• No results found

Na de invoering van de Wwz krijgen werknemers minder vaak te maken met draaideurconstructies dan voorheen. Figuur 3.18 laat zien dat het aandeel individuen met tenminste één draaideurcon-structie het laagste is voor het cohort dat na de Wwz-invoering instroomt in een tijdelijk contract (1,7 procent). In vroegere instroomcohorten zijn de aandelen hoger. Een draaideurconstructie is hier gedefinieerd als de situatie waarbij een werknemer die uit een tijdelijk contract stroomt en na een periode van drie tot vier maanden weer wordt aangenomen door dezelfde werkgever.

Draaideurconstructies zijn in kaart gebracht door loonbetalingen te analyseren van individuen die instromen in een regulier contract voor bepaalde tijd (oproep- en uitzendkrachten worden niet geanalyseerd). Indien een persoon instroomt gedurende 2007 of 2010, dan wordt een draaideur-constructie gedefinieerd als een onderbreking van de loonbetaling van minimaal drie en maximaal vier kalendermaanden bij dezelfde werkgever. Individuen in voorgenoemde cohorten worden vijf jaar gevolgd. Per 1 juli 2015 is in de Wwz bepaald dat men pas na een langere tussenpoos (zes maanden) kan terugkeren bij dezelfde werkgever zonder in aanmerking te komen voor een vast contract. Daarom wordt voor individuen in het laatste cohort (juli 2015 tot en met juni 2016) een tussenpoos van minimaal zes en maximaal zeven maanden gehanteerd om een draaideur te ken-merken. Deze individuen worden drie jaar gevolgd. Voor dit laatste cohort geldt overigens dat sommige individuen per 1 juli 2016 een tussenpoos van minimaal drie maanden kunnen hanteren.

Vanaf deze datum is het namelijk mogelijk dat werknemers met bepaalde cao’s (bijvoorbeeld cao’s in sectoren met veel seizoensarbeid) een tussenpoos van minimaal drie maanden gebruiken. Voor werknemers die actief zijn in sectoren waarin de genoemde cao’s voorkomen, wordt daarom vanaf 1 juli 2016 een verkorte tussenpoos gehanteerd bij de data-analyse. Voor deze individuen wordt tot 1 juli 2016 een tussenpoos tussen de zes en zeven maanden gehanteerd en daarna een tussenpoos tussen de drie en vier maanden.

Figuur 3.18 Werknemers die ná invoering van de Wwz instromen, krijgen minder vaak te maken met een draaideurconstructie

3,12%

4,18%

2%

3%

4%

5%

met tenminste een draaideur

Figuur 3.18 toont dat individuen die instromen tussen juli 2015 tot juli 2016 minder vaak met een draaideurconstructie te maken krijgen dan individuen die eerder instromen. Dit komt overeen met 12.960 werknemers in het laatste cohort. Voor de oudere cohorten, waarbij individuen nog niet met de Wwz te maken hebben, gelden hogere aandelen en aantallen. Voor de cohorten 2007 en 2010 hebben respectievelijk 25.593 (3,1 procent) en 29.166 (4,2 procent) werknemers met een draaideurconstructie te maken. Het lijkt er ook op dat tussenpozen vaker voorkomen in tijden van laagconjunctuur (cohort 2010). Bij een kleinere of instabiele vraag worden werknemers waarschijn-lijk vaker voor een korte periode op inactief gezet.

Zoals eerder beschreven, zijn er per 1 juli 2016 cao’s afgesloten waarin een verkorte tussenpoos (drie maanden) in het contract is toegestaan. Daarom is te verwachten dat draaideurconstructies vaker voorkomen in sectoren waarin voorgenoemde cao’s voorkomen. Om dit te toetsen, zijn voor ieder cohort de tellingen van het aantal ‘draaideuren’ uitgesplitst naar sectoren met en zonder een uitzondering in de cao. Figuur 3.19 toont deze uitsplitsing en laat zien dat er alleen voor het laatste instroomcohort een verschil is in de draaideuraandelen per cao-sector. Voor sectoren waarbij geen cao bekend is met uitzonderingsregeling, geldt dat 1,5 procent van de werknemers (9.410) te maken krijgt met een draaideurconstructie. Voor sectoren met de uitzondering in de cao is er voor 3.550 werknemers sprake van een draaideurconstructie.

Figuur 3.19 Na invoering van de Wwz, hebben werknemers met een cao met een uitzonderingsre-geling een grotere kans op een draaideurconstructie

Bron: CBS Microdata, bewerking SEO Economisch Onderzoek (2020).

