• No results found

De drie begrippen in het licht van de doelstellingen van het strafproces

In document 4 Snel, Betekenisvol en Zorgvuldig (pagina 87-91)

en ‘Z orgv u ldig’

3.4 De drie begrippen in het licht van de doelstellingen van het strafproces

Voorgaande betekenisverlening van de begrippen ‘Snel’, ‘Betekenisvol’, en ‘Zorg-vuldig’ correspondeert met de doelstellingen van het strafproces, zoals (onder meer) geformuleerd door de onderzoeksgroep ‘Strafvordering 2001’.46 Uitgangs-punt van de voorstellen van deze onderzoeksgroep is dat een juiste toepassing van het (abstracte) materiële strafrecht (nog steeds) het hoofddoel is van strafvorde-ring.47 Dit hoofddoel, dat door de toenmalige wetgever reeds een eeuw eerder werd vastgelegd (bij het toenmalige ontwerp van het Wetboek van Strafvordering),48 brengt met zich dat het strafproces gericht moet zijn op materiële waarheidsvin-ding. Daarbij moeten schuldigen gestraft worden, onschuldigen vrij blijven van bestraffing (en vervolging) en dienen ook de belangen van bijvoorbeeld slachtoffers en getuigen te worden verdisconteerd.49 Dit doel kan alleen bereikt worden indien het strafproces ‘goed ingericht’ is: overheidsoptreden tegen vermoedelijk gepleegde strafbare feiten moet correct en adequaat zijn jegens verdachten, slachtoffers en de maatschappij.50 Dat betekent (onder meer) dat keuzes moeten worden gemaakt: dat een (juiste) afweging moet worden gemaakt tussen de verschillende belangen van diverse partijen die bij het strafproces zijn betrokken.51

46 Groenhuijsen, M.S. & G. Knigge (red.), Het onderzoek ter zitting. Eerste interimrapport onderzoeksproject Straf-vordering 2001, Deventer: Kluwer 2001.

47 Groenhuijsen, M.S. & G. Knigge (red.), Het onderzoek ter zitting. Eerste interimrapport onderzoeksproject Straf-vordering 2001, Deventer: Kluwer 2001, p. 15.

48 Kamerstukken II 1913/14, 286, nr. 3, p. 55.

49 Groenhuijsen, M.S. & G. Knigge (red.), Het onderzoek ter zitting. Eerste interimrapport onderzoeksproject Straf-vordering 2001, Deventer: Kluwer 2001, p. 16.

50 Groenhuijsen, M.S. & G. Knigge (red.), Het onderzoek ter zitting. Eerste interimrapport onderzoeksproject Straf-vordering 2001, Deventer: Kluwer 2001.

51 Zie voor voorbeelden van deze belangen: Groenhuijsen, M.S. & G. Knigge (red.), Het onderzoek ter zitting. Eerste interimrapport onderzoeksproject Strafvordering 2001, Deventer: Kluwer 2001, p. 18-22.

Dat handhaving efficiënt en effectief dient te zijn,52 betekent niet altijd dat straf-bare feiten door rechterlijke tussenkomst zouden moeten worden afgedaan: ook (of: juist) door differentiatie in procesvormen kunnen de doelstellingen van het strafproces worden gewaarborgd. Naar het oordeel van de onderzoeksgroep kan afdoening door het OM bij lichte vergrijpen waarin het bewijs ‘rond’ is en waarbij er voor de verdachte niet al te veel op het spel staat, voor zowel de verdachte als

‘de maatschappij’ een ‘uitkomst’ zijn. Niet alleen wordt door deze afdoeningsvorm tegemoetgekomen aan de wens om kosten en tijd die met gerechtelijke afdoe-ning gepaard gaan te beperken, ook wordt de verdachte een gang naar de rechter bespaard.53 De ZSM-werkwijze correspondeert met die gedachte(n), in die zin dat de ZSM-werkwijze bedoeld is voor eenvoudige misdrijfzaken waarbij het bewijs rond is (althans: zou moeten zijn). De verdachte (en het slachtoffer) wordt in die zaken een meer langdurige gang naar de rechter (en een uitvoerig en openbaar proces) bespaard, hetgeen efficiënt en effectief kan zijn (alsmede gerechtvaardigd en maat-schappelijk acceptabel).

Het ‘gedachtegoed’ van de onderzoeksgroep ‘Strafvordering 2001’ bevat welbe-schouwd evenwel ook een waarschuwing:54 buitengerechtelijke afdoeningsvormen zoals geïncorporeerd in de ZSM-werkwijze zullen alleen (kunnen) bijdragen aan de doelstellingen van het strafproces, indien sprake is van correct en adequaat over-heidsoptreden. Is dat optreden niet correct en/of niet adequaat, dan dragen derge-lijke afdoeningsvormen niet bij aan het verwezenderge-lijken van de doelstelling van het strafproces, te weten de juiste toepassing van het materiële strafrecht te verzekeren.

