• No results found

4. Analyse

4.2 Dislocaties

Dislocaties zijn momenten waarop er gebeurtenissen in de maatschappij plaatsvinden die (nog) niet in een bepaald discours gesymboliseerd en geïntegreerd zijn. Wanneer dit mo- ment zich voordoet kan het zorgen voor problematisering van een discours, het kan leiden tot verstoring en aantasting van bepaalde elementen binnen een discours en uiteindelijk zelfs tot radicaal omslaan van een discours. Voor het ene discours kan dit negatieve gevol- gen hebben echter voor het tegengestelde discours kan het juist heel vruchtbaar zijn en lei- den tot nieuwe elementen en het ontstaan van een nieuwe identiteit.

1. Aylan Kurdi

Het moment waarop de foto van het Syrische jongetje Aylan Kurdi werd gepubliceerd is vruchtbaar gebleken voor de identiteit van het pro-vluchtelingen discours. Het element van medelijden was al wel aanwezig maar deze foto is hierin geïntegreerd en is symbool komen te staan voor dit discours. Het kan worden gezien als het ultieme moment van solidariteit. Patrick Lodiers zei bij Pauw op 3 september het volgende: “Ik vind eigenlijk dat het nog oor- verdovend stil was in Nederland. Ook politiek gezien. Na de verschijning van deze foto zie je dat er wel echt iets gebeurt”. In elke krant in Europa -zowel politiek rechts als links- stond deze foto op de voorpagina: “Somebody’s Child” (Independent), “Tiny victim of a human ca- tastrophe” (Daily Mail), “A picture to bring the world in silence” (La Repubblica, Italië), “An image that shakes the awareness of Europe” (El Pais, Spanje) en “Aylan 3, experienced only wars” (Aftonbladet, Zweden). In alle talkshows was zichtbaar dat de gastsprekers na deze gebeurtenis voornamelijk vertegenwoordigers werden van goede doelen en initiatie- ven. Het pro-vluchtelingen discours voerde de boventoon in het debat. Er werd continue naar dit moment gerefereerd. De foto werd overal getoond; het was duidelijk een invloedrijke illustratie van het moment van medelijden binnen het discours. Hieraan werden vervolgens de andere momenten gekoppeld zoals onze verantwoordelijkheid om de vluchtelingen op te vangen, de vluchteling als meerwaarde voor het gastland en het leren van het verleden om niet opnieuw dezelfde fouten te maken als we eerder hebben gedaan. De verschijning van deze foto was tegelijkertijd het moment waarop het anti-vluchtelingen discours werd ver- stoord. Over angst werd (en kon) bijna niet worden gesproken. Als een moment binnen het anti-vluchteling discours aan tafel werd aangehaald dan werd dat al snel bekritiseerd en af- geschreven. De euforie van deze solidaire houding werd echter verstoord. Het debat rond- om de vluchtelingencrisis kreeg steeds meer druk vanuit het anti-vluchtelingen discours. Het gesprek verschoof geleidelijk naar de problematiek rondom de komst van de vluchtelingen. Er was een zichtbare toename aan fragmenten van angstige en gefrustreerde burgers in de media. Rellen in AZC ’s, demonstraties, geweldpleging en aanslagen deden hun intrede in het door het pro-vluchtelingen discours gedomineerde debat.

