• No results found

Discussie

In document “Mag ik u wat vragen?” (pagina 31-34)

6. Discussie en conclusie

6.1 Discussie

6.1.2 Effecten versies

Met betrekking tot de in hoofdstuk 5 weergeven resultaten dienen een aantal zaken nader besproken te worden. Zo bleken er over de populatie als geheel gezien, geen afwijkende effecten te zijn tussen de verschillende versies van de wervingsbrief, terwijl dit wel te verwachten viel. Dergelijke resultaten zouden bij een experiment mogelijk verklaard kunnen worden doordat de manipulaties niet opvallend genoeg zijn aangebracht.

In deze studie is de eerste variabele ‘expert’ toegevoegd door de naam van de rector magnificus centraal in de tekst te plaatsen, als bron van een opvallende zin. Hoewel de manipulatie dus in feite duidelijk te zien moet zijn geweest, is het mogelijk dat lezers over de zin heen lezen en zo toch de manipulatie missen. Zoals te zien is bij de resultaten in paragraaf 5.2, beoordeelde de groep respondenten als geheel het expertiseniveau van de expertversies (expert en combi) inderdaad niet significant hoger dan de neutrale en de formele versie. Wel zijn hier kleine numerieke verschillen te zien, waarbij met name de combinatieversie het beste uit de bus komt, maar dit is niet voldoende om conclusies aan te verbinden.

Om deze mogelijkheid dat de manipulatie gemist is te verkleinen zou het een optie zijn om de manipulatie twee keer terug te laten komen in de tekst, of wellicht in een andere vorm, bijvoorbeeld een afbeelding.

Een andere overweging zou kunnen zijn dat de respondenten een laag expertiseniveau aan de manipulatie toekennen, omdat dit niveau bijvoorbeeld onbekend is bij de lezer. Dit is echter niet aannemelijk aangezien 29 procent van de deelnemers HBO-opgeleid en zelfs 68 procent WO-opgeleid is, en dus bekend zouden moeten zijn met het begrip ‘rector magnifcus’.

Verder zou de oorzaak van het uitblijven van effecten in plaats van bij de manipulatie ook bij de respondenten kunnen liggen. Om effect te kunnen hebben op de overtuiging moeten de proefpersonen een lage elaboration likelihood (Petty en Cacioppo, 1986, zie paragraaf 3.1.2) hebben, oftewel, de informatie moet via de perifere route verwerkt worden wil de perifere

cue ‘expert’ van invloed zijn. Hiervoor is van belang dat respondenten niet betrokken zijn bij

een onderwerp (Petty en Cacioppo, 1983, paragraaf 3.1.3). Hoewel er in deze studie vanuit wordt gegaan dat de respondenten niet betrokken zijn bij het onderzoek of GfK, is dit niet volledig uit te sluiten. Mogelijk is de survey ook terecht gekomen bij bijvoorbeeld een medewerker van GfK. Hoewel de kans minimaal geacht wordt dat dit voor een grotere groep respondenten geldt, zou het voor een toekomstige studie verstandig zijn dit volledig uit te sluiten door de betrokkenheid van de respondenten te meten in de survey.

Ook met betrekking tot de tweede manipulatie, formeel taalgebruik, was er geen verschil in beoordeling van de controle-variabele tussen de verschillende versies van de brief. De respondenten achtten de formele en de combinatieversie dus niet meer of minder formeel dan de neutrale en de expertversie. Dit zou eveneens veroorzaakt kunnen worden doordat de manipulatie, lijdende vorm, niet opvallend genoeg is aangebracht. In de wervingsbrief bij deze studie zijn echter alle zinnen (indien van toepassing) omgezet naar de lijdende vorm,

28

dus is het vrijwel onmogelijk dat de lezer de manipulatie gemist heeft, tenzij hij de brief vrijwel niet gelezen zou hebben.

Wat daarnaast wel een mogelijkheid is, is dat alleen de manipulatie ‘lijdende vorm’ niet voldoende was om de brief formeel te maken. Waar er in het onderzoek juist bewust voor gekozen is alleen de lijdende vorm toe te passen om de brief leesbaar te houden, zou er wellicht meer effect zijn geweest als bijvoorbeeld ook de woordkeuze en naamwoordstijl waren aangepast, aangezien dit kenmerken zijn van een formele tekst (Renkema, 2006) (zie paragraaf 3.3). Het toevoegen beide kenmerken zou de tekst echter waarschijnlijk zeer moeilijk te lezen maken, waardoor de manipulatie zijn doel voorbijstreeft en de tekst in feite ongeschikt wordt voor het experiment.

6.1.2 Verschillen doelgroepen

Ondanks dat er over de gehele populatie gezien geen verschillen tussen de versies werden ontdekt, blijkt uit de resultaten (paragraaf 5.3) dat er wel verschillen waren tussen de attitudes van de beide doelgroepen. Zo hadden studenten een significant positievere attitude ten opzichte van de instanties dan de werkende respondenten en een marginaal significant hogere deelname-intentie en attitude ten opzichte van de brief. Daarbij viel numeriek gezien op (dus niet significant) dat de studenten de hoogste deelname-intentie hadden bij de expert- en de combinatieversie.

