• No results found

Door: G. Haandrikman

In document GEMEENTE BUREN (pagina 182-200)

Datum: 20 september 2013

Opgesteld door: G. Haandrikman Projectnr: HARO31-20130920

Pagina 2 van 15

1 Inleiding ... 3

1.1 Aanleiding voor het uitvoeren risicoberekeningen ... 3

1.2 Toegepast software pakket ... 3

2 Invoergegevens ... 5

2.1 Interessegebied ... 5

2.2 Relevante leidingen ... 5

2.3 Populatie ... 6

3 Plaatsgebonden risico ... 9

3.1 Figuur 3.1 Plaatsgebonden risico voor W-527-01 van N.V. Nederlandse Gasunie ... 9

3.2 Figuur 3.2 Plaatsgebonden risico voor W-527-06 van N.V. Nederlandse Gasunie ... 9

4 Groepsrisico screening ...11

4.1 Figuur 4.1 Groepsrisico screening voor W-527-01 van N.V. Nederlandse Gasunie ...11

4.2 Figuur 4.2 Groepsrisico screening voor W-527-06 van N.V. Nederlandse Gasunie ...12

5 FN curves ...13

5.1 Figuur 5.1 FN curve voor W-527-01 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 5720.00 en stationing 6720.00 ...13

5.2 Figuur 5.2 FN curve voor W-527-06 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 0.00 en stationing 1000.00 ...13

6 Conclusies ...14

Pagina 3 van 15

1.1 Aanleiding voor het uitvoeren risicoberekeningen

Er liggen plannen om op het perceel Laageinde 49 in Kapel-Avezaath twee woningen te realiseren. In het vigerende bestemmingsplan is de voorgenomen ontwikkeling niet zondermeer toegestaan. Om de locatie te kunnen ontwikkelen moet een ruimtelijke onderbouwing bij het op te stellen bestemmingsplan worden gevoegd.

Onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing is een paragraaf over externe

veiligheidsaspecten. Behalve de nabije ligging van de rijksweg A15 en de Betuweroute, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, ligt er ook een aardgasleiding ten zuiden van de locatie. Omdat het invloedsgebied over het plangebied valt, is in het kader van het nieuwe bestemmingsplan voor deze leiding kwantitatieve risicoberekening uitgevoerd met behulp van het programma Carola versie 1.0.0.51.

In onderstaande figuur is de ligging van het plangebied weergegeven (bron: Risicokaart Gelderland)

1.2 Toegepast software pakket

De risicostudie in dit rapport is uitgevoerd conform de door de overheid gestelde richtlijnen voor het uitvoeren van risicoanalyses aan ondergrondse gelegen hogedruk

aardgastransportleidingen [1, 2, 3, 4]. De analyse is uitgevoerd met het pakket CAROLA. CAROLA is een software pakket dat in opdracht van de Nederlandse overheid is ontwikkeld, hogedruk aardgastransportleidingen.

Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als de kans per jaar dat een onbeschermd persoon die onafgebroken op dezelfde plaats verblijft, komt te overlijden als gevolg van een ongeval met een potentieel gevaarlijke bron. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door middel van contouren met een gelijke risicowaarde op een kaart.

Pagina 4 van 15 ongeval met die buisleiding, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt weergegeven in een FN-curve, een dubbel logaritmische grafiek waarbij op de horizontale as het aantal doden (N) wordt gegeven en op de verticale as de cumulatieve frequentie (F) van tenminste N doden.

Om te bepalen of de berekende risico’s acceptabel zijn wordt getoetst aan de normen zoals die worden vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen.

Voor het plaatsgebonden risico geldt dat er zich geen (geprojecteerde) kwetsbare objecten mogen bevinden binnen de plaatsgebonden risico contour van 10-6 per jaar. Voor

(geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten geldt het 10-6 per jaar PR criterium als richtwaarde.

Daarnaast geldt een generiek verbod tot het oprichten van bouwwerken binnen een afstand van vijf meter aan weerszijden van een buisleiding gemeten vanuit het hart van de

buisleiding, de zogenaamde belemmeringenstrook. Deze moet zijn vastgelegd in het bestemmingsplan.

Het groepsrisico is voorzien van een oriëntatiewaarde, die voor buisleidingen gesteld is op F∙N2 < 10-2 per jaar per km leiding, waarin F de frequentie per jaar is met N of meer dodelijke slachtoffers. Daarnaast geldt een verantwoordingsplicht, waarbij het bevoegd gezag verplicht wordt gesteld om advies in te winnen bij hulpverleningsdiensten omtrent aspecten als hulpverlening en zelfredzaamheid. Laatstgenoemde aspecten, en daarmee de verantwoordingsplicht, worden in dit rapport niet geadresseerd.