2. Parijs en Keulen

Een andere dislocatie in de strijd der discoursen zijn de gebeurtenissen die in Parijs en Keu- len hebben plaatsgevonden. Het anti-vluchtelingen discours kreeg na de aanslagen in Parijs al meer inspraak in het debat maar de gebeurtenissen in Keulen zijn bepalend geweest voor een nieuwe identificatie binnen het anti-vluchtelingen discours welke hiermee flink in aan- zien is gestegen. De gebeurtenissen voedde de al aanwezige angst en bezorgdheid in de samenleving jegens de vluchtelingen. Na de gebeurtenissen lagen er een aantal elementen voor het “oprapen”. Allereerst een nieuwe vorm van criminaliteit die nog niet eerder op deze manier in het discours was opgenomen: de aanrandingen en verkrachtingen. Ten tweede het element van een andere cultuur die botsende normen en waarden kent met de Westerse samenleving; voornamelijk over de omgang met vrouwen. Het verband tussen de gebeurte- nissen in Keulen en vluchtelingen was al snel gelegd (zie analyse). De articulatie van dit element in het discours heeft grote invloed gehad op het evenwicht tussen de twee oppositi- onele discoursen. Het pro-vluchtelingen discours werd hierna al snel als “soft” ervaren. Het kon direct onderuit worden gehaald door de overmacht die de nieuwe invulling van dit mo- ment met zich meebracht. En er is nog een reden waarom het anti-vluchtelingen discours zo snel kon zorgen voor een ommezwaai. In eerste instantie lijkt het alsof de het pro-vluchtelin- gen discours contra-hegemonisch is aan het dominante anti-vluchtelingen discours. Het anti- vluchtelingen discours ziet de vluchtelingen als een last voor het gastland en zet vraagte- kens bij hun bedoelingen in tegenstelling tot pro-vluchtelingen discours die de vluchtelingen voornamelijk als willoze slachtoffers portretteert. Deze vluchtelingen hebben ons medelijden nodig, echter onderliggend aan dit medelijden staat wel dat vluchtelingen zich “voorbeeldig” moeten gedragen tegenover het gastland. Vluchtelingen moeten zich aanpassen aan onze idealen en ze moeten ons vooral dankbaar zijn. Keulen was het ultieme voorbeeld van on- dankbaar gedrag. Westerse normen werden geschoffeerd. Hierdoor was het onmogelijk ge- worden voor het pro-vluchtelingen discours om zich te laten gelden. Het lijkt op dat punt dat beide discoursen op het eerste gezicht heel verschillend zijn maar ze opereren wel degelijk in eenzelfde onderliggende logica. Zo zei Jack van Gelder heel typerend op 15 januari in De Wereld Draait Door:

“Is het niet zo dat wij steeds moeten leren dat we begrip moeten hebben voor de mensen die hier komen, en terecht die hier komen, maar dat er van de andere kant zo weinig begrip is daar waar ze komen.. En ik mis zo vaak dat mensen die hier ko- men, dat die dingen niet beseffen zoals wij het willen hebben, en dat wij daar in meegaan.”

De vluchtelingen hebben zich niet begripvol, dankbaar en voorbeeldig gedragen. Dit blijkt mede het onderliggende idee van het pro-vluchtelingen discours. Als dit idee onderuit wordt gehaald dan valt eigenlijk het gehele discours uit elkaar.

De foto van Aylan en de gebeurtenissen in Parijs en Keulen zijn beiden voorbeelden van een dislocatie. Het waren momenten die de rust in de samenleving hebben verstoord. Ze zorgden voor opschudding in de samenleving en hebben een beweging in gang gezet. De foto van Aylan is geïntegreerd in de pro-vluchtelingen discours welke vervolgens heeft ge- tracht het anti-vluchtelingen discours omver te werpen. De gebeurtenissen in Parijs en Keu- len daarentegen, hebben hun intrede gedaan in het anti-vluchtelingen discours en hebben hiermee logischerwijs proberen te domineren in de strijd der discoursen. Beide momenten zijn dislocaties echter werken ze wel vanuit een fundamenteel andere logica. De gebeurte- nissen in Parijs en Keulen zijn in het anti-vluchtelingen discours geïntegreerd door de wer- king van een moral panic. Zoals Hall omschrijft is een moral panic een ideologisch wer- kingsmechanisme in de stellingenstrijd (de stellingenstrijd van de vluchtelingencrisis). Cohen omschrijft vijf kenmerken die een moral panic definiëren. De gebeurtenissen in Parijs en Keulen zijn een klassiek voorbeeld van een moral panic.

4.3 Moral Panic

Het eerste kenmerk dat een moral panic definieert is concern. Concern ontstaat volgens Cohen als er bezorgdheid rondom een groep in de maatschappij ontstaat. Bezorgdheid je- gens vluchtelingen is er altijd geweest. Echter is er wel een duidelijk verschil in de zeggings- kracht te ontdekken. De aanwezige bezorgdheid naar vluchtelingen kreeg na de gebeurte- nissen in Parijs en Keulen een nieuwe invulling. Er was sprake van hostility, het tweede kenmerk dat Cohen benoemt. Hostility ontstaat als de groep waar men zich zorgen om maakt een bedreiging gaat vormen voor de maatschappij. De veiligheid van de Nederlandse samenleving kwam meermaals ter sprake na de gebeurtenissen in Parijs en Keulen. De vluchtelingen zouden een verstoring van de maatschappelijke orde zijn. Ze brengen de sa- menleving uit evenwicht, zorgen voor onrust, een toename van criminaliteit, daling van de huizenprijzen en na Keulen een nieuwe vorm van bedreiging: aanranding en verkrachting. Dit krijgt zijn vervolg in consensus. De reactie van het publiek wordt ervaren als een univer- sele reactie van de maatschappij, de common sense, welke klassengrenzen overschrijdt. De quote van Jack van Gelder die hierboven al is genoemd is hier een goed voorbeeld van. Jack van Gelder spreekt in deze quote over een gevoel dat in de samenleving aanwezig is. Over “wij” als Nederlanders die moeten leren om begrip te hebben voor de vluchtelingen maar dat “wij” dit van de andere kant (“zij”) niet terug krijgen.

