• No results found

Het doel van deze thesis is een overzicht te geven van de verschillende diagnosemethoden en hun voor- en nadelen. In deze discussie wordt een vergelijkend overzicht gemaakt van de in de literatuur gevonden diagnostische methoden.

4.1 Vergelijking van de diagnostische methoden

De enige volledig betrouwbare methode is een provocatietest, waar klinische tekens worden geïnduceerd. Dit wordt gedaan door opzettelijk en gecontroleerd het dier aan verschillende allergenen bloot te stellen. Dit is moeilijk, onpraktisch, soms gevaarlijk en vaak onhaalbaar (Deboer en Hillier, 2001a).

4.1.1 Vergelijking van het klinische beeld en de andere methoden

Het klinisch beeld is van groot belang bij het diagnosticeren van een allergie. De symptomen moeten worden gebruikt in combinatie met verschillende allergietesten. Het klinisch beeld alleen zal geen informatie geven of het hier om een overgevoeligheidsreactie gaat, en als het een overgevoeligheid reactie is, over welk type het gaat. De meeste klinische uitingen van een allergie geven geen pathognomische symptomen. Het is goed mogelijk dat de symptomen door een andere aandoening worden veroorzaakt (Deboer en Hillier, 2001a).

Het is daarom gebruikelijk een allergie te diagnosticeren door een combinatie van het klinisch beeld, de geschiedenis en een diagnostische test (een intradermale test, een serologische test of een basofiele activatietest) (Deboer en Hillier, 2001a).

4.1.2 Vergelijking van intradermale allergietesten en serologische allergietesten

Intradermale testen zijn de gouden standaard voor de diagnose van de allergie en de basis waarop de allergenen worden geselecteerd voor een immunotherapie (Rendle et al., 2010). De intradermale testen zijn nog niet gestandaardiseerd, waardoor het dus niet zou mogen om deze testen te gebruiken om andere testen mee te vergelijken. Doordat dit wel wordt gedaan, kunnen eventuele fouten in de andere testen ontstaan door een verkeerde vergelijking (Layne, 2019).

Intradermale testen en serologische testen correleren het beste als pure en potente allergenen worden gebruikt (Lorch et al., 2001b). De beste correlatie wordt verkregen als dezelfde allergenen in beide soorten testen worden gebruikt, wat vaak niet het geval is. Er worden vaak nog volledige allergeenextracten gebruikt in plaats van gezuiverde allergenen (Farver et al., 2005).

In Tabel 3 worden de belangrijkste verschillen tussen intradermale testen en serologische testen samengevat. Ook wordt bij elk kenmerk weergegeven of dit een voordeel of een nadeel is.

36 Intradermale testen Voordeel (+)

of nadeel (-)

Serologische testen Voordeel (+) of nadeel (-) Tijdstip Niet afhankelijk van het

seizoen

+ Moet gedaan worden op het moment van de meeste klinische symptomen

-

Duur tot resultaten

Snelle resultaten, binnen 24 uur

+ Het duurt een aantal dagen voor er een resultaat is

-

Werking van de test

Meet de mogelijkheid van IgE om een mastcel te degranuleren. Bootst de natuurlijke reactie in het lichaam na

+ Meet IgE in bloed niet IgE gebonden aan mastcellen

-

De

resultaten

Wordt als gouden standaard gezien

+ Resultaten komen niet altijd overeen met de intradermale test

-

Wie kan de test

uitvoeren

Ervaring is vereist - Bloed is makkelijk te verkrijgen en kan door elke praktijk dierenarts gedaan worden

+

Interpretatie resultaat

Ervaring is vereist - Ervaring is vereist -

Invloed op de patiënt

Sedatie en scheren van dieren. Sommige dieren tolereren de intradermale injecties niet

- Weinig trauma aan de patiënt

+

De

menselijke fout

Allergenen moeten op een correcte manier worden bewaard en voorbereid. Grote kans op een menselijke fout tijdens de omgang met allergenen

- Geen menselijke fout van het bewaren van allergenen mogelijk, wel bij het afnemen of bewaren van bloed

+

Medicatie Het dier mag niet op antihistamine of corticoïden staan

- Het dier mag niet op antihistamine of corticoïden staan

-

4.1.3 Vergelijking van verschillende serologische testen

RAST en ELISA worden gebruikt om de relatieve concentratie van allergeen-specifieke IgE in het serum te detecteren. De sensitiviteit en specificiteit bij een serologische test zijn enerzijds afhankelijk van de zuiverheid van de allergenen die op de plaat gecoat worden, hier spelen de kwaliteit en densiteit van het allergeen op de plaat een belangrijke rol, en anderzijds van de affiniteit van het ligand voor de specifieke IgE die aan deze allergenen zijn gebonden zonder daarbij aan andere IgE en IgG antistoffen te binden (Lorch et al., 2001b).