Pagina 5 van 15 De risicoberekeningen die in dit rapport zijn beschreven zijn uitgevoerd met CAROLA versie 1.0.0.51. De gehanteerde parameterfile heeft versienummer 1.2. De berekeningen zijn uitgevoerd op 14-09-2013.

Dit project is opgeslagen onder de naam E:\Data\Bestemmingsplanperikelen_adviezen\ Buren (buitengebied)\Laageinde 49 Kapel-Avezaath\Laageinde 49 Kapel-Avezaath.crp en is laatstelijk bijgewerkt op 10-09-2013.

Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van de meteorologische gegevens van het weerstation Soesterberg.

In dit hoofdstuk worden de verschillende invoergegevens nader gespecificeerd in de navolgende secties.

2.1 Interessegebied

Het interessegebied is weergegeven in figuur 2.1

Figuur 2.1 Interessegebied voor de uitgevoerde risicoberekeningen

2.2 Relevante leidingen

Op basis van het gespecificeerde interessegebied zijn de volgende aardgastransportleidingen meegenomen in de risicostudie.

Eigenaar Leidingna am

Diameter [mm] Druk [bar] Datum aanleveren gegevens N.V. Nederlandse Gasunie W-527-01 219.10 40.00 10-09-2013 N.V. Nederlandse Gasunie W-527-06 168.30 40.00 10-09-2013

Pagina 6 van 15 Er zijn geen leidingen aanwezig waarvan de vervaldatum voor het gebruik van de gegevens is overschreden.

De leidingen zijn gevisualiseerd in figuur 2.2.

Figuur 2.2 Buisleidingen aanwezig in de omgeving van het interessegebied

Leidingen meegenomen in de risicoberekeningen

Leidingen waarvoor de houdbaarheidsdatum van de gegevens verstreken is

Voor de in bovenstaande tabel opgenomen leidingen zijn geen risico mitigerende

maatregelen verdisconteerd in de bijbehorende risicoberekeningen. Het invloedsgebied, of wel het 1% letaliteitsgebied, is vastgesteld op 95 m. aan weerszijden van de

gasleidingstroken1. De vlakken met relevante populatie is weergegeven in figuur 2.3. Het aantal woningen en gebouwen, waar zich personen bevinden, zijn bepaald aan de hand van Google Maps satelliet kaarten, gegevens en plattegronden uit milieuvergunningen en aan de hand van data van Populatiebestand.nl. Voor de vaststelling van het aantal personen is uitgegaan van de standaard personendichtheden, zoals 2,4 personen per woning en 1 werknemer per 1000 m2 (extensief benut) bedrijfsvloeroppervlakte2.

2.3 Populatie

Voor de bepaling van het groepsrisico is het van belang dat de populatie rondom de aardgastransportleidingen wordt geïnventariseerd.

1 Handboek/handleiding buisleiding in bestemmingsplannen, ministerie VROM, maart 2010

2 Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico, ministerie VROM versie 1.0, november 2007, PGS 1 (Groene Handboek) en PGS 3 (Paarse Handboek)

Pagina 7 van 15

Figuur 2.3 Bevolking meegenomen in de risicoberekeningen

Populatietype Polygoonpunten Populatiepolygoon

Wonen Werken Evenement

Populatiepolygonen

Label Type Aantal Dichtheid Vervangmodus Percentage Personen Bedrijvengebied 1 Werken 10.0 Toevoegen

Nieuwe Populatie Wonen en werken agrarisch 1 Wonen 15.0 Toevoegen Nieuwe Populatie

Extensief wonen Wonen 20.0 Toevoegen

Nieuwe Populatie Recreatieoord In Den Boomgaard Lingesteeg 12 Wonen 50.0 Toevoegen Nieuwe Populatie Wonen en werken gemengd Wonen 36.0 Toevoegen Nieuwe Populatie

Pagina 8 van 15 Populatie

Populatiebestanden

Pad Type Aantal Percentage

Personen

Pagina 9 van 15 Voor de in voorgaande hoofdstuk genoemde leidingen is het plaatsgebonden risico bepaald. Voor elk van de leidingen wordt het plaatsgebonden risico weergegeven als

iso-risicocontouren op een achtergrondkaart.