De angst wordt een belangrijke speler in het debat omtrent de vluchtelingen. In talk- shows krijgt deze bezorgdheid steeds meer aandacht. Er komen verschillende mensen uit de samenleving praten over problemen die ze ondervinden door de komst van vluchtelingen. Ze spreken over de angst voor aantasting van de veiligheid, over de kans op aanslagen in Nederland. Een vierde kenmerk is disproportionality. Disproportionality betekent dat de reac- tie die in de samenleving voelbaar is niet in verhouding staat tot de feitelijke gebeurtenissen. Zowel na de aanslagen in Parijs als na de aanrandingen in Keulen was er sprake van pre-

mediation. Dit concept hoort niet bij de vijf concepten die Cohen noemt voor de omschrijving van een moral panic maar deze sluit wel goed aan bij dit kenmerk. Premediation is een con- cept geïntroduceerd door Richard Grusin. Richard Grusin tracht met dit concept het idee van tijd te compliceren (2). Volgens Richard Grusin leggen nieuwsmedia namelijk niet alleen ver- slag van gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld maar zijn ze aan het “premediaten”: ze doen verslag van wat er mogelijk nog gaat gebeuren. Het gaat er hierbij niet zozeer om voorspellingen van nieuwe gebeurtenissen, het is vooral bedoeld om invloed uit te oefenen op opinies en stemmingen in de maatschappij (47). Nieuwsmedia worden hiermee een spe- ler in de bepaling van het publieke debat. Ze mengen zich in het juridische onderzoek wan- neer ze het hebben over de mogelijke daders. Ze worden gezien als ‘agents of governmen- tality’ wanneer ze voorspelingen doen en suggesties leveren over hoe de regering zou kun- nen reageren en anticiperen (42). Dit vond plaats na zowel de aanslagen in Parijs als na de gebeurtenissen in Keulen. Nog voor de politie überhaupt wist wie de daders van de aansla- gen in Parijs waren, werd er gespeculeerd over hun identiteit. In de uitzending van Pauw op 14 november werd gedebatteerd over de mogelijke aanwezigheid van Syrische terroristen in de vluchtelingenstroom in Nederland. In een latere uitzending (19 november) speculeerden ze bij Pauw over de beslissing die de Nederlandse regering zou kunnen nemen om niet lan- ger Syrische vluchtelingen toe te laten. Dus terwijl de identiteiten van de daders nog niet wa- ren vastgesteld, ging het gesprek voornamelijk over de mogelijkheid van een aanval in Ne- derland, de aanwezigheid van terroristen in de vluchtelingenstroom en beslissingen van de regering die gemaakt konden worden om dit tegen te gaan. Ook na Keulen was de identiteit van de daders nog niet bekend maar waren het voornamelijk de geruchten over massale aanrandingen en verkrachtingen waarover het debat werd gevoerd. Het ging niet over de gebeurtenissen zelf maar over deze nieuwe vorm van criminaliteit en hoe om te gaan met de vluchtelingen in het eigen land.

Het laatste kenmerk van een moral panic die Cohen omschrijft is volatity. Zo snel als de paniek uitbrak, zo snel kan het weer verdwijnen. De gebeurtenissen in Keulen hebben veel invloed gehad op de overhand van het anti-vluchtelingen discours in de strijd in der dis- coursen. Ik denk dat het op dit moment heel sterk afhangt van een nieuwe dislocatie die gaat plaatsvinden in de maatschappij en het evenwicht gaat bepalen.

