• No results found

Draagvlak inwoners voor CtC in het CtC-gebied

In document Opgroeien in veilige wijken (pagina 63-67)

Belangrijk uitgangspunt van CtC is de community-readiness, de betrokkenheid en het draag-vlak van mensen en sleutelfiguren uit de wijk. Uit de eerdere onderzoeken naar CtC blijkt dat dit een moeilijk punt is in Nederland. Het is in de praktijk lastig bewoners daadwerkelijk te betrekken bij de ontwikkeling en uitvoering van CtC, meestal blijft het bij hen informeren over de aanpak. In Leiden zijn er overigens wel actieve pogingen gedaan om jongeren bij CtC te betrekken en in Maassluis zijn er in de beginfase voorlichtingenavonden voor de bewoners georganiseerd. Hoewel het iets is teruggelopen, blijkt dat het draagvlak voor CtC toch nog steeds groot is. In Hoogvliet is het draagvlak de afgelopen jaren zelfs toegenomen; daar wor-den jaarlijks draagvlakconferenties georganiseerd. Alle drie de locaties brengen nieuwsbrie-ven uit om bewoners en professionals te informeren.

1

Figuur 4.11 Draagvlak voor CtC (0= geen, 5= veel)

De meeste leden zijn van mening dat er weinig tot nauwelijks weerstand is tegen CtC. Maar één lid geeft aan dat er sprake is van enige weerstand. De meeste leden vinden dat de instel-lingen en organisaties zich bewust zijn van CtC en bereid zijn om daar tijd, faciliteiten of geld voor ter beschikking te stellen. Het draagvlak binnen de eigen organisaties is groot. De leden voelen zich zeer gesteund door hun eigen organisaties.

Iets meer dan de helft van de leden (60%) waarderen de preventie aanpak van CtC meer dan de manier waarop instellingen voorheen probeerden om probleemgedrag bij jongeren te voorkomen. Een vijfde denkt dat het even effectief is en vijf leden weten het niet.

Tabel 4.2 Draagvlak voor de CtC-aanpak in het CtC-gebied

Zeer mee Enigszins Enigszins Zeer mee

oneens mee oneens mee eens eens

De organisaties in het CtC-gebied hebben een gezamenlijke visie op de preventie van

probleemgedrag van jongeren 2 2 16 3

Organisaties in het CtC-gebied weten hoe ze

samen moeten werken om dingen gedaan te krijgen - 8 16 1

Organisaties in het CtC-gebied zijn zich bewust

van de aanpak - 6 18 1

Organisaties in het CtC-gebied steunen de aanpak 1 3 17 4

Organisaties in het CtC-gebied zijn bereid om voorzieningen als tijd, faciliteiten of geld ter

beschikking van CtC te stellen 1 3 19 2

Mijn organisatie ondersteunt mijn betrokkenheid

bij CtC 1 3 11 10

0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4

leiden maassluis Hoogvliet

2006 2009

Leiden M aassluis Hoogvliet

4.6 Conclusies

Wat de structuur en organisatie van de CtC-projecten betreft kunnen we concluderen dat het alle locaties lukt om sectoroverschrijdend te werken. De preventieteams zijn breed samen-gesteld en in de loop der jaren blijken zich steeds meer partijen aan te sluiten. De preven-tieteams werken, volgens eigen zeggen, gestructureerd en efficiënt samen. De leden vinden dat deelname aan CtC goed inpasbaar is binnen hun werk en een duidelijke meerwaarde heeft, zowel voor henzelf als voor de instelling waar zij werkzaam zijn. De respondenten waarderen vooral het sectoroverstijgend werken en het netwerk dat deelname hen oplevert.

Minpunten zijn de vergaderfrequentie, die wel wat hoger zou mogen zijn, en de wisselingen van de preventieteamleden. De aanwezigheid van een vaste projectleider is belangrijk voor de continuïteit en de voortgang van het project. In Leiden en Maasluis zijn nogal wat wisse-lingen van de projectleider geweest. Zij scoren bij het invullen dan ook lager dan deelge-meente Hoogvliet, die op alle items hoger scoort. In Leiden en Maassluis is in 2009 rond een aantal onderwerpen zelfs een daling te zien ten opzichte van 2006. Zij scoorden bij de start als ‘jonge’ pilots echter vrij hoog vergeleken met andere steden (Steketee, Mak en Huygen, 2006). De resultaten zijn nu meer in overeenstemming met de andere pilots uit 2006. De vele wisselingen in Leiden en Maassluis zijn mogelijk ook de reden dat er in 2009 binnen het team minder kennis over CtC aanwezig is dan in het begin van het project.

Alle drie de locaties hebben een breed samengesteld preventieteam, waaraan organisa-ties uit verschillende sectoren deelnemen. Opvallend is dat in tegenstelling tot 2006 en an-dere CtC-locaties in Nederland, bewonersorganisaties en woningbouwcoöperaties betrokken zijn bij CtC. Het draagvlak voor CtC is dan ook groot en ouders en jongeren worden eveneens in bepaalde mate betrokken bij de ontwikkeling van CtC. CtC draagt volgens de leden van de preventieteams bij aan een sluitende aanpak van jongerenproblemen en zorgt voor meer sa-menhang in het lokale preventief jeugdbeleid. CtC levert volgens hen ook een duidelijke bij-drage aan de samenwerking en de communicatie tussen betrokken instellingen in het CtC-gebied. Het werken met CtC verhoogt, zeker in potentie, de kwaliteit van de program-ma’s, omdat bewust gebruikgemaakt wordt van veelbelovende of effectieve programma’s. In praktijk blijkt het niet altijd mogelijk effectieve programma in te zetten, vanwege de be-perkte beschikbaarheid van programma’s met dit predikaat.

De preventieteamleden zijn van mening dat de signalen van jeugdproblematiek meestal eerder worden opgepakt en dat jongeren doorgaans sneller worden verwezen naar een instel-ling met een passend aanbod voor hen. Minder zeker zijn de leden over de bijdrage van CtC bij het voorkomen dat jongeren tussen de wal en het schip terecht komen. Meer dan de helft betwijfelt of er wat dat betreft iets veranderd is. Ook ten aanzien van het tussen de instel-lingen heen en weer schuiven van jongeren is een meerderheid van mening dat er niets ver-beterd is of men weet het niet.

De leden verwachten (nog) niet dat de effecten van CtC voor het probleemgedrag van jongeren al zichtbaar zijn. Omdat de programma’s vooral gericht zijn op de jongere jeugd in de wijk of stad, is de verwachting dat de effecten pas op langere termijn zichtbaar zullen worden.

Wat betreft de duurzaamheid van de methodiek zijn de leden redelijk positief. Ze zijn er tus-sen 2006 en 2009 zelfs iets positiever over geworden. Ook de toegenomen betrokkenheid van instellingen die niet direct met jeugd te maken hebben, zoals bewonerscommissies en wo-ningcorporaties, lijkt een verwijzing naar de verankering van CtC. Daar staat een bedreiging van de continuïteit tegenover door wisselingen van zowel projectleider als leden van preven-tieteam.

In vergelijking met de eerste pilotgemeenten (Steketee e.a, 2006), is er op alle drie de locaties een element toegevoegd aan de methodiek, namelijk de werkgroepen. De werkgroe-pen vervullen een belangrijke taak in de coördinatie van de programma’s uit het preventie-plan en hebben daarmee een centrale rol in de uitvoering. Voor gemeenten die in de toekomst met CtC aan de slag gaan is het daarom wellicht goed om deze in de organisatie-structuur op te nemen.

In document Opgroeien in veilige wijken (pagina 63-67)