3.1 Figuur 3.1 Plaatsgebonden risico voor W-527-01 van N.V. Nederlandse Gasunie

Pagina 10 van 15 1E-4 1E-5 1E-6 1E-7 1E-8

Pagina 11 van 15 Om in één oogopslag een indruk te krijgen van het groepsrisico wordt het groepsrisico

gescreend alvorens voor specifieke segmenten FN-curves te visualiseren. Voor elk van de leidingen wordt per stationing de overschrijdingsfactor van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico weergegeven. Deze is berekend door rondom elk punt op de leiding één kilometer segment te kiezen die gecentreerd ligt ten opzichte van dit punt. Voor deze kilometer leiding is een FN-curve berekend en voor deze FN-curve de overschrijdingsfactor. Het te berekenen groepsrisico per kilometer buisleiding wordt vergeleken met de lijn die de kans weergeeft op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–4

per jaar en de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–6 per jaar;

De overschrijdingsfactor is de verhouding tussen de FN-curve en de oriëntatiewaarde. Daarmee is de overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden. Een overschrijdingsfactor kleiner dan 1 geeft aan dat de FN-curve onder de oriëntatiewaarde blijft. Bij een waarde van 1 zal de FN-curve de oriëntatiewaarde raken. Bij een waarde groter dan 1 wordt de oriëntatiewaarde overschreden.

4.1 Figuur 4.1 Groepsrisico screening voor W-527-01 van N.V. Nederlandse Gasunie

De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 10 slachtoffers en een frequentie van 4.79E-010.

De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 4.794E-006 en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing 5720.00 en stationing 6720.00. Voor deze kilometer leiding is de FN-curve opgenomen in het volgende hoofdstuk. De betreffende kilometer leiding is gevisualiseerd in figuur 4.1.

Figuur 4.1 Kilometer leiding behorende bij de maximale overschrijding van de FN-curve voor W-527-01 van N.V. Nederlandse Gasunie

Pagina 12 van 15

4.2 Figuur 4.2 Groepsrisico screening voor W-527-06 van N.V. Nederlandse Gasunie

De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 13 slachtoffers en een frequentie van 2.66E-007.

De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 4.487E-003 en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing 0.00 en stationing 1000.00. Voor deze kilometer leiding is de FN-curve opgenomen in het volgende hoofdstuk. De betreffende kilometer leiding is gevisualiseerd in figuur 4.2.

Figuur 4.2 Kilometer leiding behorende bij de maximale overschrijding van de FN-curve voor W-527-06 van N.V. Nederlandse Gasunie

Pagina 13 van 15 Voor elk van de eerder genoemde leidingen is het groepsrisico voor de gehele populatie berekend, inclusief de nieuwe woningen. Een samenvatting van de resultaten hiervan is gegeven in het voorgaande hoofdstuk; in dit hoofdstuk wordt voor elk van de leidingen de daadwerkelijke FN-curve gegeven van de (in termen van groepsrisico) “slechtste” kilometer van het betreffende tracé.

5.1 Figuur 5.1 FN curve voor W-527-01 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 5720.00 en stationing 6720.00

5.2 Figuur 5.2 FN curve voor W-527-06 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 0.00 en stationing 1000.00

Pagina 14 van 15 Uit de Carola v.1.0.0.51 berekeningen blijkt dat het transport van aardgas door de in de omgeving liggende buisleidingen van de Gasunie geen PR=10-6 contour per jaar oplevert. Het PR=10-8 / jaar (1% letaal), overeenkomend met het interessegebied ligt op 95 meter voor de beide buisleidingen W-527-01 en W-527-06. De twee geprojecteerde woningen liggen (gedeeltelijk) binnen de PR=10-8/jaar contour van W-527-06.

Verder blijkt dat de beide FN-curves ruim onder de oriëntatiewaarde (O.W.) liggen. Voor de gasleiding W-527-06 is een groepsrisico berekend van < 0,1 x O.W.

Ten opzichte van de “oude” situatie zijn er nagenoeg geen veranderingen in de populatie. In het oude pand was er sprake van 1 huishouden. De in het pand aanwezige museum en de ateliers met haar bezoekers en gebruikers waren mogelijk op basis van het huidige

bestemmingsplan. Dus er was juridisch-planologisch en feitelijk ruimte voor redelijke aantallen personen.

De verandering van het aantal personen binnen de PR=10-8/jaar contour is dus nauwelijks van invloed op de hoogte van het groepsrisico.

Aan de wettelijke eisen van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt voldaan.

Pagina 15 van 15 [1] Risicomethodiek aardgastransportleidingen. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en

Milieu. Brief 390/06 CEV Lah/pbz-1191. 6 november 2006.

[2] Risicomethodiek aardgastransportleidingen. Ministerie van VROM. Brief 2006.334302. 7 december 2006.

