• No results found

Doelen van de lessen

In document 2 De moskeeschool in de literatuur (pagina 22-27)

Het hoofddoel van de lesactiviteiten is tevens het hoofddoel dat de moskee nastreeft, namelijk het meegeven van kennis over de islam en het uitdragen van het geloof en de islamitische cultuur.

Hiernaast blijkt uit gesprekken met de coördinator en leerkrach-ten dat het bevorderen van identiteitsontwikkeling, vaardighe-den en (islamitische) opvoeding ook belangrijke doelen zijn.

De afgelopen jaren zijn de doelen van de lesactiviteiten sterk veranderd, zo stelt de coördinator van Stichting Ayasofya. In het begin ging het om het uit het hoofd leren van Arabische teksten in de Koran (sura’s), het leren van het gebed en basiskennis van de islam. Ongeveer tien jaar geleden werd ingezien dat dit niet meer voldoende was. De veranderende samenleving vereiste dat de aanpak en de leerdoelen werden herzien. Er is toen

begonnen met het ontwikkelen van nieuwe lesmethoden die door de jaren heen verder zijn bijgeschaafd. De coördinator:

‘Het allerbelangrijkste was het overbrengen van de identiteit van ‘een Turkse moslim die leeft in Nederland en (vaak) zelfs hier is geboren’ aan kinderen. De eerste generatie zag zichzelf namelijk als ‘Turkse moslims die in een vreemd land leven’. De generaties erna zijn echter geboren in Nederland. Deze

verschuiving in identiteit is voor de stichting belangrijk om op te pakken. Kinderen moesten bewuster worden gemaakt, ze moesten Nederland niet meer zien als een vreemd land maar als hun geboorteland.’

Het leerdoel begon te verschuiven van informatieoverdracht via een monoloog naar een dialoog met de kinderen. Naast kennis over de islam werd het ook belangrijk om kinderen bewust te maken en kennis bij te brengen over allerlei (sociale, culturele) zaken waarmee ze in de samenleving geconfronteerd worden.

Het bewuster maken van kinderen ging gepaard met het

toelichten van onderwerpen uit de islam en het aangaan van een dialoog met hen. Er werd ingegaan op vragen als ‘begrijp je het gebed?’, ‘waarom moet je bidden volgens de Koran?’ Het lesmateriaal werd hierop aangepast: naast de Arabische teksten kwam uitleg in het Turks te staan.

De coördinator: ‘Het gaat om het begrijpen van een gebed, niet alleen het uit je hoofd kunnen opzeggen van de Arabische tekst. Mijn vader zei altijd: “Je moet bidden”. Hij gaf geen antwoord als ik vroeg waaróm ik moest bidden of vasten. Ik moest het gewoon doen, zonder uitleg erbij. Zo ging het ook tijdens de lessen in de moskee. De imam en de godsdienstlera-ren gaven alleen Arabische teksten en Arabische sura’s uit de Koran, zonder uitleg erbij.’

De coördinator vindt het zijn plicht om onderwerpen als integratie met de kinderen te bespreken. Deze onderwerpen worden vanuit islamitisch gezichtspunt behandeld. Er wordt verteld wat de islam erover zegt. Bijvoorbeeld ‘de islam zegt tegen alle kinderen, alle gelovigen en de hele mensheid: je moet je medemens respecteren, accepteren, niet beledigen, niet aanvallen, niet bestelen’

Leraar Erkan geeft les aan de jongens en is tevens de onderwijs-coördinator van stichting Ayasofya Hij sluit zich geheel bij de coördinator aan als hij de doelen van de lesactiviteiten als volgt verwoordt: ‘Het hoofddoel is de kinderen op een bepaald niveau te brengen wat betreft islamitische kennis. Als het kind de Koran niet kent dan leren we hem de Koran lezen en zijn kennis over het geloof te vergroten. Het gaat om de grote lijnen omdat onze tijd begrensd is. Hiernaast heb ik ook een eigen doel. Ik wil namelijk niet dat de kinderen als een papagaai alles op kunnen zeggen maar dat ze ook weten hoe ze die kennis in de praktijk kunnen gebruiken. Tijdens het lesgeven moet je daarom flexibel zijn. Leerlingen moeten ook leren om vragen te stellen, vragen te bedenken en omgangsvormen te leren. Bijvoorbeeld dat je niet tegen elkaar roept en schreeuwt maar dat je vragen op een nette manier stelt en goed met elkaar omgaat. Daar let ik op tijdens de lessen.’

