• No results found

Doelstellingen Beschermd natuurmonument Meerstalblok

In document Natura 2000 Beheerplan 33. Bargerveen (pagina 35-43)

2.3 Instandhoudingsdoelstellingen

2.3.4 Doelstellingen Beschermd natuurmonument Meerstalblok

De onvergraven hoogveenkern van het Meerstalblok is op 26 juni 1973 aangewezen als staatsnatuurmonument, later als beschermd natuurmonument (NBOR-7583; Stcrt. 1973, nr. 129). Het gaat om een klein deel van het Bargerveen, in Afbeelding

Natura 2000 |beheerplan | Bargerveen

2 te herkennen als oranje rechthoek. Het Meerstalblok omvat de beste stukken van het hoogveen, waaronder het habitattype H7110A Actief hoogveen. Het gebied is in 1973 onder meer aangewezen vanwege de uitzonderlijke waarde die het heeft als een van de laatste restanten onvergraven hoogveen in Nederland.

Echter, ingevolge het bepaalde in art. 15a tweede lid Nbw 1998 is de status Beschermd natuurmonument in het geval van het ‘Meerstalblok’ met ingang van 5 juni 2013 (datum inwerkingtreding aanwijzingsbesluit) weer vervallen.

De status van beschermd natuurmonument had, op grond van de daarvoor geldende regelgeving, mede betrekking op de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied. Als zodanig aangewezen gebieden behouden deze

doelstellingen, maar de uitwerking is in het beheerplan facultatief geworden. Doelen die voortkomen uit de aanwijzing als Natura 2000-gebied hebben in het beheerplan voorrang. Hoewel anders geformuleerd worden de doelen van het beschermd natuurmonument Meerstalblok in de praktijk geheel gedekt door de uitwerking van de Natura 2000 instandhoudingsdoelen van het Bargerveen. Er zijn geen

3

Gebiedsbeschrijving

3.1 Beschrijving plangebied

3.1.1 Gebiedskenmerken

Het Bargerveen in het zuidoosten van Drenthe is het grootste van de

hoogveenrestanten van ons land. Het behoorde tot het ooit zeer uitgestrekte Bourtangerveen op de grens van Nederland en Duitsland. Het gebied bestaat grotendeels uit vlakten van meer of minder afgegraven hoogveen. Globaal komt deze verdeling neer op:

 Drie onvergraven hoogveenkernen met een totale oppervlakte van 70 ha  Een oppervlakte van circa 400 ha waarvan alleen de toplaag, het weinig

veraarde witveen, is afgegraven

 Een oppervlakte van ongeveer 950 ha waarvan naast het afgraven van de toplaag en vrijwel de gehele zwartveenlaag nog een restveenlaag van circa 0.5 tot 1 meter is overgebleven

 Een aantal cultuurlanden op onvergraven bovenveen van bij elkaar zo’n 600 ha welke afwisselend uit grasland, heide en bos bestaan en voor 20 ha uit

bouwland

 Enkele percelen van bij elkaar zo’n 70 ha welke na het afgraven tot dalgrond zijn ontgonnen.

Waar het veen tot dicht aan de minerale ondergrond is verwijderd zijn na vernatting grote plassen ontstaan, de zogeheten ‘baggervelden’. Andere delen zijn in gebruik geweest voor boekweitbrandcultuur. In het noordelijke deel van het gebied, het Meerstalblok, komen zo’n 10 ‘meerstallen’ voor op de onvergraven en weinig vergraven terreinen. Dit zijn voormalige veenmeertjes welke kenmerkend waren voor het centrum van de meest ontwikkelde hoogveencomplexen. Een groot deel van het Bargerveen is door grootschalige industriële vervening en vervolgens vernatting omgevormd tot een water-, insecten- en vogelrijk landschap. De omgeving is volledig ontgonnen en in gebruik als landbouwgebied.