[3] Laheij GMH, Vliet AAC van, Kooi ES. Achtergronden bij de vervanging van zoneringafstanden hogedruk aardgastransportleidingen van de N.V. Nederlandse Gasunie. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. RIVM-rapport 620121001/2008. 2008.

[4] M. Gielisse, M.T. Dröge, G.R. Kuik. Risicoanalyse aardgastransportleidingen. N.V. Nederlandse Gasunie. DEI 2008.R.0939. 2008.

NATUURTOETS

LAAGEINDE 49 TE KAPEL-AVEZAATH

Auteur: F. (Frank) Samsen

Veldonderzoek: M. (Mike) Wallink

Eindredactie: M. Wallink

Project: 12-149f

Datum: 18 oktober 2013

Status: Concept

Aanleiding en doelstelling

In opdracht van Witpaard heeft EcoGroen Advies BV een quickscan natuurtoets uitgevoerd. Deze natuurtoets is noodzakelijk ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing voor de sloop van een ruïne en de bouw van twee nieuwe woningen aan Laageinde 49 te Kapel-Avezaath. Het plangebied ligt in de EHS langs de rivier de Linge. In het plangebied zijn diverse restanten van afgebrande gebouwen, ruïnes, oude bomen en een verwaarloosde tuin met vijver aangetroffen. Voor de ligging wordt verwezen naar bijlage 1. Het onderzoek is voor een belangrijk deel gebaseerd op een veldbezoek op 18 september 2013. Het was droog, bewolkt en +/- 16o C. Tijdens het veldonderzoek is het gehele plangebied grondig geïnspecteerd. De consequenties van de beoogde ruimtelijke ingreep op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst aan de Flora- en faunawet. Ook is gekeken naar de relatie van het plangebied met de vigerende gebiedsgerichte natuurbescherming.

Gebiedsgerichte natuurbescherming

Aangezien het plangebied in de EHS (zie bijlage 1) ligt en aanwezigheid van beschermde flora / fauna is vastgesteld of niet is uit te sluiten, zijn negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet op voorhand uit te sluiten. Strikt

beschermde soorten als vleermuizen, worden in Gelderland tot de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS gerekend. Verder dient de boogde ontwikkeling op de locatie zorgvuldig te worden ingepast, zodat er geen negatieve effecten optreden op de EHS in de directe omgeving door bijvoorbeeld toenemende verlichting. In deze situatie is zodoende nader onderzoek gevraagd naar het effect op soorten (hier met name vleermuizen, zie hieronder) en dient te worden gezorgd voor een zorgvuldige inpassing van de nieuwe plannen binnen de EHS.

Op basis van de aard van de ruimtelijke ingrepen en de afstand tot beschermde natuurgebieden worden geen negatieve effecten verwacht op de in de omgeving aanwezige Natura 2000-gebieden of Beschermde natuurmonumenten.

Aangetroffen en te verwachten soorten

Zwaar(der) beschermde of bedreigde plantensoorten zijn in het plangebied of binnen de invloedssfeer van de plannen niet aangetroffen of te verwachten. In het plangebied zijn grote hoeveelheden (laag)beschermde soorten als grote kaardenbol (meer dan 50 exemplaren) en brede wespenorchis (meer dan 150 exemplaren, zie locaties in bijlage 1) aangetroffen. De volgende meer algemene soorten zijn waargenomen: bezemkruiskruid, hondsdraf, gewoon nagelkruid, grote berenklauw, kropaar, grote brandnetel, bosandoorn, akkerdistel, harig wilgenroosje, liesgras, wolfspoot, look-zonder-look,

dagkoekoeksbloem, speerdistel, gele dovenetel, scherpe boterbloem, bastaardwederik, klein hoefblad, fluitekruid,

heelblaadjes, zomerfijnstraal en robertskruid. Verspreid op het perceel staan diverse struiken en oudere bomen: linde, gewone vlier, wilde paardenkastanje, appel, pruim, iep, vlinderstruik, gewone es en eik;

In de aanwezige restanten van gebouwen zijn veel kieren, spleten en scheuren waargenomen die duiden op potentiële verblijfsplaatsen voor vleermuizen. Vleermuizen kunnen op basis van het veldonderzoek niet worden uitgesloten; Het plangebied lijkt uitermate geschikt voor diverse algemene zoogdieren zoals rosse woelmuis, bosmuis, huisspitsmuis,

veldmuis, mol, egel, haas en konijn. Deze laag beschermde zoogdieren zijn hier zeker te verwachten. Strikt beschermde grondgebonden zoogdiersoorten zoals steen- of boommarters of sporen daarvan zijn niet waargenomen. Aanwezigheid van deze soorten kan op basis van veldonderzoek worden uitgesloten;

bos en struweel aangetroffen of te verwachten;

