991
Het doel van de discussie (volgens de Q methodologie) is om de bevindingen van het onderzoek te 992
bespreken. Dat betekent, in deze context, dat de standpunten van de participanten echt belangrijk zijn. 993
De discussie sectie gaat over het aantonen waarom en hoe ze belangrijk. In praktijk betekent dit dat 994
moet worden aangetoond dat deze standpunten gevolgen en impact moeten hebben, ten opzichte van 995
de wetenschappelijke literatuur. 996
De participanten in dit onderzoek, hebben globaal genomen, zeer verenigbare standpunten met 997
betrekking tot de onafhankelijkheid van de accountant, de scheiding van controle en advies en de 998
verplichte kantoorroulatie. Deze participanten vertegenwoordigen in dit onderzoek de 999
belanghebbenden van degecontroleerde informatie, of zoals Limperg (1932) het heeft verwoord “ de 1000
onpersoonlijke maatschappij, van de spaarders en van de andere belanghebbenden, die niet zijn 1001
opdrachtgever zijn. Aan de belanghebbenden heb ik ook de accountants zelf toegevoegd, omdat de 1002
scheiding van controle en advies en de strikter gemaakte kantoorroulatie hun ook treft en het overigens 1003
ook gaat om de onafhankelijkheid van de accountant. 1004
Uit onderzoeksresultaten blijkt dat accountants en regionale ambtenaren verwachten dat de scheiding 1005
van controle en advies, de financiële afhankelijkheid van de accountant ten opzichte van zijn cliënten zal 1006
reduceren. Een meerderheid van de ambtenaren en accountants geven aan dat door economische 1007
incentives, de accountant niet volledig onafhankelijkheid van zijn cliënten kan zijn, omdat financiële 1008
afhankelijkheid altijd een rol blijft spelen. Zij voegen hieraan toe dat volledige onafhankelijkheid niet zal 1009
worden bereikt, omdat de gecontroleerde voor de controle betaalt. Dit staat in lijn met het onderzoek 1010
van DeAngelo (1981b) en Watts & Zimmerman (1983), waarin zij aangeven dat het niet mogelijk is voor 1011
de accountant compleet onafhankelijk te zijn. Volgens DeAngelo (1981b) wordt deze veronderstelling 1012
opgewekt omdat de accountant vaak verwacht, toekomstige quasi-opbrengsten te verdienen aan zijn 1013
cliëntenrelaties. 1014
Ook geeft een meerderheid van de ambtenaren en accountants geven aan dat niet alleen de 1015
onafhankelijkheid dient te worden verbeterd, maar hetzelfde geldt ook voor de integriteit en 1016
objectiviteit van de accountant. Dit komt overeen met het onderzoek van Defond et al (2002), waarin zij 1017
suggereren dat de onafhankelijkheid van de accountant afhankelijk is van het vermogen van de 1018
accountant om, om te gaan met de druk van cliënten en de objectiviteit van de accountant. Alleen als 1019
aan beide voorwaarden is voldaan, kan er sprake van een onafhankelijke accountant. 1020
De nieuwe bepalingen in de Wet toezicht accountants en de Wet op het accountantsberoep worden 1021
gezien als maatregelen in de juiste richting met betrekking tot het verhogen van de onafhankelijkheid 1022
van accountants. Echter geeft deze meerderheid van de ambtenaren en accountants aan dat deze 1023
wetten slechts de onafhankelijkheid in schijn zouden kunnen verbeteren. Dit staat in lijn met eerder 1024
onderzoek naar de onafhankelijkheid van de accountant in schijn door Alleyne et al. (2006). Uit hun 1025
onderzoeken blijkt dat door de scheiding van controle en advies het beeld van het maatschappelijk 1026
verkeer, voor wat betreft de onafhankelijkheid van de accountant, niet tot weinig beïnvloed wordt. 1027
Echter is de scheiding van controle en advies nu wel wettelijk bepaald, ondanks dat, uit onderzoeken 1028
blijkt, deze scheiding het beeld van het maatschappelijk verkeer niet positief beïnvloedt. Echter zijn er 1029
ook onderzoeken die deze wetshervorming ondersteunen. Moradi en Salehi (2010) concludeerden dat 1030
het verlenen van controle en non-audit diensten aan dezelfde cliënt, een (grote) negatieve impact heeft 1031
op de onafhankelijkheid van de accountant. Ook Frankel et al. (2002) concludeerden dat de 1032