De leerkrachten richten zich niet alleen op het bijbrengen van kennis over de islam, maar ook op de ontwikkeling van waarden en normen en sociale vaardigheden. Doelen in dit verband zijn

‘dat het kind ordelijk is, welgemanierd, beleefd naar ouders toe, met respect, zeker is van zichzelf, goed op kan schieten met de mensen om hem/haar heen, geen problemen veroor-zaakt en weet wat het inhoudt om een moslim te zijn’, aldus lerares Ilkay. Zij is pedagoge en geeft islamitische educatie, geschiedenis van de islam en psychologie aan meiden in de leeftijd van 14 tot 18 jaar. Ilkay maakt duidelijk dat het naast de normatieve ontwikkeling ook gaat om een bredere

persoon-lijkheidsontwikkeling: ‘Mijn doel is dat het allemaal personen worden die zichzelf kennen, dat ze bewust worden, dat ze de islamitische geschiedenis kennen en niet zomaar alles geloven wat anderen over de islam vertellen.’

Ouders weten volgens onderwijscoördinator en leerkracht Erkan vaak niet meer te doen dan tegen hun kinderen te preken over hun eigen cultuur, hun eigen huishoudregels. Zij zeggen dan tegen hem “wij zijn analfabeet, hebben weinig kennis over de islam. Wij weten zelf niet eens waarom we bepaalde dingen doen zoals naar de moskee gaan. We kunnen niet eens uitleg geven over wat we dagelijks beleven, laat staan dat we

antwoorden hebben op hun vragen. Vullen jullie dit soort dingen maar aan”. Ouders verwachten van ons dus ook dat wij de kinderen tijdens de lessen fatsoensnormen, gewoontes in de islam en dat soort dingen bijbrengen.’

Uit het volgende fragment uit het groepsgesprek met moeders blijkt dat zij met de coördinator en leerkrachten op één lijn zitten: naast basiskennis van de islam is voor hen cultuurover-dracht en een goede opvoeding van belang. Door de moeders wordt hiermee in de eerste plaats op het ‘beschaven’ van kinderen, ofwel het voorkomen van slecht gedrag gedoeld.

Moeder 3: ‘Ik kan zelf de Koran wel lezen maar uitleggen dat gaat niet. Dat heb je ook met bijvoorbeeld een rijbewijs, je leert het gewoon niet als een bekende of een naaste het uitlegt en les geeft. Hier is professionele begeleiding en ze hebben contact met andere kinderen. Ze doen hier ook aan andere activiteiten zoals bioscoopbezoek. En natuurlijk de Turkse cultuur, dat willen ze hier ook meegeven aan het kind. (…) De kinderen krijgen niet alleen uitleg over de Turkse cultuur maar ook over de Nederlandse normen en waarden. Ik vind het alle-bei belangrijk zolang ze hier wonen. De Turkse cultuur is dan belangrijk omdat mijn kinderen ieder jaar op vakantie gaan naar Turkije. Als ze het niet kennen dan komen ze in conflict met de grootouders die daar wonen.’

Moeder 5: ‘Het zijn niet alleen de lessen, maar onze kinderen leren hier bijvoorbeeld ook Turkse volksdansen, handwerken, koken, echt van alles. Ze leren de Turkse geschiedenis, ons geloof, onze taal en toneelspelen, ze geven hier voorstellingen.

Onderling is het ook gezellig, we hebben gezellige feesten, de kinderen vinden het geweldig.’ (…)

Moeder 5: ‘De Koran is natuurlijk hetzelfde maar de lesmetho-den zijn wel veranderd. Nu geven ze het zo dat je het leuk

vindt, met uitleg en met begrip. Hier wordt echt op alles gelet.

Leerkrachten geven hier in alles het goede voorbeeld, zelfs in hoe je moet eten. De leerkrachten kijken hier ook of de nagels van de kinderen schoon zijn. Er wordt gelet op hygiëne, ge-vraagd of ze hun handen hebben gewassen. (…) De kinderen gaan overdag naar school en als ze dan thuis komen of in de weekenden bijvoorbeeld, wat kunnen ze dan doen? In plaats van de hele dag thuiszitten of buiten op straat spelen en er slechte voorbeelden zien, kunnen ze toch veel beter hier ko-men en hele mooie dingen leren? Dingen over Turkije en Ne-derland en over zichzelf. Wij vertrouwen de moskee volkomen en brengen onze kinderen hier onder de hoede van de moskee.’

Moeder 1 vergelijkt de Turkse kinderen van 10-15 jaar geleden met die van nu en ziet een duidelijke verbetering, die zij in verband brengt met de religieuze educatie: ‘Kinderen zijn dan toch beleefder/welgemanierder. Dat geldt ook voor kinderen die naar de kerk gaan, die zijn toch anders dan kinderen die niet naar de kerk of de moskee gaan maar op straat rondhan-gen. Zo is mijn elti (vrouw van de broer van haar man) een Nederlandse vrouw en haar kinderen zijn erg welgemanierd omdat zij hen steeds meeneemt naar de kerk. Kinderen die helemaal losstaan van ons geloof die halen van alles uit, die weten ook niet wat helal is en wat haram. (…) De gemeente zou eigenlijk de kinderen die op straat rondhangen en herrie schoppen richting het geloof moeten keren. Ik ben er van overtuigd dat als kinderen hun geloof kennen, of dat nou het christendom of de islam is of wat dan ook, dat ze dan op straat geen vandalisme plegen. Want in alle geloven wordt gezegd dat het niet goed is om schade te brengen aan anderen, dat het haram is. Gelovige kinderen zijn toch anders.’