Anders gezegd: om te garanderen dat het materiële strafrecht juist toegepast wordt (in de zin dat alleen schuldigen bestraft worden), kán de ZSM-werkwijze het belang van efficiëntie niet boven het belang van een juiste rechtsbescherming van de ver-dachte stellen. De besparing van tijd en kosten mag (dan ook) nooit tekort doen aan de rechten die de verdediging in het kader van de verdediging tegen een ‘criminal charge’ toekomen. Dat uitgangspunt begrenst de snelheid en geeft inhoud aan het vereiste van zorgvuldigheid en betekenisvolle interventies.

52 Hartmann, A.R., ‘Buitengerechtelijke afdoening II’, in: M.S. Groenhuijsen & G. Knigge (red.), Het onderzoek ter zitting. Derde interimrapport onderzoeksproject Strafvordering 2001, Deventer: Kluwer 2001, p. 98.

53 Hartmann, A.R., ‘Buitengerechtelijke afdoening II’, in: M.S. Groenhuijsen & G. Knigge (red.), Het onderzoek ter zitting. Derde interimrapport onderzoeksproject Strafvordering 2001, Deventer: Kluwer 2001, p. 96-98.

54 Hartmann, A.R., ‘Buitengerechtelijke afdoening II’, in: M.S. Groenhuijsen & G. Knigge (red.), Het onderzoek ter zitting. Derde interimrapport onderzoeksproject Strafvordering 2001, Deventer: Kluwer 2001, p. 179 e.v.

3.5 Samengevat

Oorspronkelijk stond de ZSM-werkwijze voor (een variërende) combinatie van de begrippen ‘spoedig’, ‘selectief’, ‘samen’, ‘simpel’, ‘slim’ en ‘samenlevingsgericht’.

De  betekenis die aan die begrippen werd gegeven is niet in alle opzichten even helder, terwijl ze elkaar ook nog eens (deels) overlappen.

In de beschikbare documenten uit de beginperiode van de ZSM-werkwijze wordt niet ingegaan op de onderlinge verhouding tussen de begrippen. Snelheid is, zeker in het begin, dominant geweest en andere aspecten leken daaraan ondergeschikt.

Al snel werden kanttekeningen bij de dominantie van snelheid geplaatst, door zowel de praktijk, de strafrechtadvocatuur als de wetenschap. Tegen de achtergrond van die kritiek werden naast ‘Snel’ vervolgens ook de (nieuwe) doelstellingen ‘Beteke-nisvol’ en ‘Zorgvuldig’ vanuit officieel perspectief nadrukkelijker voor het voetlicht gebracht.

‘Snel’, ‘Betekenisvol’ en ‘Zorgvuldig’ zijn enige jaren de leidende begrippen geweest in de ZSM-werkwijze, al is van een eenduidige definiëring van die begrippen nimmer sprake geweest. ‘Snel’ lijkt redelijk voor zich te spreken, ‘Betekenisvol’ houdt in dat de afdoening betekenis moet hebben voor slachtoffer, dader en maatschappij (en medewerker), ‘Zorgvuldig’ verwijst in essentie naar de eisen van rechtsstatelijkheid (in het bijzonder: recht op rechtsbijstand en wettelijke eisen die gesteld worden aan een strafbeschikking).

Inmiddels wordt ZSM als afkorting gebruikt voor ‘Zorgvuldig, Snel en op Maat’, maar hiermee lijkt geen wezenlijke koerswijziging voor wat betreft vorm en inhoud van de ZSM-werkwijze beoogd.

De ZSM-werkwijze past binnen de doelstellingen van het strafrecht, met die kant-tekening dat het belang van efficiëntie niet boven het belang van een juiste rechts-bescherming van de verdachte kan worden gesteld.

De vraag die aan het begin van dit hoofdstuk werd gesteld in hoeverre de veran-deringen in terminologie gevolgen hebben gehad voor de doelstelling(en) van de ZSM-werkwijze (dan wel andersom: in hoeverre is sprake geweest van een gewij-zigde doelstelling en daarmee de omvang en inhoud van de drie kernbegrippen) valt eigenlijk niet precies te beantwoorden. Dat wederzijdse beïnvloeding heeft plaatsgevonden is echter wel gebleken.

In document 4 Snel, Betekenisvol en Zorgvuldig (pagina 87-91)