De vraag is nu waarom de studenten deze variabelen zoveel hoger waarderen dan de werkende respondenten. Mogelijk is dit leeftijdsafhankelijk en daarmee gerelateerd aan de verschillen die in paragraaf 5.4 met betrekking tot de oudste leeftijdsgroep werden geconstateerd. Alle 42 studenten vielen in de eerste twee leeftijdscategorieën (19 tot en met 28 jaar), wat erop neerkomt dat 29-plussers allemaal werkend waren. Dat zou betekenen dat jongere mensen de wervingsbrief in deze studie meer overtuigend vinden. Met het oog op de numerieke verschillen in deelname-intentie bij de beide versies met een expert, waarvan geen significantie is bewezen, zou gesteld kunnen worden dat een expert wellicht meer effect heeft bij studenten. Uit de resultaten van de controlevariabelen blijkt dan ook dat de studenten het expertiseniveau van de combinatieversie significant, en van de expertversie marginaal significant hoger vonden dan werkenden.

Toch zou eerder te verwachten zijn dat studenten, die zelf voor hun studie vaak actief met wetenschappelijk onderzoek bezig zijn, zich enigszins meer betrokken zouden voelen bij het onderzoek dan werkenden en daardoor minder open zouden moeten staan voor een perifere cue als ‘expert’.

Hoe dan ook zeggen de verschillen tussen de beide doelgroepen en de verschillende leeftijdscategorieën uiteindelijk niks over de persuasiviteit van een bepaalde versie. Wel is duidelijk dat er per doelgroep verschillen zijn in hoe het materiaal wordt beoordeeld. Dit betekent dat het nuttig kan zijn om de inhoud van de brief af te stemmen op de categorie potentiële respondenten waarvoor hij is bedoeld. Welke vorm van de wervingsbrief (wellicht met andere manipulaties) beter werkt voor de oudere categorie mensen, is misschien interessant om nader te onderzoeken.

6.1.3 Onderzoek in het algemeen

Tot slot zijn er nog een aantal factoren met betrekking tot de validiteit van het onderzoek die besproken dienen te worden. In de eerste plaats moet daarbij de steekproefgrootte van het experiment als een beperking worden genoemd. Hoewel er wel degelijk conclusies aan

29

de resultaten kunnen worden verbonden, zijn 87 respondenten nog te weinig om echt te kunnen generaliseren naar grotere groepen.

Daarnaast moet met betrekking tot opbouw van de populatie in ogenschouw genomen worden dat het merendeel van de respondenten (65,5 procent) uit Groningen kwam. Echter uit de analyse bleek dat deze variabele verder niet van invloed was op de resultaten.

Ook kan de wijze waarop de survey aan de respondenten is gepresenteerd een interfererende factor zijn geweest. Het online lezen van teksten is namelijk nadelig gebleken voor het begrijpend lezen (O’Hara en Sellen, 1997). Een eventuele andere uitvoering van het experiment, bijvoorbeeld door de survey op papier uit te voeren, zou er wellicht voor gezorgd hebben dat respondenten de tekst aandachtiger hadden gelezen. Als dit het geval zou zijn geweest, waren de manipulaties misschien ook beter opgepikt en had het onderzoek tot andere resultaten kunnen leiden.

Verder zou men zich kunnen afvragen of de meting van de deelname-intentie niet beïnvloed wordt door het feit dat de respondenten in feite al meededen aan een onderzoek (het experiment in casu) en dus sowieso eerder geneigd zijn om deel te nemen. Anderzijds zouden dan de non-respondenten van dit onderzoek waarschijnlijk ook niet willen deelnemen aan de ESS. Dit zou inderdaad een aannemelijke gedachte zijn en daarom wordt in deze studie gekeken naar de verschillen tussen de versies, waar vervolgens de conclusies uit kunnen worden getrokken.

Daarnaast is het doel van de studie hoofdzakelijk geweest om de wervingsbrief van GfK voor de ESS te verbeteren en te onderzoeken welke versie meer effect heeft op de overtuiging. Om die reden is alleen de wervingsbrief van GfK als materiaal voor het experiment gebruikt. Om de resultaten te kunnen generaliseren naar wervingsbrieven in het algemeen, zou het raadzaam zijn om het experiment te verbreden door één of meerdere andere wervingsbrieven te testen. Voor het ontwerp van dit onderzoek kon, vanwege het feit dat er één wervingsbrief was, enkel gebruik worden gemaakt van een tussen-proefpersoon factor. Bij eventueel volgend onderzoek zou dit wellicht kunnen worden gecombineerd met een binnen-proefpersoon design.

6.1.4 Aanbevelingen voor volgende studies

Op basis van de hierboven gevoerde discussie kunnen een aantal aanbevelingen worden gedaan voor eventuele volgende studies. In de eerste plaats zouden hierbij de manipulaties versterkt kunnen worden aangebracht om de mogelijke effecten te versterken, waarbij de betrokkenheid dient te worden gemeten.

Daarnaast zou het experiment onder een grotere populatie kunnen worden uitgevoerd, zodat er mogelijk meer significante verschillen kunnen worden gevonden. Hoewel er in deze studie genoeg numerieke verschillen in de resultaten konden worden ontdekt, waren de doelgroepen vaak te klein om daarbij significantie te bereiken.

Verder is het interessant om nader te onderzoeken waarom de oudere groep respondenten een lagere intentionele respons had en welke vorm van een wervingsbrief dan beter zou werken. Wellicht kunnen hierbij ook andere variabelen worden toegevoegd en onderzocht. Tot slot is er nog de hierboven genoemde aanbeveling om de studie uit te voeren met meerdere soorten wervingsbrieven, hiermee zouden de resultaten meer kunnen gelden voor wervingsbrieven in het algemeen.

30

In document “Mag ik u wat vragen?” (pagina 31-34)

GERELATEERDE DOCUMENTEN