Zowel de coördinator als onderwijscoördinator/leerkracht Erkan (voortaan meestal kortweg Erkan genoemd) geven te kennen dat de educatieve activiteiten er tegenwoordig ook op gericht zijn om leerlingen te leren omgaan met de (negatieve) aandacht die moskeeën en moslims krijgen vanuit de omgeving. Kinderen worden geconfronteerd met vragen over integratie, jihad, de hoofddoek, homoseksualiteit, vrouwenbesnijdenis. Door hierover uitleg te geven weten ze waarover ze praten en worden ze zekerder en zelfredzamer, ook in het contact met niet-moslims.

Erkan bespreekt op de thema-avonden voor adolescenten en in kringgesprekken met de jongere leerlingen wat ze hebben meegemaakt op school, tegen welke problemen ze zijn

aangelopen. Ook als er negatieve berichten zijn op de televisie en in de media over moslims gaat hij daar op in. ‘De kinderen hebben het hier erg moeilijk mee. Ze laten het niet direct merken maar als je het los laat komen dan barsten ze echt uit.’

Door een dialoog met de kinderen aan te gaan biedt Erkan ze een uitlaatklep, maar helpt hij ze ook meer zelfvertrouwen en zelfkennis te ontwikkelen en rustig te blijven, ‘zich te verweren door te praten en niet door te schreeuwen of te schelden’.

Een lerares (die bij het moedergesprek aanwezig was en) die jongere meisjes (6 – 11) les geeft, meent dat dit geen gespreks-onderwerpen zijn voor deze leeftijdscategorie. Wel wordt hen geleerd respect te hebben en tonen, ‘ze kunnen namelijk ook haat krijgen over dit soort dingen’. ‘Wij leren ze respect voor anderen, ook al hebben anderen geen respect voor hen’, aldus deze leerkracht, die verder meent dat lerares Ilkay de hete hangijzers zeker behandelt met haar oudere leerlingen. Lerares Ilkay maakt het desgevraagd weinig mee dat leerlingen

dergelijke problemen uiten. Zelf gaat zij ook niet graag op

‘politieke onderwerpen’ in. Maar na de moord op Van Gogh en de rellen rondom de spotprenten van de profeet heeft zij dat wel gedaan. Zij legt de leerlingen dan bijvoorbeeld uit dat je op beledigingen kunt reageren met praten of het organiseren van discussiebijeenkomsten, maar dat je hieraan nooit het recht kunt ontlenen om te doden. Ilkay vindt het eveneens belangrijk haar leerlingen te wapenen met informatie tegenover eenzijdige of onjuiste beeldvorming of berichtgeving in de media.

De moeders in het groepsgesprek zijn zich terdege bewust dat

‘politieke’ onderwerpen tijdens de lessen aan de orde komen.

Moeder 4: ‘Natuurlijk praten ze daarover met de kinderen. Ze willen dat de kinderen zich tegen dit soort dingen kunnen beschermen, dat ze zich niet in dat soort situaties begeven.’

Moeder 1: ‘Ik praat er ook over met mijn kinderen en hier doen ze dat ook, zo van “laat hun dat maar doen, maar wij laten ons er niet door beïnvloeden”. Mijn kind heeft dagen achter elkaar gehuild door die karikaturen en door hun onbeleefdheid. Ik veroordeel het ten zeerste, niemand kan het geloof van een ander zo aanvallen. Toch zeg ik tegen mijn kind: “Laat hun maar, blijf maar ver van dat soort dingen” en ik ben er van overtuigd dat ze dat hier in de moskee ook zo zeggen.’

GD vraagt of de leerkrachten in dialoog gaan met de kinderen, of kinderen met de leerkrachten kunnen praten over bijvoor-beeld hun angsten hierover.

Moeder 5: ‘Maar natuurlijk doen ze dat. Ze vertellen alles vanuit het geloof. Bijvoorbeeld dat zij ons nu aanvallen, ja daar hebben ze geen recht toe en Allah zal uiteindelijk diegenen straffen.’

Erkan krijgt vaak verzoeken van ouders om met hun kinderen te praten over problemen die ze op school of op straat meemaken.

Sommige ouders geven aan dat zij de vragen van de kinderen hierover niet kunnen beantwoorden en dat kinderen dat niet leuk vinden. “Kun je af en toe dit soort onderwerpen niet bespreken tijdens de les als onderdeel van de lesstof? Zodat kinderen dit soort gevoelens en vragen kunnen ventileren, zich hierover kunnen uitspreken?” ’

In document 2 De moskeeschool in de literatuur (pagina 22-27)