• No results found

doet de instructie van de stimulatie.

Terwijl de boekjes van de FAT worden uitgedeeld door begeleider 1 en 2, vraagt begeleider 3 even kort aan de klas hoe ze de Raven vonden.

(Instructie begint als alle boekjes zijn uitgedeeld.)

Op jullie tafel hebben jullie nu als het goed is allemaal weer een boekje liggen, klopt dit?

(Zo nee; dan komt begeleider 1 of 2 het boekje brengen.)

In dit boekje staan op elke bladzijde twee boerderijdieren, net zoals op dit papier.

(Begeleider 3 wijst naar de tekening op het A3 op het bord.) Jullie mogen op elke

bladzijde kiezen over welk dier jullie het liefst een boekje zouden willen lezen. Let op: Je kiest hier tussen het linker en rechter dier. Het dier waar je het liefst een boekje over wilt lezen, mag je omcirkelen.

Van deze twee dieren, zou ik het liefste een boekje over het schaap willen lezen. Wat moet ik nu doen? (Begeleider wijst eventueel iemand aan die antwoord mag

geven.) Juist, ik zet een cirkel om dit dier heen.

Nu mag je je boekje open doen. Kijk eens naar de eerste bladzijde. Over welke van deze twee boerderijdieren zou jij het liefst een boekje willen lezen? Zet een cirkel om dit dier heen.

Is dit bij iedereen gelukt?

Nu mogen jullie zelf alle opdrachten uit het boekje maken. Doe dit zonder met je buurman of buurvrouw te praten. Kies wat jij wilt. Er zijn geen foute antwoorden. Als je klaar bent met alle opdrachten doe je je boekje dicht en steek je je vinger op. Dan komen wij je boekje halen. (Tijdslimiet: 5 minuten. Begeleiders 1 en 2 halen de

boekjes op als de kinderen hun vinger opsteken en controleren of de naam duidelijk leesbaar is en of er op elke pagina een keuze is gemaakt en of er niet meerdere dieren bij één keuze zijn omcirkeld. Opnieuw laten kiezen als er geen of twee dieren zijn omcirkeld.)

Als je tussendoor een vraag hebt, of het niet meer snapt mag je je vinger opsteken en komt er iemand om je vraag te beantwoorden.

Heeft er iemand nog een vraag?

(Indien er vragen zijn deze beantwoorden.)

Bijlage 3: Stimulatie

Vragen (Experimentele conditie)

Na al deze taakjes gaan we nu wat leuks doen. We gaan jullie wat vragen stellen. Er is geen boekje voor nodig en je hoeft niks in te vullen. We gaan het er samen over hebben. We zijn benieuwd naar wat jullie allemaal over de koe weten. Wie kan er vertellen wat hij over de koe weet?

(Er wordt gestart met open vragen waarna de socratische dialoog (het bevragen van uitzonderingen).) Er wordt gehm’d en geokeed als reactie op antwoorden. Er wordt niet gezegd of iets goed of fout is.

Eerste vraag: wat weten jullie over de koe?

Je speelt in op de antwoorden door er één specifiek uit te pakken, bijvoorbeeld ‘Hij geeft melk.’ ‘Oké, ik hoorde dat de koe dus melk geeft.’ En dan vraag je: Hoe kan het dat hij melk geeft? Geeft elke koe melk? Geeft de koe altijd melk? Welke koe niet / Wanneer niet? Hoe komt dat dat die niet melk geeft en die wel melk geeft? Waarom geeft hij melk? Je probeert aan de hand van de antwoorden en sturingen alle 5 de zintuigen langs te gaan. De antwoorden van de kinderen zijn hierin dus leidend. Onderstaande uitwerking kan gebruikt worden om dieper op de vragen in te gaan.

Zien:

Hoe ziet een koe eruit? Welke kleur heeft een koe? Heeft hij ook nog andere

kleuren? Waarom is een koe [omschrijving]? Zijn alle koeien zwart met wit? Hoe kan het dat sommige koeien bruin met wit zijn en anderen zwart met wit? Waarom hebben koeien vlekken? Hebben alle koeien vlekken? Welke koeien niet? Waarom hebben zij geen vlekken?

Indien er geen antwoord volgt, wordt er een gesloten vraag met daarin een foute aanname gesteld. Bijvoorbeeld: Is een koe paars? Nee? Welke kleur dan?

Horen:

Welk geluid maakt een koe? Waarom zegt een koe [geluid]? Wanneer zeggen koeien [geluid]? Zeggen alle koeien boe?

Hoe praten koeien met elkaar?

Indien er geen antwoord volgt, wordt er een gesloten vraag met daarin een foute aanname gesteld, Bijvoorbeeld: Zegt een koe ‘tok, tok, tok’? Nee? Welk geluid dan?

