• No results found

Bijlage 6 van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR; IenM 2012) bevat een aantal essentiële onderdelen van de

Nota Mobiliteit die in de SVIR zijn gehandhaafd. Voor de monitoring van deze doelen is gebruikgemaakt van enkele indicatoren uit de Mobiliteitsbalans en de Nationale Mobiliteitsmonitor: aantallen verkeersdoden en -gewonden, de klanttevredenheid over en de sociale veiligheid in het openbaar vervoer, het fietsgebruik, de passeertijd bij sluizen en ongevallen op binnenwateren.

Verkeersveiligheid

In 2017 kwamen 613 mensen om in het verkeer. Dat zijn 16 dodelijke slachtoffers minder dan in 2016; vergeleken met 2000 (1.186 doden) is er sprake van een daling van 47 procent (figuur 5.1). In 2017 vielen voor het eerst meer dodelijke slachtoffers in het fietsverkeer dan in het autoverkeer. Een kwart van de fietsslachtoffers verongelukte op een e-bike.

Veruit de meeste slachtoffers verongelukten op

gemeentelijke wegen. In 2017 kwamen 206 fietsers om in het verkeer, 17 meer dan in 2016 en het hoogste aantal in tien jaar. Er kwamen 201 inzittenden van een

personenauto om het leven, 30 minder dan in 2016. Verder overleden als gevolg van een verkeersongeluk 58 voetgangers, 51 motorrijders, 41 brom- en snorfietsers en 25 bestuurders van een scootmobiel.

Nederland staat in de Europese Unie met het (minste) aantal verkeersslachtoffers naar inwonertal in 2016 op de

derde plaats (in 2015 was dat nog de negende plaats). Daarmee is het doel om in 2015 tot de top 4 van

EU-landen met de minste verkeersslachtoffers te behoren gehaald. Overigens ontlopen de landen met de minste verkeersslachtoffers elkaar niet veel, waardoor kleine veranderingen in het aantal doden al snel tot veranderingen in de positie kunnen leiden.

In tegenstelling tot het aantal verkeersdoden nam het aantal ernstig verkeersgewonden tussen 2000 en 2016 toe met bijna 30 procent, tot 21.400. Het aantal gewonden daalde aanvankelijk, maar steeg tussen 2006 en 2010 met bijna 25 procent. Het streven van niet meer dan 10.600 ernstig verkeersgewonden in 2020 komt daarmee niet binnen bereik.

In de periode 2005–2015 is de toename van ernstig gewonden te wijten aan de toename van het aantal ernstig gewonden in niet-motorvoertuigongevallen. De cijfers over de laatste jaren dienen echter – onder andere vanwege beperkte politieregistratie – met de nodige voorzichtigheid te worden gehanteerd.

Klanttevredenheid over en sociale

veiligheid in het openbaar vervoer

De klanttevredenheid over en de sociale veiligheid in het openbaar vervoer zijn de laatste jaren zo goed als gelijk gebleven. De klanttevredenheid over de Nederlandse Spoorwegen (NS) verbeterde tot 2009, maar nam daarna enigszins af en blijft stabiel op dit niveau. Het stads- en streekvervoer wordt in het algemeen gewaardeerd met

93

5 Essentiële onderdelen van de Nota Mobiliteit |

VIJF VIJF

een zeven. De tevredenheid van de reizigers bij de NS over sociale veiligheid stabiliseert.

Tussen 2004 en 2016 nam de klanttevredenheid in het stads- en streekvervoer enigszins toe, van 7,1 in 2004 naar 7,2 in 2010 en 7,6 in 2016. Het aandeel klanten dat de NS een zeven of hoger geeft, steeg van 66 procent in 2004 via 75 procent in 2010 naar 77 procent in 2016.

