• No results found

Discussie

In document Evaluatie pilot screening LVB (pagina 43-48)

Uit het valideringsonderzoek blijkt dat het met behulp van de de SCIL mogelijk is om met een voldoende mate van nauwkeurigheid uitspraken te doen over het al dan niet hebben van een LVB, maar dat daar waar de totaalscore rond de afkap score ligt, aanvullend diagnostisch onderzoek nodig is om definitief uitsluitsel te bieden. Dit is een grote vooruitgang en ten opzichte van de huidige situatie, waarbij een groot percentage van de mensen met een LVB niet herkend wordt. Afhankelijk van het doel van het gebruik van de SCIL zal steeds moeten worden bekeken of de uitkomst voldoet, of dat verder diagnostisch onderzoek wenselijk is. Het inschatten van de prevalentie van LVB binnen een populatie, het afstemmen van bejegening in een reguliere detentiesetting, of het opstellen van een individueel behandelplan stelt immers telkens andere eisen aan de mate van nauwkeurigheid waarmee het voorkomen van een LVB dient te worden vastgesteld. Een screener kan nooit een vervanging zijn van een diagnostisch onderzoek, maar kan wel belangrijke meerwaarde hebben in situaties waar de inzet van uitgebreide diagnostische instrumenten niet haalbaar is of waar eerst bezien dient te worden bij wie verder diagnostisch onderzoek zal moeten worden verricht en bij wie niet.

Uit het pilotonderzoek binnen het gevangeniswezen blijkt dat het werken met de screener door de medewerkers als relatief gemakkelijk en bruikbaar werd ervaren. Het lijkt er dan ook op dat de screener, zoals beoogd, geschikt is voor gebruik binnen het gevangeniswezen.

Tegelijkertijd biedt de pilot een aantal aanknopingspunten voor een verdere implementatie.

 Binnen deze pilot was er voor gekozen om de PI’s lopende de pilot zelf te laten invullen hoe implementatie vorm zou worden gegeven. Afname door de PIW’ers leek over het algemeen goed te bevallen. Zowel voor afname door iedere PIWér (bijvoorbeeld door de afname te beleggen bij de mentoren) als door een aangewezen PIWér per afdeling valt iets te zeggen: meer spreiding van de afname leidt tot een gespreide werklast, meer afnames door een persoon leiden tot routine, hetgeen de kwaliteit waarschijnlijk ten goede komt.

 In het kader van de ervaren werklast lijkt het belangrijk de afnemers de ruimte geven om zelf een moment van afname te zoeken. Hierdoor kunnen rustige momenten benut worden voor de screening.

 Bij deze pilot was er vaak voor gekozen eerst te bezien hoe de afname verliep, en de bevindingen niet breed te delen. Dit zorgde ervoor dat er onduidelijkheid was over de benutting van de gegevens, zowel bij de staf als bij de gedetineerden, en dat de resultaten niet optimaal benut werden. Bij verdere inzet van de screener lijkt het goed om vooraf duidelijk beleid te formuleren over het opslaan en delen van de gegevens en de gevolgen die aan een lage score worden verbonden. Dit maakt een verdere evaluatie van de meerwaarde mogelijk en maakt het voor de afnemers ook makkelijker een helder verhaal te vertellen aan de gedetineerde.

 Voor een zoek goed mogelijke benutting van screening is het belangrijk de non-respons zo veel mogelijk te reduceren; refereren aan onderzoek en anonimiteit zoals nu soms

44 gebeurde kan een geflatteerd beeld geven van de weerstand die in de praktijk zal worden ervaren. Tegelijkertijd geeft de pilot goede hoop dat met de juiste insteek de non-respons beperkt kan blijven. Selectieve afname van de screener (alleen als er twijfel is over de cognitieve vermogens van de gedetineerde) is riskant, aangezien dit zelfbevestigend kan werken: de mensen die men nu niet als LVB worden herkend worden ook dan mogelijk niet gescreend.

 Gezien de in de pilot gesignaleerde fouten in de afname en in het scoren moet nog eens worden benadrukt dat het niet volgen van de gedetailleerde handleiding een voldoende betrouwbare afname in de weg kan staan. Het bieden van voldoende voorlichting aan en enige oefening met ieder potentiële gebruiker lijkt noodzaak. Hierbij moeten de verschillende stappen van de afname goed worden doorgenomen, en moet worden benadrukt wat het belang is van afname conform de handleiding. Enkele opmerkingen van de respondenten over de lay-out vragenlijst zijn met de uitgave bij testuitgever Hogrefe waarschijnlijk al opgelost. Bij deze uitgave zit ook een beknopte instructiekaart.