Proeven:

Wat eten koeien? Waarom eten ze dat? Waarom eet een koe gras? Eten alle koeien gras? Vinden alle koeien gras lekker? Eten koeien alleen maar gras? Nee, welke koeien niet? / Nee, wanneer niet?

Indien er geen antwoord volgt, wordt er een gesloten vraag met daarin een foute aanname gesteld, Bijvoorbeeld: Eten ze ook snoep? Wat voor snoep? Of waarom eten ze geen snoep?

Voelen:

Hebben jullie weleens een koe geaaid? Hoe voelt een koe als je hem aait? Hoe kan het dat een koe zo voelt? Voelen alle koelen zo?

Indien er geen antwoord volgt, wordt er een gesloten vraag met daarin een foute aanname gesteld. Bijvoorbeeld: Heeft een koe schubben/veren?

Ruiken:

Waar ruikt een koe naar? Hoe kan het dat hij naar [geur] ruikt? Ruiken alle koeien zo? Welke koeien niet? Ruiken koeien altijd zo? Wanneer niet?

Wast een koe zich ook? Hoe wast een koe zich? Wassen alle koeien zich zo? Wanneer wast een koe zich? Wassen alle koeien zich als ze vies zijn? Waarom niet? Indien er geen antwoord volgt, wordt er een gesloten vraag met daarin een foute aanname gesteld. Bijvoorbeeld: Ruikt een koe naar parfum/shampoo?

Eventueel:

Waar leven koeien? Waarom leven koeien daar? Hoe kan het dat een koe melk geeft?

Indien er geen antwoord volgt, wordt er gevraagd; leven koeien in de zee? Eventuele vragen van kinderen aan proefleider worden teruggekoppeld naar de kinderen zelf. Bijvoorbeeld: ‘hoeveel melk geeft een koe juf?’ wordt teruggekoppeld als: ‘wie weet hoeveel melk een koe geeft?’

Na vijf minuten delen begeleider 1 en 2 de laatste boekjes uit. Begeleider 3 weet dan dat ze moet afronden. Aan het einde wordt gezegd: ‘Jeetje, wat hebben jullie goed

meegedaan zeg!’ Dan gaan we nu nog één laatste opdracht doen. Het is dezelfde opdracht die jullie al eerder hebben gedaan. Jullie zien weer verschillende

boerderijdieren en moeten aangeven over welk boerderijdier je liever een boekje wil lezen; het linker of het rechter dier.

Verhaal Koe (Controleconditie)

Na al deze taakjes gaan we nu wat leuks doen. We gaan een verhaaltje over de koe voorlezen. Jullie hebben hier geen boekje voor nodig en je hoeft niks in te vullen. Ik begin nu met het verhaaltje. Als je een vraag hebt, ga ik die pas beantwoorden na het verhaaltje.

(Informatie uit boekje voor groep 3-5 over koeien)

Koeien en stieren

Boer Gilles heeft een boerderij met zestig koeien en grote weilanden. Een koe geeft elke dag melk. Wel dertig liter. Gilles verkoopt de melk aan de melkfabriek.

Koeien zijn vrouwtjes, stieren zijn mannetjes. Boer Gilles heeft geen stieren, want die geven geen melk.

Alle koeien hebben een naam. Zo is bijvoorbeeld Anna 4 de dochter van Anna 3.

Jonge koeien

In de stal heeft boer Gilles ook kalfjes, pinken en vaarzen. Kalfjes zijn de jongste dieren. Een pink is ongeveer een jaar oud. Een vaars is een jonge koe die net haar eerste kalfje heeft gekregen. Ze is dan twee jaar. Pas als ze een tweede kalfje krijgt, noem je haar een koe. Alle koeien hebben een oormerk. De nummers staan in een computer. Er staat bij wanneer de koe geboren is, wie haar ouders zijn en op welke boerderij ze woont.

In de wei

Veel boeren laten hun koeien in de zomer in het weiland. Dat is goed voor koeien. Ze kunnen vers gras eten en vrij rondlopen. Als de koeien gemolken moeten worden, haalt de boer ze binnen.

Er zijn ook boeren die hun koeien steeds in de stal houden. Dat vinden ze makkelijk. Het voeren en melken gaat dan sneller.

Er zijn twee soorten stallen. In een grupstal staat elke koe steeds op dezelfde plek. Het voer ligt voor haar neus klaar. In een loopstal kunnen de koeien kiezen waar ze gaan staan of liggen. Als ze honger hebben, lopen ze naar de voerbak. Koeien vinden het fijn om onder de borstel te staan. Ze worden er rustig van.

Eten

Een koe in de wei graast de hele dag. Eerst slaat ze haar tong om een pol gras. Dan trekt ze de pol los. Ze slikt het gras snel door, zonder te kauwen. De boer geeft de koeien nog ander voer: gedroogd gras, mais en brokken. Er zijn ook weilanden waar de koeien niet mogen grazen. De boer maait dat gras en droogt het. Gedroogd gras heet hooi.