De reizigers zijn in het algemeen goed te spreken over de sociale veiligheid in het openbaar vervoer. Bij de NS is de tevredenheid daarover (een 7 en hoger) tussen 2004 (68 procent) en 2014 toegenomen (80 procent), al bleef ze vanaf 2009 op eenzelfde niveau (78-80 procent). Het aandeel klanten dat de NS voor dit onderwerp een zeven of hoger geeft, steeg van 68 procent in 2004 naar 87 procent in 2016.

Bij het stads- en streekvervoer is een enigszins stijgende lijn te zien, variërend van een rapportcijfer 7,3 in 2005 tot een 7,7 in 2016. Als wordt uitgesplitst naar bus, tram en metro, zijn er wel verschillen in de beleving van de sociale veiligheid. De metro wordt gemiddeld als het sociaal onveiligst beleefd.

Fietsgebruik

Het aantal fietskilometers is in de afgelopen zestien jaar met bijna 18 procent toegenomen. In 2016 fietsten

Nederlanders rond de 15,5 miljard kilometer. Het gebruik van de elektrische fiets is de laatste jaren sterk

toegenomen. In 2016 maakten Nederlanders ruim 400 miljoen verplaatsingen op de e-fiets, waarbij bijna 2 miljard kilometers werden overbrugd; dat is 16% van alle fietskilometers (van personen van 12 jaar en ouder). Bijna de helft van de met een e-fiets verreden kilometers wordt afgelegd door 65-plussers. Maar ook volwassenen jonger dan 65 jaar leggen een steeds groter deel van de e-fietskilometers af. Het gebruik van de e-fiets onder 12- tot 50-jarigen nam tussen 2013 en 2016 toe van 16 tot 19 procent van de e-fietskilometers en onder 50- tot 65-jarigen steeg het aandeel van 30 tot 35 procent van alle e-fietskilometers.

De fiets is met een licht toegenomen aandeel tot 34 procent in 2016 een belangrijke vervoerwijze op de korte afstand. Dit aandeel is de laatste jaren stabiel. Tussen de stedelijke gebieden zijn er grote verschillen in fiets- gebruik. De fiets is vooral populair in Zwolle, Leiden, Groningen, Utrecht, Amersfoort en Leeuwarden, met een aandeel in alle lokale verplaatsingen van 40 procent of meer. In Enschede, Den Haag, Arnhem, Breda, Tilburg, Maastricht en Heerlen fietsen inwoners juist relatief weinig: het aandeel fiets in de lokale verplaatsingen is hier 30 procent of minder (figuur 5.2).

Figuur 5.1 2000 2005 2010 2015 2020 0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 duizend personen

Bron: CBS; RWS; Nota Mobiliteit/SVIR

pb l.n l Realisatie Doel Doden Aantal verkeersslachtoffers 2000 2005 2010 2015 2020 0 5 10 15 20 25 duizend personen pb l.n l Ernstig gewonden

Het aantal verkeersdoden is tussen 2000 en 2017 met ruim de helft afgenomen, tot 613. Het streven is dat er in 2020 niet meer dan 500 verkeersdoden vallen. Het streven van niet meer dan 10.600 aantal ernstig verkeersgewonden in 2020 blijft met 21.400 slachtoffers in 2016 nog ver buiten bereik (www.clo.nl/nl2148).

VIJF

Binnenvaart

Het aantal passages dat aan de normtijd voor het passeren van sluizen op het hoofdvaarwegennet voldoet, laat een dalende trend zien. Tussen 2008 en 2014 nam de betrouwbaarheid van de passeertijd af van 84 naar 80 procent. Vanaf 2010 bleef de afname vrijwel constant. Daarmee komt het aantal passages dat aan de normtijd voldoet, echter wel boven de streefwaarde van 75 procent.

Het aantal significante ongevallen op de binnenwateren nam tot 2005 af. Maar sindsdien stijgt het aantal ongevallen per saldo weer, naar 164 in 2016. Het doel om het aantal ongevallen met significante gevolgen (ongevallen met grote (im)materiële of milieuschade) op de Nederlandse binnenwateren in 2020 permanent te hebben verbeterd, tot onder de 115 per jaar, blijft daarmee buiten beeld.