Het lijkt echter verstandig het doornemen van de instructies niet vrijblijvend aan de eigen verantwoordelijkheid van de afnemer over te laten. Een centrale instructie (eventueel met behulp van een instructiefilm) en oefening in afname en scoren (bijvoorbeeld door middel van intervisie) is aante raden.

“Ja, ik denk dat we van tevoren, toen het de eerste keer geïntroduceerd werd, met de collega’s van mij, denk dat we het wel samen eventjes hadden moeten doorlopen. Achteraf wel.” (resp. 5)

 Bij de instructie over afname en scoren kan tevens aandacht worden besteed aan de gedachte achter het screenen om zo enkele misverstanden weg te nemen. Hierbij moet worden gedacht aan ideeen omtrent de noodzaak van het precies volgen van de instructies of over het nut van vragen die in PI niet direct zinvol lijken; misverstanden over de herkenbaarheid van een LVB en de meerwaarde van testresultaten boven eigen observaties; of misverstanden over de zelfredzaamheid van gedetineerden met een LVB in het zelf aangeven wat ze nodig hebben. Begrip inzake dergelijke onderwerpen kan de motivatie van sommige afnemers mogelijk vergroten.

 Verschillende respondenten gaven aan geen meerwaarde te ervaren zolang ze niet wisten hoe ze met een LVB rekening konden houden. Het bieden van handvatten voor het omgaan met LVB lijkt dan ook noodzakelijk indien screening breder wordt ingezet.

Overigens had niet iedereen behoefte aan informatie. Bij het opzetten van voorlichting is het goed rekening houden met een tweedeling tussen zij die graag infromatie willen, en zij die nut hier niet van inzien.

Voor uitspraken over prevalentie en kenmerken van de doelgroep is verder onderzoek nodig. Hierbij is koppeling met de DJI-datasystemen niet voldoende. Uit dit onderzoek blijkt wel dat de groep omvangrijker is dan eerder onderzoek suggereerde. In de toekomst zou het mooi zijn om gegevens te verzamelen over het gedrag van LVB-gedetineerden in detentie (bijv incidenten, deename aan TRA, deelname aan arbeid, deelname aan en uitkomsten van de Reflector, gesignaleerde problemen bij MMD) en over problemen bij terugkeer in de maatschappij (recidive, hulpverleningscontacten, huisvesting/arbeid/etc, deelname interventies, succes reclasseringscontact etc.). Dit kan mogelijk helpen tot een gerichter beleid te komen voor de omgang met gedetineerden met een LVB.

45

9 Literatuur

Andrews, D.A., & Bonta, J. (2010). The psychology of criminal conduct (5th ed.). New Providence, NJ:

LexisNexis/Anderson Publishing.

Beer, Y. de (2011). De Kleine Gids - Mensen met een licht verstandelijke beperking. Deventer: Kluwer.

Borg, D. (z.j.). Hoe herken ik mensen met een lichte verstandelijke beperking? Een beknopte handreiking en enkele tips voor de omgang bestemd voor medewerkers van politie & justitie, maatschappelijk werk en reclassering. Den Dolder: De Borg.

Day, K. (1993). Crime and mental retardation. In K. Howells & C. R. Hollin (Eds.), Clinical approaches to the mentally disordered offender (pp. 111-144). Chichester: John Wiley & Sons.

Kaal, H., Nijman, H., & Moonen, X. (2013). SCIL; Screener voor intelligentie en licht verstandelijke beperking; Handleiding. Amsterdam: Hogrefe Uitgevers.

Kaal, H.L. (2010). Beperkt en gevangen? De haalbaarheid van prevalentieonderzoek naar verstandelijke beperking in detentie (Cahier 2010-11). Den Haag: WODC.

Kaal, H.L., Negenman, A.M., Roeleveld, E., & Embregts, P.J.C.M. (2011). De problematiek van gedetineerden met een lichte verstandelijke beperking in het gevangeniswezen. Tilburg:

Prismaprint.

Lindsay, W.R., Sturmey, P., en Taylor, J.L. (2004) Natural history and theories of offending in people with developmental disabilities, in W.R. Lindsay, J.L. Taylor en P. Sturmey (red.) Offenders with developmental disabilities. Chichester: John Wiley & Sons.