Herkauwen

Als een koe genoeg gras heeft gegeten, gaat ze liggen. Dan begint het herkauwen. Het doorgeslikte gras komt uit de pens terug in de bek. De koe kauwt en kauwt. Dan slikt ze het gras weer door. het komt dan in de netmaag. Daarna komt het nog in de boekmaag en ten slotte in de lebmaag. Zo wordt het taaie gras steeds kleiner en fijner.

Melk geven

Als een koe een kalf heeft gekregen, zit er melk in haar uier. Die melk is voor het kalf. Maar de boer wil de melk ook hebben. Hij wil die melk verkopen. Daarom haalt de boer het kalf weg bij de koe. Hij geeft het kalf poedermelk. De boer zorgt ervoor dat de koe elk jaar een kalf krijgt. Zo blijft de koe melk geven.

Melken

Koeien melken gebeurt twee keer per dag. Vroeger deed de boer dat buiten. Hij melkte de koeien een voor een met de hand. Nu heeft hij een melk-machine in de stal. Eerst maakt hij de uier van de koe schoon. Dan maakt hij een slag met zuigers aan de vier tepels vast. De machine zuigt de melk eruit. Melken met de machine gaat sneller dan met de hand.

De melk-robot

Melken kan ook met een robot. De boer hoeft dan niets te doen. Als de koe voelt dat haar uier vol is, loopt ze naar de robot. De zuigers klemmen zich vanzelf aan de uier vast. Tijdens het melken krijgt de koe een bakje voer. Een computer houdt bij

hoeveel melk de koe heeft gegeven.

Koeiensoorten

De meeste koeien zijn zwart met wit. We noemen dat zwartbont. Er zijn ook roodbonte koeien. Die zijn roodbruin met wit. Andere koeien zijn helemaal wit of helemaal roodbruin. Schotse Hooglanders zijn koeien die het hele jaar buiten blijven. Met hun dikke vacht en lange haren kunnen ze goed tegen de kou. Je ziet ze in natuur-gebieden. Ze grazen het gras en het onkruid weg. Blaarkoppen zijn helemaal zwart of rood. Ze hebben een witte kop met een zwarte of rode vlek rond hun ogen. Lakenvelders zijn zwart of rood met in het midden een witte band. Blaarkoppen en Lakenvelders zijn er nog maar weinig. Gelukkig zijn er boeren die ervoor zorgen dat er toch kalfjes blijven komen.

Geluid

Een koe maakt een eigen geluid. Dit heet loeien. Het loeien klinkt meestal als ‘boe’. Koeien loeien, omdat ze daarmee andere koeien laten weten ‘ik ben er ook’.

Een koe ruikt meestal naar hooi en poep. Dat komt omdat koeien vaak op de boerderij staan. Op de boerderij staan meestal nog meer dieren. Een boer en een boerin zorgen elke dag voor al deze dieren.(hier stoppen.)

Koeien en stieren in andere landen

Een os is een stier. In sommige landen worden ossen gebruikt als trekdier. De boeren daar hebben geen machines. De ossen moeten het zware werk doen. In de bergen helpen de koeien de hele zomer mee. Ze lopen van wei naar wei. Om hun nek hangt een bel. Zo kan de boer horen waar ze zijn. Als de koeien na de zomer weer naar de stal gaan worden ze versierd met bloemen.

In India zijn koeien heilige dieren. Overal in de stad lopen ze los rond. Mensen mogen de koeien geen kwaad doen. Ze moeten juist goed voor ze zorgen.

Dit weet je nu over koeien

De boer heeft koeien voor de melk. Elke koe heeft een oormerk.

In de zomer staan veel koeien in het weiland. In de winter zijn ze in de stal. De koe slikt het gras door zonder te kauwen. Daarna gaat de koe het gras herkauwen.

De melk van een koe is eigenlijk voor haar kalf. Maar de boer haalt het kalf bij de koe weg.

De boer melkt zijn koeien met een machine. Sommige boeren hebben een melk- robot.

Er zijn veel soorten koeien. Van sommige soorten zijn nog maar weinig koeien over. In sommige landen werken ossen als trekdier. In India is de koe heilig.

Na het verhaal delen begeleider 1 en 2 de laatste boekjes uit. Begeleider 3 vertelt dat de boekjes uitgedeeld worden.. Aan het einde wordt gezegd: ‘Wat hebben jullie

goed geluisterd zeg!’ Dan gaan we nu nog één laatste opdracht doen. Hij is dezelfde opdracht die jullie al eerder hebben gedaan. Jullie zien weer verschillende

boerderijdieren en moeten aangeven over welk boerderijdier je liever een boekje wil lezen; het linker of het rechter dier.

1. Schaap – Ezel

---

3. Varken – Koe

---

5. Ezel – Geit

---

7. Schaap – Koe

---

9. Geit – Lama

---

11. Gans – Kip

---

13. Koe – Geit

---