• No results found

Om gedragsverandering bij kinderen van 8 tot 12 jaar te realiseren moet er eerst gedragsverandering bij de ouders gerealiseerd worden op het gebied van (op)voeding. Om de intentie tot gedragsverandering te realiseren moeten de determinanten houding, sociale norm en waargenomen gedragscontrole allemaal positief zijn op het gebied van gezond (op)voeden. Daarnaast moet de daadwerkelijke gedragscontrole positief zijn, daarna kan pas daadwerkelijke gedragsverandering ontstaan bij de ouders en het opvoedgedrag aangepast worden.

Kinderen van 8 tot 12 jaar met overgewicht moeten worden opgevoed door de ouders middels een gezaghebbende opvoedstijl. Dit betekent dat het kind wordt opgevoed met zorgzaamheid, structuur en een bepaalde mate van gedragscontrole. Bij meerdere onderzoeken is gebleken dat deze opvoedstijl een positief effect heeft op de gewichtsstatus van het kind. Daarnaast werkt deze opvoedstijl preventief bij overgewicht bij kinderen, waardoor deze opvoedstijl tot het einde van de opvoeding toegepast moet worden om het eetgedrag bij de kinderen duurzaam te veranderen. Echter, de opvoedstijl van de ouders en het eetgedrag van kinderen is in veel gevallen al langdurig hetzelfde, waardoor het tijd en moeite kost om duurzame gedragsverandering te realiseren. Daarnaast moet er rekening gehouden worden met de volgende factoren die een barrière kunnen vormen in de gedragsverandering: verschillende opvoeders (zoals opa’s en oma’s), gezinssituatie, cultuur en omgeving.

Om het gedrag van kinderen met een hoge BMI te beïnvloeden zijn er specifieke gedragingen en strategieën die de ouders kunnen gebruiken om een positieve invloed te creëren. Volgens het literatuuronderzoek zijn dit: model-leren, aanmoedigen, beschikbaar en toegankelijk maken, betrekken bij het bereiden van maaltijden en kennis overbrengen. Echter, het kwalitatieve onderzoek wijst uit dat in de praktijk deze opvoedpraktijken niet allemaal een positieve invloed hebben. De kenmerken en persoonlijkheid van de kinderen en de ouders kunnen hier een barrière vormen. Aan de andere kant kun je de vraag stellen of deze wel op de juiste manier worden toegepast in de opvoeding. Er is niet gemeten in welke mate en op wat voor manier de opvoedpraktijken worden uitgevoerd door de ouders, waardoor de uitvoering niet is getest. Dit laatste zou kunnen verklaren dat de opvoedpraktijken geen positieve invloed hebben. De opvoedpraktijken die volgens de resultaten van het literatuuronderzoek een negatieve invloed hebben op het eetgedrag van kinderen met een hoge BMI zijn: emotioneel voeden, instrumenteel voeden en een hoge druk uitoefenen. De resultaten van het kwalitatieve onderzoek komen hier voor een groot gedeelte mee overeen, maar hiervoor geldt ook dat de uitvoerbaarheid van de opvoedpraktijken niet getest is.

Wat opviel tijdens het analyseren van de interviews was dat de respondenten allemaal vonden dat ze kennis over gezonde voeding hadden, maar toen ze vertelden wat ze hierover weten bleek de kennis bij geen één respondent beter dan een basis kennis en vaak zelfs (zeer) beperkt. Op dit gebied kunnen de ouders nog veel leren. Door de kennis van de ouders beter te maken is de houding tegenover een gezonde voeding waarschijnlijk ook positiever, want niet alle ouders zijn bewust van de consequenties die ongezonde voeding mee kunnen brengen. Ook de ervaringen van de ouders met gezonde voeding waren in veel gevallen minimaal, waardoor hier door middel van lessen voor de ouders aan gewerkt moet worden alsmede kennis en eigen-vaardigheden. Ook de omgeving van de kinderen moet aangepakt worden. Ondanks dat JOGG-Harderwijk zich daar reeds voor inzet, zijn er nog een hoop omgevingsfactoren die verbeterd moeten worden. Daarnaast zijn de andere barrières (andere opvoeders, gezinssituatie, cultuur en de kenmerken en persoonlijkheid van ouders en kinderen) ook

31 belangrijk om mee te nemen, waardoor naast een gezamenlijke behandeling elk gezin individueel behandeld moet worden.

