• No results found

Eems-estuarium open water

2.34 Discussie en conclusies

In de voorgaande paragrafen zijn er per KRW-lichaam de trends van de meest algemene vissoorten beschreven. Alhoewel ieder KRW-lichaam apart is geanalyseerd, zijn er vergelijkbare patronen in trends te zien, die in meerdere KRW-lichamen voorkomen en wellicht dus ook een gemeenschappelijk oorzaak hebben. Hieronder worden deze patronen in de visstand in de Rijkswateren van Nederland bediscussieerd.

Afname cypriniden en andere benthische soorten

In veel waterlichamen is te zien dat er in de periode 2009-2012 een sterke afname is van de cypriniden (brasem, kolblei, blankvoorn). Aan de andere kant zijn er ook enkele KRW-lichamen die een lichte toename van deze soorten vertonen. De redenen voor zowel de toe- als afname zijn nog onduidelijk. Aangezien de afname van deze cypriniden meerdere KRW-lichamen betreft en veelal in dezelfde periodes plaatsvindt is het waarschijnlijk dat er een gemeenschappelijke oorzaak is voor de afname. Op dit moment kunnen we alleen speculeren over mogelijke oorzaken.

Eén van deze mogelijke oorzaken zou een gebrek aan voedsel kunnen zijn. Zowel het IJsselmeer als de grote rivieren vertonen een afname van nutriënten in de periode 1990-2010 (van Puijenbroek et al. 2014). Bij een afname van nutriënten neemt de groei van autotrofe organismen zoals planten, algen en organismen vaak ook af. Daarnaast kan er ook een verschuiving zijn in het voorkomen van autotrofe organismen door de afname van nutriënten, waarbij bepaalde soorten afnemen en andere juist toenemen. Een afname in groei of een verschuiving van het voorkomen van autotrofe

organismen kan een groot effect hebben op zoöplankton en bodemfauna en daardoor op vissoorten die op deze organismen foerageren. Het is mogelijk dat het bovenstaande ervoor gezorgd heeft dat bovengenoemde cypriniden zo sterk zijn afgenomen de laatste jaren. Daarnaast zou er ook door de afname van nutriënten en chlorofyl-a (RIVM 2017) competitie tussen cypriniden en baarsachtigen zijn ontstaan waarbij de baarzen in het voordeel zouden kunnen zijn (zie hoofdstuk 6.29).

Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn dat de toename van invasieve soorten (bijvoorbeeld de zwartbekgrondel) rond die periode (2010-2012) voor een afname gezorgd heeft. In veel KRW-

lichamen is er een toename van invasieve grondelsoorten, waarbij er vaak direct een afname te zien is van andere bentische soorten zoals de pos of de rivierdonderpad. Van Kessel et al. (2013, 2014, 2016) hebben aan de hand van experimenten en observaties (vangstgegevens) onderzoek gedaan om te kijken of de opkomst van de invasieve grondels de reden is geweest voor de afname van de rivierdonderpad en het bermpje, wat inderdaad in veel gevallen zo leek te zijn (zie hoofdstuk 2.8.1). Dit zou onder andere kunnen komen door competitie voor schuil- en ei-afzetplaatsen en/of voedsel, territoriaal gedrag en/of predatie van eieren. Competitie voor schuil- en ei-afzetplaatsen wordt door van Kessel et al. (2013) als zeer aannemelijk beschouwd, vanwege de zeer hoge dichtheid van zwartbekgrondels die binnen een jaar bereikt kan worden, wat duidt op een snelle reproductie en mogelijk ook snelle lichaamsgroei. Het is nog onduidelijk of de toename van de invasieve grondels ook tot competitie (voor voedsel, habitat) heeft geleid met andere bentische soorten zoals de cypriniden. In de KRW-lichamen zien we dat voornamelijk de zwartbekgrondel in de periode 2009-2012 toeneemt, en met name langs de oevers. Het zou goed mogelijk kunnen zijn dat de cypriniden, die paaien in ondiepe gedeeltes en hun eieren afzetten op waterplanten of meer vaste substraten als stenen en beschoeiingen langs de oevers, moeten concurreren met de zwartbekgrondel. Hoewel de predatie van eieren door de zwartbekgrondel mogelijk een goede verklaring zou zijn voor de afname van inheemse soorten, blijkt er uit een studie in Tsjechië dat zowel de zwartbekgrondel als de marmergrondel nauwelijks viseieren of larven opnemen in hun dieet (Vasek et al. 2014). Aan de andere kant bleek uit twee recente studies (Verstijnen et al. 2019, Juza et al. 2018) dat het dieet van de zwartbekgrondel in de Biesboschspaarbekkens grotendeels uit vlokreeften (32-59%) maar ook voor 9-15% uit vislarven bestaat. Het is onduidelijk om welke soorten vislarven dit gaat en of zulke percentages een (groot) effect hebben op vispopulaties. Het zou interessant zijn het dieet van de zwartbekgrondel in andere

