• No results found

Documentatieonderzoek meetinstrumenten

Voorafgaand aan en na afloop van ieder Stay-a-way traject worden enkele meetinstrumen-ten afgenomen. In de evaluatiehandleiding van Stay-a-way (Wits e.a., 2011) wordt uitge-gaan van de volgende vijf instrumenten:

1) International Self-Report-Delinquency Study II (ISRD-II)

2) Meten van Addicties voor Triage en Evaluatie – Crimineel gedrag (MATE-Crimi) 3) Readiness to Change Questionnaire- Dutch Translation (RCQ-D)

4) Pesten en delinquent gedrag onder Nederlandse jongeren 5) Recidivemonitor van het WODC

Aangepast meetinstrumentarium

De eerste vier instrumenten zijn vragenlijsten die worden afgenomen bij/ingevuld door de jongeren. De WODC-Recidivemonitor is een externe registratie die van belang is voor de eindmeting twee jaar na afronding van de interventie. Gedurende de uitvoering van Stay-a-way zijn in overleg met de RvdK, de landelijk projectmanager, de coördinatoren en de ontwikkelaars van de interventie en de bijbehorende handleidingen begin 2013 enkele wij-zigingen aangebracht in de inhoud van het meetinstrumentarium. De afname van de genlijsten bleek in de praktijk erg arbeidsintensief. Bovendien waren per abuis enkele vra-genlijsten geheel afgenomen in plaats alleen de voorgeschreven onderdelen. Het was lastig de vragenlijst binnen de eerste bijeenkomst af te ronden. Bovendien riepen de lange vra-genlijsten (vooral de ISRD-II) weerstand op bij zowel jongeren als trainers. In mei 2013 zijn de instellingen van start gegaan met de aangepaste set vragenlijsten.

Van de ISRD-II zijn de onderdelen algemene criminele recidive en de mate van zelfcontrole volgens de evaluatiehandleiding relevant voor effectonderzoek. De vragen over recidive

hebben betrekking op vijftien verschillende delicten. Dit onderdeel van de ISRD-II is van-wege de omvangrijkheid komen te vervallen. Ook de MATE-Crimi is ingekort. In de evalu-atiehandleiding wordt aangegeven om met de MATE-Crimi de motivatie voor behandeling ten aanzien van middelengebruik, het gebruik van middelen de afgelopen 30 dagen en in het hele leven, het verlangen naar middelen, het middelenmisbruik en de middelenafhan-kelijkheid in kaart te brengen. Er is gekozen om alleen het gebruik van vier van de twaalf middelen uit te vragen, namelijk alcohol, cannabis, cocaïne en amfetamine. De andere genoemde onderdelen zijn komen te vervallen. Dat geldt eveneens voor de vragen bij de nameting (T1) over (de hoeveelheid en frequentie van) het gebruik van middelen tijdens de interventie. Tot slot zijn voor de vragenlijst Pesten en delinquent gedrag twee versies gemaakt; voor jongeren die naar school gaan en voor jongeren die aan het werk zijn. Onderstaande (onderdelen van de) meetinstrumenten zouden conform de nieuwe afspra-ken afgenomen moeten worden bij jongeren die het Stay-a-way traject volgen:

1) ISRD-II: vraag 39

2) MATE-Crimi: gebruik van alcohol, cannabis, cocaïne en amfetamine 3) RCQ-D

4) Pesten en delinquent gedrag onder Nederlandse schoolgaande en werkende jongeren Rapportagebestanden van de RvdK

De RvdK heeft rapportagebestanden (Excel-bestanden) ontwikkeld, waarin de gegevens van de vragenlijsten opgenomen kunnen worden. Het format is afgestemd op het aange-paste meetinstrumentarium. De RvdK ontvangt drie keer per jaar een update van de lan-delijk projectmanager. Om te achterhalen in welke mate de vragenlijsten voor en na de interventie worden ingevuld, zijn de geanonimiseerde rapportagebestanden vanaf de start in 2012 tot en met begin juli 2014 geanalyseerd. Per vragenlijst is nagegaan hoeveel jon-geren een voormeting hadden, hoeveel jonjon-geren een nameting en hoeveel jonjon-geren zowel een voormeting als nameting hadden. Er is ook gekeken of de vragenlijsten volledig (zon-der missings) zijn ingevuld. Hieron(zon-der volgt een beschrijving van de totstandkoming en de inhoud van de rapportagebestanden en wordt ingegaan op de beperkingen voor onderzoek. Totstandkoming rapportagebestanden van de RvdK

De trainers sturen de vragenlijsten van de nul- en nameting digitaal op naar de landelijk projectmanager aan het einde van het traject. De landelijk projectmanager verwerkt de gegevens in het rapportagebestand en stuurt deze door naar de RvdK. Omdat aan het einde van het traject pas zichtbaar is of de vragenlijsten (volledig) zijn ingevuld, geldt vanaf het najaar 2013 de afspraak dat de nulmeting vragenlijsten direct na de eerste bij-eenkomst opgestuurd worden. Op deze manier kan de afname van de meetinstrumenten beter gemonitord en indien nodig bijgestuurd worden. De trainers bewaren de papieren vragenlijsten niet en doen de lijsten door de versnipperaar. De landelijk projectmanager slaat de ingescande vragenlijsten op in een map van de jongere. De landelijk projectma-nager verwerkt de gegevens van de vragenlijsten in het rapportagebestand.