Om gedragsverandering bij de kinderen te realiseren zijn de determinanten van gedragsverandering belangrijk. Daarom moeten ook de kinderen les krijgen over gezonde voeding tijdens groepsbijeenkomsten. Uit de resultaten van het literatuuronderzoek, over succesfactoren van een GLI, is gekomen dat het niveau passend moet zijn voor de ouders en kinderen, dus de les over gezonde voeding moet apart van elkaar gegeven worden. Dit kost wel meer tijd voor de ouders, omdat zij de kinderen moeten halen en brengen. Als de bijeenkomst voor zowel ouders als kinderen zou zijn, kunnen ze hier samen naar toe en is er ook geen eventuele oppas nodig. Daarnaast moet de groepsbijeenkomst interactief zijn, door professionals worden gegeven en verschillende thema’s bevatten. Ook is uit de resultaten van het kwalitatieve onderzoek gekomen dat de respondenten bepaalde verwachtingen van het programma hebben. De verwachtingen van Move(F)it op het gebied van voeding van de respondenten waren uiteenlopend: er moeten lessen komen over gezonde en ongezonde voeding (voor zowel de ouders als de kinderen), ADH, suikers en opvoedpraktijken. Deze verwachtingen vallen binnen de thema’s die besproken moeten worden volgens het literatuuronderzoek. Eén respondent wilt graag dat er ook een bijeenkomst voor opa’s en oma’s komt en dit kan zeker worden meegenomen in het advies. Elke gezinssituatie is anders, waarbij er verschillende opvoeders kunnen ontstaan. Dit zijn bijvoorbeeld opa’s en oma’s, maar ook andere oppassers die te maken hebben met het eetgedrag van de kinderen. Het is dus goed om ook deze (parttime) opvoeders bewust te maken van gezonde voeding. Let wel, in sommige gevallen kunnen ouders verwachtingen hebben die niet haalbaar en/of redelijk zijn. In dit geval kan er uitgelegd worden waarom er voor bepaalde thema’s en/of keuzes is gekozen.

Om de determinanten van gedragsverandering te meten van de ouders moeten individuele gesprekken plaats vinden met de ouders. Hierdoor kan bepaald worden aan welke determinanten de professional moet werken bij de ouders. Daarnaast moet worden bepaald welke opvoedpraktijken reeds gebruikt worden en welke opvoedprakijken nog aangeleerd moeten worden. Ook is het belangrijk om aan de verwachtingen van de deelnemers te voldoen, omdat dit kan bijdragen aan de motivatie van de deelnemers. De professionals moeten deze dus achterhalen. Deze drie topics moeten behandeld worden in een diepte-interview. Voor het kwalitatieve onderzoek zijn deze topics ook gebruikt, dus bijlage V kan hiervoor gebruikt worden. Daarnaast moet het huidige eetgedrag van de kinderen worden bepaald middels een voedingsanamnese. Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat het eetdagboekje het beste werkt voor de doelgroep. Wanneer de deelnemers aangeven hier geen tijd voor te hebben, kunnen zij ook foto’s maken van alle maaltijden die ze eten. Als het huidige eetgedrag bepaald is kan er een advies en doelen worden opgesteld met de deelnemers.

Sterke punten

Het onderzoek bestaat uit twee methoden, waarbij zowel de theorie als de praktijk onderzocht is. Hierbij is constant rekening gehouden met de leeftijd van de doelgroep. Daarnaast zijn alleen de gecombineerde leefstijlinterventies onderzocht die gericht zijn op de thuissituatie. Dat is bij dit onderzoek erg van belang, omdat ook de ouders betrokken worden in de interventie. De resultaten van het onderzoek kunnen de organisatie van Move(F)it helpen om de doelen van de interventie te behalen.

32

Zwakke punten

Ondanks de moeite die in de wervingsprocedure is gestoken, zijn in totaal maar zes respondenten geworven voor het kwalitatieve onderzoek. Dit zou meer kunnen zijn als er in Harderwijk beter in kaart wordt gebracht hoeveel en welke kinderen overgewicht hebben. Een onderzoek naar overgewicht bij kinderen in Harderwijk zou dan ook een goed vervolgonderzoek zijn. Daarnaast zijn overige factoren die invloed kunnen hebben op het eetgedrag van kinderen niet meegenomen in het onderzoek, zoals: kenmerken van de kinderen en kenmerken van de ouders. Ook hier zou nog een vervolgonderzoek over kunnen komen. Als laatste is weinig rekening gehouden met verschillende culturen en het eetgedrag van deze culturen, welke anno 2018 wel belangrijk zijn in Nederland.

GERELATEERDE DOCUMENTEN