Natura 2000 |beheerplan | Bargerveen

Figuur 3.1. Grondgebruikskaart van het Natura 2000-gebied Bargerveen. Bron: Ministerie van Economische Zaken, 2013

In het recente verleden zijn veel waterhuishoudkundige maatregelen uitgevoerd om het herstel van het hoogveen mogelijk te maken, veelal met succes. Aan de

noordzijde zijn recent zowel een hoogwaterbekken als een laagwaterbekken ingericht, waardoor zich hier nu grote plassen open water hebben gevormd. Vrij grote gebiedsdelen zijn door langdurig gebruik met lichte drainage omgevormd tot schraal grasland (bovenveengraslanden: een type dat alleen in het Bargerveen voorkomt).

Mede door de grote variatie aan biotopen en de gradiënt naar de Hondsrug herbergt het Bargerveen een aantal zeer zeldzame planten en dieren. Het gebied is een van de belangrijkste plaatsen waar nog actief (levend) hoogveen voorkomt en bovendien één van de twee gebieden waar heischraal grasland voorkomt in een samenstelling

die typerend is voor de bovenveengraslanden (de andere plek is het veenrestant in het nabijgelegen Oosterbos).

Het Bargerveen is voorts een bijzonder belangrijk broedgebied voor vogels van gevarieerd halfopen landschap met kleinschalige waterpartijen, zoals geoorde fuut, porseleinhoen, nachtzwaluw, blauwborst, paapje, roodborsttapuit en grauwe klauwier. Tussen 1985 en 2000 broedde meer dan de helft van de Nederlandse grauwe klauwieren in het Bargerveen (nu ongeveer 15 %) en het is één van de weinige gebieden buiten de Waddeneilanden waar blauwe kiekendief en velduil af en toe broeden. Het gebied is ten slotte tevens van grote betekenis als slaapplaats voor toendrarietganzen.

3.1.2 Eigendom en beheer

Het Bargerveen is vrijwel volledig eigendom van de Staat der Nederlanden en wordt beheerd door Staatsbosbeheer. Kleinere delen zijn in eigendom bij het Waterschap Vechtstromen, de gemeente Emmen en een aantal particulieren.

Figuur 3.2. Eigendomskaart Natura 2000-gebied Bargerveen. Bron: Ministerie van EZ, februari 2013.

Natura 2000 |beheerplan | Bargerveen

3.1.3 Bestemming hoogveenreservaat

Vanwege de belangrijke botanische waarden koopt de staat in 1968 66 ha hoogveen in het Meerstalblok. Dit gebied krijgt in 1973 de status van ‘Beschermd

staatsnatuurmonument’, later omgedoopt tot ‘beschermd natuurmonument’. In 1972 besluit het toenmalige Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM), een groter deel van het voormalige Bourtangerveen te behouden voor het nageslacht. Het lanceert een aankoopplan van zo’n 4.000 ha, bestemd voor het te stichten hoogveenreservaat Bargerveen. Mede om sociaaleconomische redenen wordt de oorspronkelijke oppervlakte van het aankoopplan teruggebracht naar 2.000 ha. Daarvan wordt uiteindelijk 2.096 ha gerealiseerd.

Definitie levend hoogveen

“Een levend hoogveen is een zowel horizontaal als verticaal begrensde eenheid in het landschap waarin:

 Zich uit de lokale neerslag een veenwaterlichaam heeft gevormd boven de regionale grondwaterspiegel;

 De plantaardige productie in hoofdzaak berust op de voedingsstoffen uit de atmosfeer;

 De natte condities de afbraak van organisch materiaal zodanig remmen dat veen wordt gevormd”

Definitie zoals genoemd in Van Wirdum, 1993, Ecosysteemvisie Hoogvenen.

3.2 Abiotiek

3.2.1 Hoogteligging

Het natuurgebied Bargerveen ligt op een zuidelijke uitloper van de Hondsrug. Daardoor ligt het hoog ten opzichte van de omgeving (18,5 – 21,5 m +NAP). Naar het westen en noorden wordt het gebied lager (16 m +NAP). Naar de zuidkant, richting het dal van het Schoonebeekerdiep loopt het maaiveld af naar 14 - 15 m +NAP, mede door inklinking als gevolg van de verdroging. Naar de oostkant in Duitsland liep het maaiveld vóór de afgraving van het Provincial Moor nog iets op. Door grootschalige afgraving is het maaiveld aan de Duitse kant nu meters lager dan dat van het Natura 2000-gebied.