Inhoud rapportagebestanden van de RvdK

In de rapportagebestanden voor de RvdK is per jongere de volgende informatie opgeno-men: zaaknummer, voor- en achternaam, geslacht, geboortedatum, datum delict en eind-besluit. Naast de algemene informatie zijn gegevens over de interventie opgenomen in het rapportagebestand, namelijk: startdatum, einddatum, of de interventie is aangevangen, reden indien interventie niet is aangevangen, of de interventie is afgebroken, reden van afbreken, of de interventie door één trainer is uitgevoerd, toelichting indien meer trainers

zijn betrokken en of ouders betrokken zijn bij de interventie. Deze gegevens over de uit-voering van de interventie neemt de landelijk projectmanager over van de gegevensfor-mulieren die trainers invullen als een traject is afgerond. Of ouders dan wel een steunfiguur betrokken zijn bij de interventie wordt vastgelegd door de landelijk projectmanager op basis van het gegevensformulier en het evaluatieverslag. Tot slot worden de volgende meetgegevens van de vragenlijsten in het rapportagebestand verwerkt: berekende score zelfcontrole op basis van gegevens uit de ISRD-II, aantal dagen en hoeveelheid van vier middelen (alcohol, cannabis, cocaïne, amfetamine) uit de MATE-Crimi, de berekende sco-res voor de voorbeschouwingsfase, overpeinzingsfase en actiefase wat betreft de motivatie voor gedragsverandering ten aanzien van vier middelen (alcohol, cannabis, cocaïne, am-fetamine) op basis van gegevens uit de RCQ-D, eindscore op ouderlijke supervisie op basis van de vragenlijst Pesten en delinquent gedrag. In de rapportagebestanden staan dus niet alle ruwe gegevens van de vragenlijsten vermeld, maar de berekende eindscores of sub-schaalscores op basis van de vier vragenlijsten. De genoemde gegevens zijn beschikbaar via de RvdK en de landelijk projectmanager. De ruwe gegevens zijn alleen toegankelijk via de landelijk projectmanager. Bij reguliere trajecten wordt de RCQ-D ook tijdens de training ingevuld. Dat gebeurt aan het einde van de motivatiemodule om na te gaan of de jongere voldoende gemotiveerd is om aan zijn gedrag te werken in de zelfcontrole module. Deze vragenlijsten worden niet door alle trainers afgenomen. Ook sturen niet alle trainers deze vragenlijst op naar de landelijk projectmanager. De projectmanager slaat de vragenlijst op, maar verwerkt deze gegevens (volgens afspraak met de RvdK) niet in het rapportage-bestand voor de RvdK.

Beperkingen Rapportagebestanden voor onderzoek

In het rapportagebestand zijn de instelling, de precieze afnamedatum en het type traject (regulier, verkort, plus) niet vermeld. Voor de procesevaluatie levert dat geen problemen op. Voor toekomstig effectonderzoek is het mogelijk wel relevant en zouden de instelling en het type traject te achterhalen zijn in registraties van de RvdK, omdat de zaaknummers en/of de namen van de jongere opgenomen zijn in de rapportagebestanden. De precieze datum van afname staat niet op de vragenlijsten vermeld. Wel zijn in het rapportagebe-stand de startdatum en de einddatum van het traject opgenomen. De startdatum is de datum van de eerste bijeenkomst, het moment dat de meeste vragenlijsten worden inge-vuld afgezien van de jongeren die vanwege tijdgebrek de vragenlijsten mee naar huis krijgen en de lijsten tussen de eerste en tweede bijeenkomst verder invullen.

Analyses

De data uit het LIJ, de gegevensformulieren en de rapportagebestanden zijn ingevoerd in het SPSS programma. Op basis van deze gegevens zijn zowel frequentietabellen uitge-draaid als toetsen gedaan om verschillen tussen doelgroepen te achterhalen. Voor het toetsen van verschillen zijn ongepaarde t-toetsen gebruikt voor continue variabelen (twee-zijdig getoetst) en Chi-Kwadraat toetsen voor dichotome variabelen.

4 Indicatie, advies en oplegging van Stay-a-way

In dit hoofdstuk beschrijven we het gehele proces van de indicatiestelling, advies van de RvdK en oplegging van de gedragsinterventie Stay-a-way door de rechter. De volgende onderzoeksvragen staan centraal:

- In hoeverre verloopt de indicatie voor Stay-a-way conform de Programmahandlei-ding?

o Potentiële doelgroep: Hoeveel jongeren komen in aanmerking voor Stay-a-way op basis van de beschreven criteria? (§4.1 en §4.2) Welke kenmerken heeft deze potentiële doelgroep? (§4.2)

o Stay-a-way advies: Hoeveel jongeren krijgen daadwerkelijk Stay-a-way ge-adviseerd? (§4.1 en §4.3) Hoeveel jongeren die wel voldoen aan de criteria voor de interventie hebben geen Stay-a-way advies gekregen en in welke mate verschillen deze jongeren van de jongeren met Stay-a-way advies? In hoeverre komt het voor dat een Stay-a-way advies is afgegeven terwijl niet is voldaan aan de criteria? (§4.3)

o Stay-a-way oplegging: In hoeverre volgt de rechter het advies van de RvdK en legt de gedragsinterventie op? In hoeverre komt het voor dat de rechter Stay-a-way oplegt terwijl de RvdK geen Stay-a-way heeft geadviseerd? (§4.4)

Om deze vragen te beantwoorden, is gebruik gemaakt van informatie uit KBPS waarin ook gegevens van het LIJ zijn opgenomen en interviews met trainers en betrokkenen uit andere organisaties.