Moonen, X., & Verstegen, D. (2006). LVG-jeugd met ernstige gedragsproblematiek in de verbinding van praktijk en wetgeving. Onderzoek en Praktijk, 4(1), 23-28.

Moonen, X., Wit, M. de, & Hoogeveen, M. (2011). Mensen met een licht verstandelijke beperking in aanraking met politie en justitie. PROCES, 90(5), 235-250.

Schalock, R.L., Borthwick-Duffy, S.A., Bradley, V.J., Buntinx, W.H.E., Coulter, D.L., Craig, E.M., & et al.

(2010). Intellectual disability: Definition, classification, and systems of supports (11th ed.).

Washington DC: American Association on Intellectual and Developmental Disabilities.

Snell, M. E., Luckasson, R., Borthwick-Duffy, S., Bradley, V., Buntinx, W. H. E., Coulter, D. L., & et al.

(2009). Characteristics and Needs of People With Intellectual Disability Who Have Higher IQs.

Intellectual and Developmental Disabilities, 47(3), 220-233. doi: 10.1352/1934-9556-47.3.220

Spaans, E. (2005) Meten is niet altijd weten...: Prevalentie-onderzoek licht verstandelijk gehandicapten in het Nederlandse gevangeniswezen. DJI, intern rapport.

Staatssecretaris van VWS (2012) Brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 9 oktober 2012 betreffende ‘Jongeren met een lichte verstandelijke beperking’, Kenmerk DLZ-U-3126469.

Talbot, J. (2008). Prisoners’ voices: Experiences of the criminal justice system by prisoners with learning disabilities and difficulties. London: Prison Reform Trust.

Vermeulen, T., Jansen, M., & Feltzer, M. (2007) LVG: Een lichte verstandelijke handicap met zware gevolgen, een onderzoek naar de problematiek van licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen.

Onderzoek & Praktijk 5(2), 4-15.

Verstegen, D., & Moonen, X. (2010). Van Debilitas Mentis naar Licht Verstandelijke Beperking.

Onderzoek & Praktijk, 8(2), 8-16.

46

47

Bijlage: Non-responsanalyse

Om enige uitspraken te kunnen doen over de invloed van de non-respons op de bevindingen is een zogenaamde non-respons analyse uitgevoerd (zie bijlage). Hiervoor zijn enkele gegevens over zowel de gedetineerden die wel meewerkten als de gedetineerden die niet meewerkten opgevraagd uit de systemen van DJI. Deze koppeling van gegevens is gelukt in 81% van de gevallen (tabel B1). De gemiddelde leeftijd van de gedetineerden waarbij de screener niet was afgenomen was 34 jaar, evenals de gemiddelde leeftijd van de gedetineerden waarbij de screener wel was afgenomen (t(264)=-,015; p=.988). Niet verbazingwekkend is dat de respons onder Nederlandse respondenten significant hoger is dan onder respondenten met een andere etnische achtergrond (tabel B2): taal was immers een reden voor uitval. Er lijkt daarentegen weer geen duidelijk verschillend patroon tussen de respons- en de non-responsgroep als we kijken naar het indexdelict (tabel B3). De responsgroep zit relatief vaker in detentie voor een geweldsdelict, maar over het geheel genomen is het beeld vergelijkbaar.

Tabel B1: Koppeling van DJI data aan pilot-bestand ten behoeven van non-respons analyse Non-respons

Tabel B2: Etnische achtergrond van respondenten en non-respondenten.

Non-respons

48 Tabel B3: Indexdelict van respondenten en non-respondenten (meerdere antwoorden mogelijk).

Non-respons

Totaal Respons Non-respons

Delict onbekend 13 25 38

9% 20%

Geweldsmisdrijven 33 18 51

24% 14%

Vermogensdelicten zonder

geweld 61 61 122

44% 48%

Vermogensdelicten met

geweld 18 12 30

13% 9%

Opiumwet 18 15 33

13% 12%

Seksuele misdrijven 4 2 6

3% 2%

Vernieling en openbare orde

en gezag 11 8 19

8% 6%

Overig wetboek strafrecht 20 9 29

14% 7%

Wegenverkeerswet (incl. wet

Mulder) 4 4 8

3% 3%

Wet wapens en munitie 8 3 11

6% 3%

Overige wetten 2 0 2

1% ,0%

Totaal 139 127 266

In document Evaluatie pilot screening LVB (pagina 43-48)

GERELATEERDE DOCUMENTEN