met staandwant en zegen op de rivieren nog plaatsvinden. Het is mogelijk dat door de sluiting van de fuikenvisserij meerdere vissers zijn overgestapt naar de staandwant- en/of zegenvisserij, en de intensiteit hiervan dus is toegenomen. Dit zou een afname van cypriniden-soorten ook kunnen verklaren, hoewel hier tot nog toe geen directe aanwijzingen voor zijn. Daarnaast lijkt het aantal vissers dat met staandwant/zegen op de rivieren vist gering te zijn (van Rijssel et al. 2019b)

desalniettemin kan een gering aantal vissers grote hoeveelheden vis vangen. Een voorbeeld hiervan is de zegenvisserij op het IJsselmeer waarbij een gering aantal vissers in zeven dagen verspreid over de winter vele tientallen tonnen vis (brasem) kan vangen (Tien et al. 2020). Aangezien er op het IJssel- /Markermeer jaarlijks honderden tonnen cypriniden wordt gevangen is een effect van de visserij in deze KRW-lichamen ook niet uit te sluiten.

Een vierde oorzaak van een afname van rheofiele soorten zoals barbeel is wellicht te vinden in het dichtslibben van verschillende nevengeulen langs de grote rivieren (zie 3.2.3). Deze nevengeulen kunnen als kraamkamer dienen en door het dichtslibben neemt de stroming sterk af wat voor een afname van stroomminnende soort geleid kan hebben (Stoffers et al. 2020)

Toe- en afnames andere soorten

Alhoewel het er in 2017 en 2018 op leek dat de zwartbekgrondel wellicht op zijn retour was, werd deze invasieve exoot in 2019 in veel KRW-lichamen weer meer gevangen en domineerde in sommige wateren zowel de aantallen als de biomassa. Aal werd in de meeste wateren in 2019 weer wat minder gevangen dan in de jaren ervoor, in slechts een klein aantal wateren was er sprake van een toename (zowel in aantal als biomassa). De aanlandingen van aal lijken in voor aalvisserij belangrijke KRW- lichamen te zijn toegenomen (bijv. IJsselmeer, Markermeer, Randmeren), terwijl er in deze wateren geen duidelijk stijging van aal blijkt uit de verschillende monitoringen.

De monitoring van wolhandkrabben wordt voor het eerst besproken in deze rapportage. Over het algemeen lijkt er de laatste paar jaar een toename van het aantal wolhandkrabben te zijn met 2019 vaak als hoogtepunt, vooral in de benedenrivieren, ondanks dat een aantal vissers actief op deze soort vist. In het IJsselmeer lijkt er daarentegen de laatste paar jaren een afname van wolhandkrabben te zijn. In dit KRW-lichaam wordt ook actief op wolhandkrabben gevist.

Aanbevelingen

Dit rapport geeft een overzicht van de visstand per KRW-lichaam, waarbij de trends van de meest algemene soorten in kaart wordt gebracht. De oorzaken van de toe/-afnames van deze soorten zijn echter vaak nog onduidelijk, waardoor de trends soms moeilijk te duiden zijn en slechts speculatieve suggesties gedaan kunnen worden. Een aantal van deze suggesties zou onderzocht kunnen worden, zoals het dieet van de meerval in de Grensmaas om te bepalen of deze mede verantwoordelijk is voor de afname van barbeel. Zo is het ook aan te bevelen om het dieet van de invasieve grondels tijdens het broedseizoen te bestuderen, om te bepalen of deze daadwerkelijk (veel) visseneitjes eten wat een mogelijke verklaring is voor de achteruitgang van de cypriniden. Verder zou een uitgebreide analyse van het effect van omgevingsvariabelen (zoals temperatuur, waterstand, waterafvoer) op de vangsten en visstand per KRW-lichaam inzicht kunnen geven in de hoge jaar op jaar variatie van de vangsten in sommige KRW-lichamen.

Conclusies

Concluderend zien we dat de visstand in veel KRW-lichamen de afgelopen jaren achteruit is gegaan, waarbij cypriniden en inheemse bodemsoorten als pos en rivierdonderpad vaak sterk afnemen. Daarnaast zien we ook achteruitgang in andere soorten zoals de spiering, barbeel en het bermpje. Aan de andere kant zien we een sterke toename van invasieve exotische soorten (bijvoorbeeld

zwartbekgrondel en Pontische stroomgrondel) maar ook van bijvoorbeeld de inheemse Europese meerval. Schubvissoorten zoals baars en snoekbaars, maar ook aal lijken de laatste jaren in meerdere KRW-lichamen toe te nemen. De toename van aal zou wellicht direct in verband kunnen staan met maatregelen genomen vanuit het aalbeheerplan (o.a. gesloten aalvisserij op de grote rivieren sinds 2011, gesloten aalvisserij tijdens de migratiemaanden sinds 2009, verbeterde migratiemogelijkheden) in combinatie met een hogere glasaalintrek in 2013 en 2014. In sommige KRW-lichamen lijken deze toe- en afnames van soorten met elkaar gecorreleerd, en is er mogelijk een causaal verband. Verder onderzoek zou moeten uitwijzen of dit inderdaad zo is. Voor sommige KRW-lichamen ontbreekt nog een langjarige monitoringsreeks waardoor er nog geen conclusies voor deze wateren getrokken kunnen worden.