Tijdens een intensieve bemonstering van de tuinvijver met een schepnet zijn geen vissen of amfibieën aangetroffen. Het aanwezige biotoop (volledig in schaduw en volledig bedekt met kroos) is ongeschikt voor de uit de omgeving bekende strikt beschermde kamsalamander. Deze soort is ook niet aangetroffen en wordt zodoende (net als andere strikt beschermde amfibieën) ook niet verwacht in het plangebied. Beschermde vissen zijn ook niet aangetroffen en kunnen wegens het ontbreken van geschikt biotoop worden uitgesloten. Mogelijk gebruiken enkele laag beschermde amfibieën de vijver en het plangebied respectievelijk als voortplantingswater en overwinteringsbiotoop;

Verblijfplaatsen van zwaar beschermde reptielen, libellen, dagvlinders en andere ongewervelden zijn niet aangetroffen en worden op basis van de aangetroffen situatie ook niet in het plangebied verwacht.

Effectbeoordeling en mitigerende maatregelen

Vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid wordt aanbevolen om de hotspots met veel exemplaren van grote kaardenbol en brede wespenorchis te ontzien. Mocht dat niet mogelijk zijn dan wordt aangeraden om de hotspots in de herfst (geen vorst) ruim uit te graven en te verplaatsen naar een plek in de directe omgeving met vergelijkbare standplaatsfactoren;

Omdat aanwezigheid van vaste verblijfsplaatsen voor vleermuizen niet is uit te sluiten, kunnen de beoogde plannen nadelige gevolgen hebben voor eventueel aanwezige vaste verblijfsplaatsen, vlieg- en/of jachtroutes en op belangrijk foerageergebied van vleermuizen. Nader onderzoek naar vleermuizen is nodig in de periode mei – oktober conform vleermuisprotocol; Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden

voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor begin maart en na eind juli of de invloedsfeer van de plannen kort voorafgaand aan het werk te controleren op broedende vogels en in gebruikzijnde nesten. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum;

Bij de beoogde plannen kunnen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren, planten en amfibieën verloren gaan. Voor deze soorten geldt echter in deze situatie automatisch vrijstelling van de

verbodsartikelen uit de Flora- en faunawet en zijn zodoende geen verplichte vervolgacties nodig. Uitvoering in de maanden september/oktober levert over het algemeen de minste schade op aan deze soorten, dat is namelijk buiten de kwetsbare voortplantings- en overwinteringsperiode.

1

Onder jaarrond beschermde nesten van broedvogels wordt verstaan: in functie zijnde nesten van de Ooievaar, Boomvalk, Buizerd, Havik, Ransuil, Roek, Wespendief, Zwarte wouw, Slechtvalk, Sperwer, Steenuil, Kerkuil, Oehoe, Gierzwaluw, Grote gele kwikstaart en Huismus. Dergelijke nesten mogen niet zondermeer worden verwijderd of verstoord.

© EcoGroen Advies (2013)

Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt mits onder bronvermelding.

EcoGroen Advies is lid van het Netwerk Groene Bureaus (www.netwerkgroenebureaus.nl), de brancheorganisatie voor groene adviesbureaus en conformeert zich tevens aan de door het netwerk opgestelde gedragscode. EcoGroen Advies heeft tevens van het voormalige Ministerie van EL&I een volledige ontheffing in gevolge artikel 75A van de Flora- en faunawet, voor de inventarisatie van beschermde planten en dieren in Nederland en het bezit en gebruik van diverse vangmiddelen (registratienummer FF/75A/2011/007). In overleg bestaat de mogelijkheid om voorliggende samenvatting uit te Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt mits onder bronvermelding.

EcoGroen Advies is lid van het Netwerk Groene Bureaus (www.netwerkgroenebureaus.nl), de brancheorganisatie voor groene adviesbureaus en conformeert zich tevens aan de door het netwerk opgestelde gedragscode. EcoGroen Advies heeft tevens van het voormalige Ministerie van EL&I een volledige ontheffing in gevolge artikel 75A van de Flora- en faunawet, voor de inventarisatie van beschermde planten en dieren in Nederland en het bezit en gebruik van diverse vangmiddelen (registratienummer FF/75A/2011/007). In overleg bestaat de mogelijkheid om voorliggende samenvatting uit te breiden tot een uitgeschreven rapportage. Neem daarvoor contact op met de auteur.

In document GEMEENTE BUREN (pagina 182-200)