5. Conclusie

In mijn onderzoek heb ik discoursen in Nederlandse talkshows rondom het vluchtelingende- bat, gevoerd in de periode van voorjaar 2015 tot februari 2016, geïnventariseerd. Binnen deze discoursanalyse ging het niet zozeer over de personen zelf die aan het woord kwamen maar juist om de logica van de uitspraken zelf. Uit de inventarisatie komt naar voren dat er drie grote discoursen te onderscheiden zijn die uit verschillende momenten bestaan. Aller- eerst het pro-vluchtelingen discours, welke bestaat uit de momenten: medelijden, verant- woordelijkheid en leren van het verleden. Binnen dit discours wordt de vluchteling voorna- melijk als slachtoffer geportretteerd. Men spreekt vanuit dit discours dikwijls uit eigen erva- ring en tevens speelt emotie en gevoel een belangrijke rol in de overdracht van dit discours. Het tweede discours is het anti-vluchteling discours welke bestaat uit de momenten: gevaar voor economie en stabiliteit, ondankbaarheid en bedreiging. De overdracht van dit discours vindt hoofdzakelijk plaats door de aspecten van kwantificering en dehumanisatie. Binnen deze aspecten wordt de vluchteling gepositioneerd als (problematisch) object of als natuur- lijk verschijnsel en wordt er gesproken aan de hand van metaforen die de kwantiteit bena- drukken. Onderliggend aan deze aspecten ligt het gevoel van angst. Angst is eigenlijk een overkoepelend effect binnen dit gehele discours, ieder moment wakkert op zijn eigen manier het gevoel van angst aan. Het derde en tevens laatste discours is het rechten discours. Dit discours werkt anders dan het pro- en anti-vluchteling discours, namelijk niet vanuit emotie en gevoel maar het beschouwt de vluchteling vanuit het moment van het mensenrecht. Het mensenrecht is geen conditioneel maar een absoluut recht. Dit discours wordt echter ge- marginaliseerd in de berichtgeving over vluchtelingen. Het komt occasioneel aan bod maar er wordt niet dieper op in gegaan. Binnen dit type onderzoek staat de discours-analyse cen- traal. Ik heb aan de hand van de inventarisatie van de aanwezige discoursen geanalyseerd uit welke verschillende momenten ze bestaan. Tevens heb ik de werking van de discoursen, zowel binnen de discoursen zelf, als binnen het veld van discoursen onderzocht. Ik heb hierdoor als het ware de mechanica van de discoursen blootgelegd en bestudeerd hoe ze door de tijd heen zijn geëvolueerd en hoe ze elkaar ondermijnen of versterken. 


Uit de analyse blijkt dat het pro-vluchtelingen discours eigenlijk vanaf het moment van intreden onhoudbaar is geweest. De aanslagen in Parijs en de aanrandingen in Keulen worden geassocieerd met de vluchtelingencrisis waardoor er een directe aanval op het pro- vluchtelingen discours plaatsvindt. Deze gebeurtenissen illustreren situaties waarin de vluchteling een groot gevaar voor de samenleving vormt. Het zijn momenten dat de vluchte- ling zich niet dankbaar opstelt en zich niet voorbeeldig gedraagt. Het is gebleken dat, onder- liggend aan de verschillende momenten binnen het pro-vluchtelingen discours, het funda- ment ligt dat vluchtelingen zich voorbeeldig moeten gedragen en zich dankbaar moeten op- stellen. Ze moeten heiliger dan heilig zijn. Binnen de momenten van medelijden, de verant- woordelijkheid en de verrijking voor het eigen land kan het discours alleen van kracht zijn als

de vluchteling aan deze “voorwaarden” voldoet. Hiermee is een onmogelijke discursieve po- sitie voor de vluchteling gecreëerd. Het is precies om deze reden dat het discours zo snel omver geduwd kon worden.

Een ander belangrijk punt dat uit mijn analyse naar voren komt is het spel dat wordt gespeeld rondom identiteitsbepaling. Er worden immers opposities gecreëerd tussen “wij” (“de Nederlandse burger”) en “zij” (de vluchteling). Deze opposities zorgen doorgaans voor een positieve zelfpresentatie en de negatieve presentatie van de ander. Het effect van het homogeniseren van de vluchteling als zodoende “zij”, bepaalt sterk de identiteit van de vluchteling én de identiteit van “ons”. Er wordt namelijk verondersteld dat “wij” automatisch onschuldig zijn. Hiertegenover staat dat de vluchteling zich dankbaar moet gedragen ofwel modelburger zijn. Wanneer dit niet gebeurt wordt de vluchteling afgeschreven als ondank- baar, als crimineel, als boosdoener.

