• No results found

4. Discussie en conclusie

4.1 Discussie

Door middel van het huidige onderzoek is onderzocht of er sprake is van samenhang tussen MMSE-scores en het talige functioneren van mensen met dementie. Om dit te kunnen onderzoeken zijn van 15 mensen met dementie MMSE-scores en talige scores verzameld. Van deze 15 mensen waren er negen met de ziekte van Alzheimer (AD) en zes met dementie bij de ziekte van Parkinson (PDD). Allereerst zijn de patronen op de talige taken per groep onderzocht. Vervolgens is de samenhang tussen de MMSE-score en de talige scores onderzocht. Daarnaast is van negen deelnemers (6 AD, 3 PDD) het MMSE-scoreformulier geanalyseerd en is de samenhang tussen de verschillende onderdelen van de MMSE en de talige scores onderzocht.

In het huidige onderzoek werd gevonden dat bij zowel mensen met de ziekte van Alzheimer als bij mensen met dementie bij de ziekte van Parkinson het begrip van zelfstandige naamwoorden beter was dan het begrip van werkwoorden. Dit sluit aan bij eerdere bevindingen van Prieto et al. (2007). Zij vonden dat mensen met dementie bij de ziekte van Parkinson moeite hebben met het verwerken van verbale informatie, waaronder ook het begrip van werkwoorden en zelfstandige naamwoorden. Ondanks het feit dat zelfstandige naamwoorden beter werden begrepen dan werkwoorden, was ook het begrip van zelfstandige naamwoorden in zekere mate gestoord. Uit eerder onderzoek naar het woordbegrip van mensen met de ziekte van Alzheimer kwamen vooral problemen met het begrip van zelfstandige naamwoorden naar voren (Cuetos et al., 2017; Martin en Fedio, 1983). Uit het huidige onderzoek blijkt dat er inderdaad problemen zijn met het begrip van zelfstandige naamwoorden, maar de problemen met het begrip van werkwoorden zijn in

30 sterkere mate aanwezig. Mogelijk wordt dit veroorzaakt doordat in het huidige onderzoek een ander soort taak wordt gebruikt dan doorgaans het geval is bij onderzoek naar woordbegrip. In de onderzoeken van Cuetos et al. (2017) werd gebruik gemaakt van een matchingtaak, waarbij de proefpersoon de juiste afbeelding passend bij het genoemde woord moest aanwijzen. Martin en Fedio (1983) lieten de proefpersonen een afbeelding koppelen aan een geschreven doelwoord. In het huidige onderzoek werd eenzelfde afbeelding drie keer getoond, met daarbij drie keer een ander werkwoord. Proefpersonen moesten aangeven of het werkwoord al dan niet bij de afbeelding paste. Hier werd door mensen met de ziekte van Alzheimer vaak ‘ja’ geantwoord terwijl het antwoord ‘nee’ was. Bij mensen met de ziekte van Alzheimer gaat specifieke informatie over werkwoorden verloren, waardoor het voor deze groep mensen met dementie moeilijk is om onderscheid te maken tussen semantisch verwante werkwoorden. Hierdoor vonden zij semantisch gerelateerde woorden óók bij de afbeelding passen terwijl dit niet het geval was. Dit zou hun lagere score op deze taak kunnen verklaren.

Naast het begrip van zelfstandige naamwoorden en werkwoorden is ook het verschil tussen het benoemen van acties en het benoemen van objecten onderzocht. Mensen met de ziekte van Alzheimer waren beter in het benoemen van objecten dan in het benoemen van acties. Dit resultaat sluit aan bij eerdere bevindingen van Masterson et al. (2007), Cappa et al. (1998), White-Devine et al. (1996), Druks et al. (2006), Williamson et al. (1998) en Robinson et al. (1999). Bij de mensen met dementie bij de ziekte van Parkinson werd geen verschil gevonden tussen het benoemen van objecten en het benoemen van acties, in tegenstelling tot eerdere bevindingen van Cotelli et al. (2007), Rodriguez-Ferreiro et al. (2009) en Péran et al. (2003). Zij vonden allemaal dat het benoemen van objecten significant beter ging dan het benoemen van acties door mensen met dementie bij de ziekte van Parkinson. In bovenstaande

31 onderzoeken werd het benoemen van acties en objecten op ongeveer dezelfde manier onderzocht als in het huidige onderzoek. Het verschil in resultaten zou mogelijk veroorzaakt kunnen worden doordat aan de huidige studie mensen met een zwaardere vorm van dementie deelnamen dan aan de andere bovenstaande onderzoeken, waardoor het benoemen van objecten in het huidige onderzoek slechter ging dan in de bovenstaande onderzoeken.

Verder is in het huidige onderzoek de samenhang tussen de MMSE-scores en de talige scores onderzocht. Dit is gedaan voor de gehele groep mensen met dementie. Hieruit kwam een positieve correlatie tussen de score op de MMSE en het begrip van werkwoorden, het begrip van zelfstandige naamwoorden en het benoemen van acties. Dit houdt in dat naarmate de score op de MMSE lager is, het begrip van werkwoorden en zelfstandige naamwoorden en het benoemen van acties ook slechter gaat. Het benoemen van objecten lijkt niet samen te hangen met de MMSE-score. Sommige mensen met een relatief lage MMSE-score scoren op deze taak toch relatief hoog en andersom. De spreiding van de scores op het benoemen van objecten was ook aanzienlijk groter dan de spreiding van scores op de andere taken, wat ervoor gezorgd heeft dat er hiervoor geen samenhang met de MMSE-score gevonden is.

