• No results found

Discussie en aanbevelingen Daling primair brandstofverbruik

animal welfare

Tekstvak 2.3: Energie-Efficiency Richtlijn en vergelijking met MJA-methodiek

2.3.5 Discussie en aanbevelingen Daling primair brandstofverbruik

Vanaf 2012 hebben de partijen binnen de Duurzame Zuivelketen energie-efficiëntie duidelijk op de agenda gezet. Figuur 2.3 laat gedurende de periode 2012-2016 een daling zien van het primair brandstofverbruik per 1.000 kg melk met een stabilisatie in 2017 om in 2018 weer verder te dalen. Een belangrijke verklaring voor deze verbetering is het overschakelen van grijze naar duurzame elektriciteit, zowel in de melkveehouderij als in de melkverwerking. Vooral in de zuivelverwerking zijn met betrekking tot de aankoop van duurzame elektriciteit grote stappen gezet, van 46% in 2013 (Fugro, 2015) naar 81% in 2018 (tabel 2.5).

Aankoop van duurzame elektriciteit door Nederlandse bedrijven hoeft echter niet samen te gaan met meer productie van duurzame

elektriciteit in Nederland. Energiemaatschappijen kunnen immers door aankoop van GvO’s (Garanties van Oorsprong) elders in Europa, bijvoorbeeld van Scandinavische waterkrachtcentrales, hun

energieaanbod vergroenen. Deze centrales bestonden echter allang, waardoor de keuze voor duurzame elektriciteit op die wijze niet zorgt voor nieuwe investeringen in duurzame energiebronnen. Om productie van duurzame energie in eigen land en binnen de eigen sector te stimuleren, kopen verschillende zuivelverwerkers gericht GvO’s in van eigen leden of leveranciers boven de marktconforme prijs. In 2018 is op deze wijze 1,27 PJ van de in totaal 2,5 PJ duurzame elektriciteits- consumptie bij melkverwerking gerealiseerd. Deze aankoop van GvO’s stimuleert het investeren in duurzame energieproductie binnen de sector.

Bij aardgas, qua aandeel de belangrijkste energiesoort voor de zuivelverwerking, is het aandeel dat als duurzaam kan worden aangemerkt in 2018 2,4%, meer dan de 1,5% in 2017. Vanwege het grote aandeel van aardgas in de energievoorziening van

zuivelverwerking is een verhoging van het aandeel duurzaam gas of aankoop van duurzame (rest)warmte belangrijk om een verdere verlaging van het primaire brandstofverbruik te kunnen realiseren.

In de melkveehouderij is diesel de energiesoort met het grootste aandeel in het primaire brandstofverbruik. In 2018 is vanwege de droge zomer minder eigen ruwvoer geoogst waardoor het dieselverbruik uit loonwerk is gedaald. Het eigen diesel verbruik is iets gestegen, waarschijnlijk veroorzaakt doordat er relatief veel is beregend. In 2015 daalde het dieselverbruik tot 14,1 liter per 1.000 kg melk. Sinds 2016 ligt het verbruik per 1.000 kg melk onder de 14 liter per 1.000 kg melk. In eerdere jaren kwam dat nog niet voor. De daling van het dieselgebruik hangt waarschijnlijk samen met de toegenomen intensiteit. De intensiteit van een bedrijf kan van grote invloed zijn op het dieselverbruik per 1.000 kg melk. Naarmate bedrijven intensiever worden zullen zij in verhouding meer voer aankopen en meer mest afvoeren. Een beperking van de huidige monitoring is dat de daarvoor benodigde diesel niet wordt meegenomen, al is dit in de berekening van de carbon footprint (paragraaf 2.2.3) wel het geval. Het streven om de Nederlandse melkveehouderij in de toekomst meer grondgebonden te maken kan ook van ook invloed zijn op het dieselverbruik. Door een afnemende intensiteit zal dit een stijging van het dieselverbruik per 1.000 kg melk tot gevolg hebben.

Er lijken mogelijkheden te zijn voor een verdere verlaging van het dieselverbruik per 1.000 kg melk gezien de grote verschillen die er zijn tussen bedrijven. Ook uit resultaten van het traject Energieneutrale Melkveehouderij (LaMi, 2018) blijkt dat er voor bedrijven

besparingsmogelijkheden zijn, zoals aanpassen van het rijgedrag, goed onderhoud en juiste afstelling van machines, afstemming van trekker op werktuig en meer beweiding toepassen. Een eerste stap op weg naar besparen is het geven van inzicht in het verbruik op het individuele bedrijf (inclusief indirect verbruik via loonwerk) en hoe zich dit verhoudt tot andere vergelijkbare bedrijven (benchmarking).

Het elektriciteitsgebruik per 1.000 kg melk is in de melkveehouderij in 2018 toegenomen. In de periode 2012-2016 vond wel een daling plaats. Ook cijfers uit de Energiescan-database (Ruitenberg, niet gepubliceerd) laten een kleine stijging zien in 2018.

De grote verschillen in elektriciteitsgebruik tussen bedrijven wijzen erop dat er nog mogelijkheden zijn voor verdere verlaging. Het traject Energieneutrale Melkveehouderij (LaMi, Energieneutrale

Melkveehouderij) noemt als besparingsmaatregelen onder andere het gebruik van een voorkoeler, isolatie van het spoelsysteem,

warmteterugwinning op de koelmachine, gebruik van een vacuümpomp met frequentieregeling, juiste plaatsing en instelling van compressor bij automatische melksystemen, toepassen van een lagere pompdruk bij eigen watervoorziening, gebruik van energie-efficiënte verlichting en het beperken van de brandduur van verlichting.

Uit een analyse van in 2018 opgeslagen Energiescans blijkt dat het aandeel bedrijven met voorkoeling, warmteterugwinning en

frequentieregeling op de vacuüm- en op de melkpomp is gestegen ten opzichte van eerdere jaren. Dit leidt echter nog niet tot de besparing die er mogelijk is. Voorkoelers presteren namelijk vaak ondermaats en er vinden ook andere wijzigingen in de bedrijfsopzet plaats, die leiden tot een hoger verbruik. Het verbeteren van de effectiviteit van de al aanwezige energiebesparende apparatuur op melkveebedrijven wordt gezien als een kansrijke maatregel om het energieverbruik te verlagen. Ook de grote verschillen tussen melkveebedrijven in

elektriciteitsverbruik per 1.000 kg melk wijzen erop dat er voor een deel van de bedrijven nog verbetermogelijkheden zijn.

MJA-sectorrapport dekt niet gehele zuivelverwerking

Gegevens over energiegebruik en -productie in de zuivelverwerking zijn afkomstig uit het MJA-Sectorrapport 2018 Zuivelindustrie (RVO, 2019). Deelname aan de MJA is vrijwillig. Dat betekent dat het niet zo hoeft te zijn dat met de gegevens over het energiegebruik uit de MJA-

rapportage de hele zuivelverwerking is gedekt. In Nederland zijn 13 melkverwerkers lid van de NZO (en ook onderdeel van de Duurzame Zuivelketen). Gezamenlijk verwerken zij ongeveer 98% van de

Nederlandse melk (NZO, organisatie). Alle NZO-leden nemen deel aan de MJA-rapportage. Dat betekent dat de gegevens over energiegebruik en -productie in de zuivelverwerking uit de MJA ook minimaal op 98% van de melkverwerking betrekking heeft.