalige instellingen vanuit hun eigen agenda werken, het is ook nodig om gezamenlijke punten te formuleren. Een op hoofdlijnen gedeelde visie moet ervoor zorgen, dat de partijen met de neuzen dezelfde kant opstaan. De visie moet hen wel de ruimte laten om die in te vullen naar hun eigen achterban. De visie is het resultaat van een gemeenschappelijk proces, waarin de kloof tussen het alledaagse en het geplande wordt overbrugd.

2. De doelmatigheid en effectiviteit

Er gebeurt veel in Transvaal. Tal van partijen zetten hun beste beentje voor: buurtvaders, wijkambassa- deurs, Haagse Hopjes, gemeente, corporatie en nog veel andere formele en informele organisaties. Met allerlei initiatieven en activiteiten dragen zij bij aan verbeteringen in de wijk. Niet al deze initiatieven zijn allemaal even zichtbaar. Ze worden ondernomen vanuit verschillende agenda’s, op basis van verschil- lende soorten logica. Dat leidt tot een complexe situatie in termen van sociale duurzaamheid: het borgen en het inbedden van successen in lopende processen.

Het is niet meer dan logisch dat de meer formele organisaties in Transvaal zoeken naar meer doelmatig- heid en efficiency. Een medewerker van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling heeft de opdracht te werken aan een wijkmerk dat recht doet aan de ultieme diversiteit van de wijk. Daarnaast zijn er gezamenlijke activiteiten gaande zoals de nieuwjaarsbijeenkomst en Terras Transvaal om de zichtbaarheid en de on- derlinge samenwerking te vergroten. Op zoek gaan naar meer zichtbaarheid, vertrouwen en vitale samen- werkingsverbanden zal het continu veranderingsproces in de wijk en de onderlinge relaties tussen de vele organisaties versterken.

Een gedeeltelijke overlap tussen initiatieven en projecten is haast vanzelfsprekend. Wanneer de nadruk komt te liggen op de negatieve aspecten van wat “de projectencarrousel” wordt genoemd, wordt het ook moeilijk om tevreden te zijn met kleine successen en om deze te borgen. Een positieve belichting van de vele initiatieven en activiteiten draagt tevens bij aan de sfeer in de wijk. De betrokken partijen mogen dus ook hun zegeningen tellen. En tegelijkertijd kunnen zij vanuit de bestaande mogelijkheden opnieuw en creatief naar de gekozen doelstellingen kijken. Kunnen zij samen werken aan de gezamenlijke visie, aan een gezamenlijke wijkagenda.

3. De wijze van de vernieuwing zelf

Uit het voorgaande blijkt, dat meer organisch of natuurlijk vernieuwen voordelen biedt. Maar de diversi- teit en de snelle veranderingen in de bevolkingssamenstelling maken het wel heel lastig om vernieuwing van onderop mogelijk te maken. De wijk is geen stilstaand water, er zit beweging in. De huidige bewoners zijn niet per se de bewoners die ook over tien jaar in “het nieuwe Transvaal” leven.

Dit maakt het bepaald complex om de stelling te betrekken dat “de verantwoordelijkheid bij de bewo- ners gelegd kan worden”. Het is al een hele opgave om te werken aan verbetering van de wijk door meer

organisch bottom-up werken, meer ruimte voor kleinschaligheid en een op hoofdlijnen gedeelde visie. Er zal dus meer focus zijn op het proces, op het organische en op het kleinschalige, vanuit een gemeenschap- pelijke, inhoudelijke visie, waarbij alle relevante partijen hun eigen accenten kunnen leggen.

Slot

Er is geen kant-en-klare aanpak is om tot wijkvernieuwing te komen. De huidige tendens in het debat over wijkvernieuwing is die van organische, natuurlijke wijkvernieuwing, waarbij niet een vooraf gedefi- nieerd einddoel centraal staat, maar ”de weg ernaartoe”. Daarbij hoort noodzakelijkerwijs een betere af- stemming tussen enerzijds de geplande wereld van plannen en beleid en anderzijds de alledaagse wereld. Gezien de vele verschillende partijen met verschillende belangen, agenda’s en logica’s is het niet vreemd dat er spanningen heersen tussen formele en meer informele organisaties en bewoners. Onderzoek, dia- loog en overleg op een laag schaalniveau kunnen een bijdrage leveren aan een nieuwe wijkaanpak waarbij • eenzijdig top-downdenken verlaten wordt;

• bewoners een meer actieve en meer bepalende rol toebedeeld krijgen; • een meer organische werkwijze ontwikkeld wordt.

Dit is in principe een nieuwe vorm van maakbaarheid die vanuit een gezamenlijke inhoudelijke visie in- speelt op de dynamiek en diversiteit in de bevolkingssamenstelling. Drukte aan overleggen en initiatieven zullen onvermijdelijk blijven in een wijk als Transvaal.

5. DE INFORMATIESHOP (I-SHOP) IN TRANSVAAL

Bron: Anja Berkelaar (2012), De Ontkokeraar in informatieland? De i-Shop in Transvaal Den Haag bezien. Den Haag, De Haagse Hogeschool, lectoraat Grootstedelijke Ontwikkeling.

In document De maakbare stad (pagina 58-63)