Naast de totale MMSE-scores zijn ook de scores op de afzonderlijke onderdelen van de MMSE geanalyseerd voor negen deelnemers. De Duitstalige versie van de MMSE die gebruikt werd in het huidige onderzoek bestond uit de volgende onderdelen: A) Oriëntatie, B) Nazeggen, C) Aandacht en Rekenen, D) Geheugen en E) Spraak en Ruimtelijk inzicht. Ook deze zijn meegenomen in een correlatieanalyse. Voor groep 2 (MMSE-score tussen de 24 en 26 punten) leverde dit een significante positieve correlatie op voor onderdeel C (aandacht, rekenen) met het begrip van zelfstandige naamwoorden. Hoe hoger de score op onderdeel C,

32 hoe beter het begrip van zelfstandige naamwoorden was en andersom. Wanneer iemand met een relatief hoge MMSE-score dus over goede aandacht- en/of rekencapaciteiten beschikt, zal het begrip van zelfstandige naamwoorden ook goed zijn. Wanneer iemand problemen heeft met het richten van aandacht zal het begrip van zelfstandige naamwoorden achteruitgaan. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat mensen met een lagere score op onderdeel C meer moeite hebben met het richten van aandacht, waardoor ook problemen ontstaan met het ophalen van informatie. Hierdoor kan mogelijk niet altijd de juiste informatie worden opgehaald en worden er fouten gemaakt in het begrip. Dit geldt echter alleen voor het begrip van zelfstandige naamwoorden. Naarmate het ophalen en verwerken van informatie slechter wordt, wordt dus ook het begrip van zelfstandige naamwoorden bij deze groep slechter.

Voor groep 3 (MMSE-score lager dan 23 punten) werd een significante positieve correlatie gevonden voor onderdeel E (spraak, ruimtelijk inzicht) en het begrip van zelfstandige naamwoorden. Hoe hoger de score op onderdeel E, hoe beter het begrip van zelfstandige naamwoorden was en andersom. Wanneer het spraak- en/of oriëntatievermogen van iemand nog goed is, zal het begrip van zelfstandige naamwoorden ook goed zijn. Naarmate de spraak of de oriëntatie minder goed wordt, zal het begrip van zelfstandige naamwoorden ook achteruitgaan. Wanneer de spraak en/of oriëntatie slechter wordt, betekent dat mogelijk dat de dementie verergert en dat ook daardoor het begrip van zelfstandige naamwoorden achteruitgaat. Dit verband is niet aanwezig voor het begrip van werkwoorden.

Het feit dat onderdeel C en E wel samenhangen met het begrip van zelfstandige naamwoorden, maar niet met het begrip van werkwoorden, zou te verklaren kunnen zijn aan de hand van de hoeveelheid semantische informatie. Werkwoorden bevatten meer

33 semantische informatie dan zelfstandige naamwoorden. Zowel bij de ziekte van Alzheimer als dementie bij de ziekte van Parkinson kunnen geheugenproblemen optreden. Wanneer er problemen met het geheugen ontstaan, ontstaat daarmee mogelijk ook het verlies van semantische informatie behorende bij de werkwoorden (Kim en Thompson, 2004; Hodges, 1992). Omdat belangrijke semantische informatie verloren gaat, zal het begrip van werkwoorden achteruitgaan. Bij zelfstandige naamwoorden is sprake van een kleinere hoeveelheid semantische informatie, waardoor dit minder snel verloren gaat en zelfstandige naamwoorden wel langer goed begrepen worden. Het begrip van zelfstandige naamwoorden gaat dus gelijk aan de MMSE-score achteruit, terwijl het begrip van werkwoorden niet geleidelijk aan de MMSE-score, maar mogelijk juist sneller achteruit lijkt te gaan.

Er dient opgemerkt te worden dat aan het huidige onderzoek relatief weinig mensen met dementie deelnamen. Om de gevonden resultaten te kunnen generaliseren moet er sprake zijn van ten minste tien proefpersonen per groep. Omdat hier in het huidige onderzoek niet aan voldaan wordt moeten de resultaten met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Het wordt aanbevolen om in toekomstig onderzoek gebruik te maken van grotere groepen proefpersonen, zodat de resultaten gegeneraliseerd kunnen worden. Ook zou het goed zijn om in toekomstig onderzoek te zorgen voor een complete dataset van alle deelnemers, zodat alle proefpersonen kunnen deelnemen aan alle analyses binnen het onderzoek.

Daarnaast was in het huidige onderzoek sprake van verschillende post-onset tijden en zwaartes van de dementie. Sommige proefpersonen zaten slechts in een beginstadium van dementie, terwijl anderen al in een verder gevorderd stadium van dementie zaten. Dit zou een vertekend beeld kunnen geven van de resultaten, omdat mogelijk in één groep meer mensen met gevorderde dementie zaten en in de andere groep mogelijk meer mensen met

34 beginnende dementie. In een eventueel vervolgonderzoek zou daarom rekening gehouden moeten worden met de verschillende stadia van dementie waarin de proefpersonen mogelijk verkeren. Hier zouden proefpersonen beter op gematcht kunnen worden.

Tot op heden zijn er nog geen soortgelijke onderzoeken gedaan naar de samenhang tussen de MMSE-scores en talige vaardigheden. Met het huidige onderzoek kan een eerste bijdrage geleverd worden aan dit nieuwe onderzoeksgebied. Mogelijk kan dit onderzoek ook vanuit klinisch oogpunt bijdragen aan de diagnostiek, doordat de samenhang tussen de MMSE-score en talige vaardigheden in kaart is gebracht voor mensen met de ziekte van Alzheimer en mensen met dementie bij de ziekte van Parkinson.

GERELATEERDE DOCUMENTEN