De FcεRIα gebaseerde ELISA test is op dit moment de beste serologische test (White, 2005). Ze geeft namelijk de beste correlatie met de intradermale test. Deze correlatie komt door de hogere affiniteit van deze mastcel receptor voor IgE dan voor een anti-IgE-antistof (Lorch et al., 2001b).

Tabel 3: Het gebruik van intradermale testen en serologische testen vergeleken, waarbij de voor- en nadelen worden weergegeven (Oldenhoff et al., 2014; Rendle et al., 2010; White, 2005).

37 De vals-negatieven die bij de FcεRIα gebaseerde ELISA kunnen optreden, kunnen verklaard worden door de aanwezigheid van autoantistoffen tegen de hoge affiniteitsreceptor. Deze autoantistoffen werden zowel gezien bij de mens als bij de hond, nog niet bij het paard, alhoewel ze daar waarschijnlijk ook bestaan (Lorch et al., 2001b). Daarnaast zou het mogelijk kunnen zijn de heterogeniteit van IgE bij de hond en het paard te gebruiken om het aantal vals-negatieven te kunnen reduceren. Hier is in de literatuur nog geen bewijs voor gevonden, en dus is nader onderzoek nodig (Lorch et al., 2001b).

De RAST heeft een lage specificiteit en dus veel vals-positieve resultaten. De oorzaak van deze lage specificiteit komt door CCD: “Cross Reactive Carbohydrate”, dit zijn N-gebonden koolhydraat groepen die aan proteïnen gebonden zitten, welke aan IgE zullen binden en een degranulatie veroorzaken. Een ander nadeel van deze methode is het gebruik van radioactieve stoffen om het signaal van de ELISA op te vangen. Dit kan gevaarlijk zijn voor de mens, het dier en de omgeving (Lorch et al., 2001b).

Western blotting wordt gebruikt om een allergeenmengsel te scheiden met gebruik van SDS-PAGE om vervolgens deze allergenen te gebruiken in een ELISA. Deze test wordt vooral gebruikt als er een allergeenmengsel is waarbij er gekeken moet worden op welke specifieke eiwitten het dier reageert (Favrot et al., 2017; Maina et al., 2018).

4.1.4 Vergelijking van de basofiele activatietest met de andere diagnostische methoden

De basofiele activatietest en intradermale testen zijn “bioassays” waarbij de hypersensitiviteitsreactie, die plaatsvindt in het lichaam, wordt nagebootst. De basofiele activatietest is minder invasief (minder impact op het lichaam, de patiënt hoeft niet verdoofd, geschoren of geïnjecteerd te worden) dan een intradermale test en heeft dezelfde betrouwbaarheid. Het enige nadeel van de basofiele activatietest is dat enkel de directe fasereactie wordt gemeten, terwijl bij een intradermale test alle drie de reactiefases (directe, vertraagde en late fase reactie) kunnen worden gemeten. Er moet meer onderzoek worden gedaan, zodat deze test eventueel ook bij andere diersoorten kan worden gebruikt (Faraj et al., 1986; Langner et al., 2008). Wanneer beide vergeleken worden, geeft de basofiele activatietest meer concretere resultaten dan ELISA. Een ELISA bepaalt namelijk de hoeveelheid van circulerende antistoffen, wat niet altijd een directe link heeft met het aantal antistoffen in de weefsels die een allergische reactie kunnen veroorzaken (Langner et al., 2008).

De passieve cutane anafylaxietest is een experimentele test, die wegens ethische redenen en het beschikbaar zijn van andere testen niet commercieel wordt gebruikt (Tizard, 2004).

Gezegd kan worden dat allergietesten, die de natuurlijke reactie van het lichaam nabootsen, meer betrouwbaar zijn dan serologische testen, die de kwantiteit van circulerende antistoffen meten (Langner et al., 2008).

38

GERELATEERDE DOCUMENTEN