• No results found

5. Resultaten

5.3 De integratie van een therapiehond in het Gardnerspel

5.3.3 Doelgroep

“Wat zij nodig hebben nemen ze mee.” A. Hereijgers, persoonlijke communicatie, 21-12-2011).

Mevrouw Enders – Slegers geeft aan dat het steeds maatwerk moet zijn. Het volgende tekstgedeelte gaat hier verder op in door het geven van informatie welke betrekking heeft op de doelgroep van zowel het huidige spel als het nieuw te ontwikkelen spel.

Voordat je weet of een spel geschikt is voor bepaalde doelgroepen zal er eerst een situatie en de daarbij behorende doelgroep beschreven moeten worden. Je kijkt dan vooral naar wat het probleem en wat de hulpvraag is. Daarna kun je kijken wat er in het spel toegevoegd kan worden wat een medeoplossing voor dit probleem zou kunnen zijn. Wanneer het Gardnerspel gebruikt wordt voor het opbouwen van een relatie tussen cliënt en therapeut wordt er dus ook automatisch vanuit gegaan dat de relatieopbouw makkelijker gaat met dit spel dan zonder dit spel.

Volgens de Psycholoog Carl Rogers is er voor het opbouwen van een relatie vertrouwen nodig wat ontstaat door de vier elementen: duidelijkheid, empathie, echtheid en acceptatie. In het spel zouden er dus ook een aantal van deze elementen terug moeten komen wil je daarmee je doel bereiken. De elementen zou je per doelgroep weer kunnen laten variëren. (P. Gerrickens, persoonlijke communicatie, 21-12-2011)

Zo is bij autisme bijvoorbeeld het element ‘ duidelijkheid’ erg belangrijk. Hoe meer je weet over de relatieopbouw met verschillende doelgroepen, hoe beter je de vragen kunt screenen en aanpassen. Voor de therapeut is het dan weer belangrijk om te beoordelen wanneer de relatie ver genoeg opgebouwd is en het doel bereikt is. Wanneer dit het geval is kan er met het spel gestopt worden. Bij het ene kind zal dit na één keer al het geval zijn en bij het andere kind na twee of drie keer (P. Gerrickens, persoonlijke communicatie, 21-12-2011). In dit kader kan de hond een bijdrage leveren aan de opbouw van de relatie tussen de cliënt en de therapeut (Prothmann et al., 2006).

Het huidige Gardnerspel is geschikt voor een vrij brede doelgroep. Het is vooral bedoeld voor kinderen ouder dan acht jaar en kan ingezet worden bij kinderen die erg angstig en onzeker zijn, maar ook voor kinderen die juist weer erg snel boos zijn. Het Gardnerspel is ook geschikt bij de inzet van de therapie van autistische kinderen of bij kinderen van gescheiden ouders. Zodoende kan er ook op een speelse en wat meer indirecte manier over dit soort onderwerpen gesproken worden met het kind. Voor de therapie van kinderen van gescheiden ouders is er een speciaal setje kaarten verkrijgbaar. Daarnaast zijn er nog twee uitvoeringen van het Gardnerspel, namelijk één uitvoering voor kinderen in de leeftijdscategorie van acht tot twaalf jaar en één uitvoering voor adolescenten (A. Hereijgers, persoonlijke communicatie, 21-12-2011).

Kinderen met PDD-NOS, autisme, stemmingsproblemen, angststoornissen, ADHD, ADD en depressieve kinderen kunnen een goede doelgroep vormen voor therapie welke de inzet van dieren kent. Een voorwaarde voor succes is echter wel dat er een goede ‘fit’ moet zijn tussen de cliënt en de hond. De inzet van een hond bij een therapiesessie zou voor ieder kind iets kunnen betekenen, maar voor ieder kind wordt dit op een andere manier bereikt. Er kan van te voren een doelstelling worden vastgesteld, maar hoe deze doelstelling bereikt wordt zal voor ieder kind anders verlopen.

Er is verder geen directe scheidslijn te trekken om aan te geven bij welke specifieke doelgroep de inzet van dieren in therapie de beste uitkomsten geeft. Het is namelijk nooit alleen de aanwezigheid van het dier of de activiteiten van het dier, maar het is ook de context die meespeelt. De context moet juist zijn voordat besloten wordt om daadwerkelijk dieren in te zetten. Mocht één van de betrokken personen, bijvoorbeeld verzorgend personeel van een zorginstelling, angst kennen voor honden dan moet de context veranderd worden, anders heeft de interventie geen effect (M.J. Enders – Slegers, persoonlijke communicatie, 15-12-2011).

Onderzoek wijst uit dat zowel sociale training met hond, sociale training zonder hond en enkel activiteiten met een hond, een positief effect heeft op het sociale gedrag van basisschoolgaande kinderen. Daarnaast vertoonden de kinderen een verhoogd empatisch vermogen, welke echter geen stabiel verloop kende gedurende het onderzoek. Een opvallende uitkomst van ditzelfde onderzoek is dat de kinderen welke deelnamen aan sociale training waarbij een hond werd ingezet minder agressief gedrag vertonen ten opzicht van de twee andere experimentele groepen (Tissen, Hergovich & Spiel, 2007). Het onderzoeken welk effect een hond kan hebben op kinderen met een pervasieve ontwikkelingsstoornis (PDD) stond centraal in het onderzoek van Martin en Farnum (2002). Zij concludeerden dan in de aanwezigheid van een therapiehond deze kinderen speelser waren, meer gefocust en bewuster waren van hun sociale omgeving. Deze conclusie geeft duidelijk weer dat de interactie met honden mogelijke specifieke voordelen heeft voor kinderen met een pervasieve ontwikkelingsstoornis. Martin en Farnum suggereren dat AAT mogelijk een geschikte vorm is van therapie voor deze doelgroep.

AAT heeft daarnaast zijn effectiviteit laten zien in de behandeling van ontwikkelingsproblemen, sociale problemen, emotionele problemen en gedragsproblemen. Interventies met dieren worden ingezet in de behandeling van kinderen met selectief mutisme, leerstoornissen en aandachtsproblemen (ADD), oppositioneel gedrag, depressiviteit, verlegenheid en sociale isolatie, agressie-regulatieproblemen, posttraumatisch stress syndroom, angstigheid en hechtingsproblematiek. Ook wordt AAT ingezet in de behandeling van kinderen die het slachtoffer zijn geworden van mishandeling of huiselijk geweld of bij de rouwverwerking (VanFleet & Faa- Thompson, 2010). Ook het onderzoek van Prothmann et al. (2006) concludeert dat de inzet van honden in therapiesessies van groot belang kan zijn voor een brede doelgroep. In hun onderzoek werden kinderen, niet jonger dan elf jaar en adolescenten met psychiatrische stoornissen zoals

In de volgende tekstgedeeltes zal beschreven worden welke uiterlijke aspecten van een therapeutisch/pedagogisch spel belangrijk zijn. Daarnaast wordt de link gelegd tussen het huidige spel en het nieuw te ontwikkelen spel.