Het Meerstalblok ligt het hoogst. Het veenpakket is daar deels niet afgegraven en nog tot circa 5,5 m dik. In Amsterdamsche Veld en Schoonebeekerveld-Oost is het veen grotendeels afgegraven. Hier rest nog circa 0,5-1,0 m. veen.

Afbeelding 7 geeft de hoogteligging weer van het huidige maaiveld. In de hoogteligging is de uitloper van de Hondsrug nog goed te herkennen, evenals de beekdalen van de Hunze en het Schoonebeekerdiep. Ook is zichtbaar dat het

Bargerveen aanzienlijk hoger ligt dan de geheel vergraven dalgronden rondom, voor zover deze niet op de Hondsrug-uitloper liggen.

Figuur 3.3. Hoogteligging van het Natura 2000-gebied Bargerveen en omgeving.

Goed zichtbaar is de dekzandrug van de Hondsrug in het Natura 2000-gebied en een glaciale verschuiving van zand vanaf de Hondsrug in oostelijke richting in de oerbedding van de Hunze. Op deze verschuiving bevindt zich het deelgebied Meerstalblok, met daarin onder meer de kernen van actief hoogveen. Bron: Algemene Hoogtekaart Nederland (2007).

3.2.2 Bodem

Het overgrote deel van het Bargerveen is sterk vergraven als gevolg van de intensieve veenwinning. Het gevolg is dat over grote oppervlakten het veenpakket voor een groot deel is verdwenen. De bodem in het Bargerveen bestaat daardoor voor een belangrijk deel uit vlierveengronden, en plaatselijk uit zandbodems. Op de meest recente bodemkaart (Stiboka, 1980) is het meest voorkomende bodemtype: veen in ontginning (Avo).

Alleen in het Meerstalblok zijn kleine oppervlakten niet verveend, waaronder de directe omgeving van het grote meerstal. Hier treffen we meerveengrond met veenmosveen (zVs) en madeveengrond met veenmosveen (aVs) aan. Voor een klein deel gaat het om metersdikke onvergraven veenpakketten. Deze bieden bij

beperking van de ontwatering het gunstigste uitgangspunt voor hoogveenherstel. Ook in het Meerstalblok bevinden zich echter veengronden met een veenkoloniaal dek, wat er op duidt dat de grond hier wel is verveend, maar dat de bovenste laag (de bolster) bij de vervening is teruggestort. Dit is een minder gunstig uitgangspunt voor hoogveenherstel.

Natura 2000 |beheerplan | Bargerveen

In de baggervelden in het zuidoosten van het Bargerveen is veel veen afgegraven. Hier resteert nog maar weinig veen op de zandbodem. Deze omgeving wordt nu onder water gezet en de condities voor hoogveenherstel zijn matig.

Het Schoonebeekerveld bestaat voor het grootste deel uit madeveengrond met veenmosveen. Het lijkt erop dat dit onvergraven stukken veen zijn, die evenwel sterk te leiden hebben van ontwatering, veraarding en inklinking.

In de veengronden is verder het onderscheid tussen weinig vergaan witveen en sterker vergaan zwartveen van belang. Het compactere witveen vormt een gunstigere uitgangssituatie voor hoogveenherstel (zie ook afbeelding 11).

Op de hoger gelegen Hondsrug aan de westzijde van het gebied worden op sommige plaatsen podzolgronden aangetroffen. Het gaat daarbij in en in de omgeving van het Bargerveen vaak om moerige podzolgronden met zand in ondiepe ondergrond. Verderop komen ook veldpodzolgronden voor, kenmerkend voor natte heiden. Voor het herstel en de ontwikkeling van actief en herstellend hoogveen zijn zo min mogelijk ontwaterde veenbodems van belang, omdat de structuur van de

veenbodem door uitdroging verandert en het veenpakket scheurt. Daardoor neemt de verticale doorlatendheid sterk toe. Dit speelt met name een rol in het

Figuur 3.4. Bodemkaart van het Natura 2000-gebied Bargerveen. Bron: Ministerie van Economische Zaken (januari 2013).

In document Natura 2000 Beheerplan 33. Bargerveen (pagina 35-43)