Uit mijn onderzoek is mede gebleken dat de geïnventariseerde discoursen in zekere mate afhankelijk zijn van de context waarin het geproduceerd wordt: de talkshow. De talk- show is een plek waar publieke discoursen circuleren echter het is tevens een plek waar voornamelijk oppositionele standpunten worden neergezet, waar sterke en uiteenlopende emoties worden aangewakkerd, waar het meestal draait om persoonlijke ervaringen die transformeren naar publieke uitvoeringen en waar de talkshow bewust op zoek gaat naar de confrontatie in het debat. Deze karakteristieke eigenschappen beïnvloeden de aanwezige discoursen. De discoursen vinden hierin echter niet hun oorsprong maar het is wel medebe- palend voor de invulling. Uit mijn analyse blijkt dat binnen de context van de talkshow de voorkeur wordt gegeven aan het pro-vluchtelingen en anti-vluchtelingen discours. Dit valt te onderbouwen door het argument dat het pro-vluchteling discours eenvoudig wordt ingebed in de context van de talkshow. Dit komt grotendeels doordat het discours vanuit emotie wordt geleid waardoor het een sterke overtuigingskracht heeft. Echter maakt dit het discours tevens kwetsbaar. Het kan hierdoor eenvoudig onderuit gehaald te worden. Het pro- en anti- vluchtelingen discours zijn opposities van elkaar, tussen deze discoursen kan de confronta- tie worden opgezocht. Dit is bij het rechten discours niet mogelijk. Dit kan een mogelijke ver- klaring zijn voor de marginalisering van dit discours in de talkshow.

In dit onderzoek heb ik aangetoond hoe de materiële context (talkshow) invloed uitoefent op de productie van discoursen. Hiermee heb ik een bijdrage geleverd aan discourstheorie. Te- vens heb ik ingezoomd op de interne contradictie van de strijd tussen de discoursen: het mechanisme waarmee een discours een ander discours omver kan duwen. Ik heb aange- toond hoe een schijnbaar contrahegemonisch discours, in termen van het dominante dis- cours spreekt en kan bestaan uit eenzelfde onderliggend fundament.

6. Bronnenlijst

Andrade, Alejandro. “Illustrating Laclau and Mouffe’s Discourse Theory with a Social Net work Approach.” Discourse Analyzing. 2 februari 2015. <http://alandra.org/laandrad/?p=108>
 Baker, Paul and Tony McEnery. “A corpus-based approach to discourses of refugees and 
 asylum seekers in UN and newspaper texts.” Journal of Language and Politics. Vol.
 4.2 (2005): 197-226.


Bates, R. Thomas. “Gramsci and the Theory of Hegemony.” Journal of the History of Ideas. Vol. 36.2 (1975): 351-366.


Bauman, Zygmunt. “Times of interregnum”. Ethics & Global Politics. Vol 5. No 1 (2012). 
 18-05-2016.<http://www.ethicsandglobalpolitics.net/index.php/egp/article/view/17200/20073>


Beek, van de Jan. Kennis, Macht en Moraal: De productie van wetenschappelijke kennis
 over de economische effecten van migratie in Nederland, 1960-2005. Diss.
 (Ph.D. Thesis). Universiteit van Amsterdam, 2010. Amsterdam, 30 maart 2010.
 Bennett, Samuel, et. al. “The Representation of Third-Country Nationals in European News
 Discourse.” Journalism Practice, vol. 7.3 (2013): 248-265.


Benjamin, Jan. “Bild op de bres voor vluchtelingen.” NRC, 26 januari 2016.


Bleiker, et al. “The Visual Dehumanisation of Refugees.” Australian Journal of Political 
 Science.Vol. 48.4 (2013): 398-416. 


Bowen, Glenn A. “Grounded Theory and Sensitizing Concepts” International Journal of
 Qualitative Methods. Vol. 5.3 (2006): 12-23.


Carpentier, Nico en Patrick de Vos. “De discursieve blik: de discourstheorie van Laclau en
 Mouffe als denkkader en instrumentarium voor sociaal-wetenschappelijke analyse”.
 Ethiek en maatschappij. Vol 4.4 (2001): 3-30.


Castles, S. “Toward a Sociology of Forced Migration and Social Transformation.” Sociology

Vol. 37 (1): 2003, 13–34.


Cohen, Stanley. Folk Devils and Moral Panics: The Creation of the Mods and Rockers.
 Londen & New York: Routledge, 1972. 


Cottle, Simon. Ethnic Minorities and the Media: Changing Cultural Boundaries. Buckingham: Open University Press, 2000. 


Creeber, Glen. “Analysing Television: Issues and Methods in Textual Analysis”. Tele-visions: 


GERELATEERDE DOCUMENTEN