Aangezien de cao’s met uitzonderingsregel juist bedoeld zijn voor specifieke functies in sectoren die gebruikmaken van korte tussenpozen, valt te verwachten dat deze sectoren gedurende alle meet-perioden meer gebruikmaken van een draaideurconstructie. Voor de eerste instroomcohorten (2007 en 2010) is het aandeel werknemers met een draaideurconstructie echter gelijk in beide sectorgroepen. Deze gelijkenis wordt gedreven door een aantal sectoren (bijvoorbeeld onderwijs en cultuur, sport en recreatie) die gedurende 2007 en 2010 veelvuldig gebruikmaken van draaideur-constructies en gedurende het laatste instroomcohort niet meer. Deze sectoren hebben per 1 juli 2016 ook geen uitzondering in de cao laten opnemen. In de sector onderwijs, waar per 1 juli 2016

3,15%

4,18%

1,54%

3,00%

4,19%

2,22%

0%

1%

2%

3%

4%

5%

'07 '10 '15-'16

Aandeel met tenminste een draaideur

Instroomperiode

sector zonder uitzondering sector met uitzondering

geen sprake is van een uitzondering in de cao, is bijvoorbeeld een sterke afname van het aantal werknemers met een draaideurconstructie te zien (6 procentpunt). Deze groep zorgt er (gedeelte-lijk) voor dat het aantal tussenpozen in 2007 en 2010 relatief hoog is en in 2015-2016 relatief laag.

Overigens is in alle sectoren een afname in draaideurconstructies te zien. Ook in de sectoren die veelvuldig gebruikmaken van seizoensarbeid (bijvoorbeeld de sector landbouw, bosbouw en visse-rij).

Resultaten werkgeversenquête en diepte-interviews

Van alle werkgevers is 70 procent bekend met de aanpassing van de tussenpoos van drie naar zes maanden (bron: werkgeversenquête). Uit de diepte-interviews blijkt dat de tussenpoosregel door de gesproken werkgevers wordt nageleefd; ze zorgen ervoor dat de tussenpoos niet korter is dan zes maanden. Incidenteel worden de regels door deze werkgevers niet nageleefd, wat meer te ma-ken lijkt te hebben met de complexiteit van de regels en onbema-kendheid ermee dan met bewuste overtreding. Voor seizoenswerk is door de wetgever een uitzondering gemaakt: er kan voor sei-zoenswerk een onderbrekingstermijn van drie maanden voor specifieke functies worden afgespro-ken in de cao’s. Dat laatste is bijvoorbeeld gebeurd in cao’s van agrarische sectoren en de recrea-tiebranche. Hiernaar wordt door respondenten verwezen.

Uit de diepte-interviews komt naar voren dat de verlenging van de tussenpoos van invloed is op het contractbeleid, specifiek bij werkgevers die niet jaarrond werk kunnen bieden. Dit zijn werkge-vers die bijvoorbeeld afhankelijk zijn van het weer, zoals in de bouw en de schilderbranche. Voor-heen konden de werknemers drie maanden ‘in de WW’, of bij een ander bedrijf werken. De werk-nemers komen dan na drie maanden weer terug bij het oorspronkelijke bedrijf. Dit wordt wel ‘losse arbeid’ genoemd. De tussenpoos van zes maanden is voor deze werkgevers te lang: de werknemer is al eerder nodig. Soms werken werkgevers samen om iemand jaarrond in te zetten, maar dat kunnen ze nu niet meer door de verlenging van de tussenpoos. Het ‘ontvangende bedrijf’ kan niet altijd zes maanden werk bieden. Uit de diepte-interviews blijkt dat sommige werkgevers in dit soort gevallen overstappen van tijdelijke contracten naar externe inhuur, omdat die vorm wel de beno-digde flexibiliteit geeft.

Bij het spreken over de tussenpoosmaatregel is specifiek gevraagd naar het effect op het opnieuw aannemen van werknemers na een tussenpoos van zes maanden (zie Figuur 3.20). 14 procent van de werkgevers zegt dat de tussenpoosmaatregel effect gehad heeft. Werkgevers waarvan de bedrij-ven na 2015 zijn opgericht zeggen dat vaker (41 procent) dan werkgevers waarvan de bedrijbedrij-ven voor 2015 zijn opgericht (11 procent).Een verklaring voor dat verschil is zonder nader onderzoek moeilijk te geven.

Figuur 3.20 Invloed van de wijziging tussenpoos op contractbeslissingen

Bron: Enquête werkgevers SEO, De Beleidsonderzoekers, Mediad (2020).

Notitie: Percentages kleiner dan 5 procent zijn niet weergegeven in deze grafiek.