onafhankelijkheid van accountants gevaar loopt, bij het verlenen van controle- en non-audit diensten 1033
aan dezelfde cliënten.Het verlenen van non-auditdiensten verzwakt de onafhankelijkheid wel degelijk. 1034
Dit wordt ondersteund door diverse wetenschappelijke onderzoeken, waarin wordt geconcludeerd dat 1035
het verlenen van non-audit diensten aan controlecliënten, een negatieve invloed heeft op de 1036
onafhankelijkheid van de accountant. (Beattie et al., 1999; Firth, 2002; Frankel et al., 2002; Moradi en 1037
Salehi, 2010; Sharma en Sidhu, 2001). Deze onderzoeken en hun conclusies, staan overigens haaks 1038
tegenover ander wetenschappelijke onderzoeken naar de scheiding van controle en advies, die toch 1039
beweren dat het uitvoeren van controle- en advieswerkzaamheden bij één cliënt, de onafhankelijkheid 1040
van de accountant niet negatief beïnvloedt (Ashbaugh et al., 2003). Chung en Kallapur (2005) 1041
concludeerden dat er (bijna) geen relatie bestaat tussen het verlenen van non-audit diensten en 1042
onafhankelijkheid van de accountant. Uitgaande van de standpunten van de participanten en de 1043
resultaten van dit onderzoek en de andere genoemde onderzoeken, kan geconcludeerd worden dat er 1044
geen eenduidig beeld bestaat, over het effect van de scheiding van controle en advies op de 1045
onafhankelijkheid (in wezen als in schijn) van de accountant. 1046
Assistent-accountants, accountants en ambtenaren, zien de maatregelen omtrent de kantoorroulatie als 1047
adequate waarborgen voor de onafhankelijkheid van de accountant. Echter geeft een enkeling van de 1048
ambtenaren geeft aan dat kantoorroulatie grotendeels alleen de onafhankelijkheid is schijn verbeterd, 1049
en geven aan dat verbetering van de onafhankelijkheid in schijn niet per se bijdraagt aan de (verbetering 1050
van de) onafhankelijkheid in wezen. Mansi et al., (2004) geven in hun onderzoek aan dat kantoorroulatie 1051
een negatieve invloed heeft op de onafhankelijkheid van de accountant. Kantoorroulatie is echter wel 1052
wettelijk bepaald, ondanks dat uit onderzoeken blijkt, dat kantoorroulatie de onafhankelijkheid van de 1053
accountant niet positief beïnvloed. Echter zijn er ook onderzoeken die de verplichtstelling van 1054
kantoorroulatie ondersteunen. Zo blijkt uit onderzoeken van Alleyne et al. (2004) en Firth et al. (2012), 1055
dat (de verplichtstelling van) kantoorroulatie en de toename van de onafhankelijkheid van de 1056
accountant wel degelijk met elkaar in verband staan. Uitgaande van de standpunten van de 1057
participanten en de resultaten van dit onderzoek en de andere genoemde onderzoeken, kan 1058
geconcludeerd worden dat er geen eenduidig beeld bestaat, over de invloed van kantoorroulatie op de 1059
onafhankelijkheid (in wezen als in schijn) van de accountant. 1060
Geconcludeerd kan worden dat de meerderheid van de participanten het overeen is dat de genomen 1061
maatregelen en de wetshervorming met betrekking tot de scheiding van controle en advies en de 1062
verplichte kantoorroulatie, voornamelijk de onafhankelijkheid is schijn positief beïnvloeden en in 1063
mindere mate de onafhankelijkheid in wezen. Echter is ook de onafhankelijkheid in schijn toch bepalend 1064
voor de onafhankelijkheid in wezen. Zoals Limperg (1932) concludeert in zijn betoog, het gaat volgens 1065
hem in de eerste plaats niet om de onafhankelijkheid in wezen maar juist om de onafhankelijkheid in 1066
schijn. Maar het is juist de ook de onafhankelijkheid in schijn die de accountant de das om doet, omdat 1067
alleen de onafhankelijkheid in schijn door de buitenwereld kan worden waargenomen. Kennelijk ziet het 1068
maatschappelijk verkeer de combinatie van controle en advies bij eenzelfde klant als een bedreiging van 1069
de onafhankelijkheid. Dit onderzoek toont aan dat, na de wethervorming toch nog een 1070
verwachtingskloof bestaat tussen enerzijds de (door het maatschappelijke verkeer) verwachte 1071
onafhankelijkheid en anderzijds de (door het maatschappelijke verkeer) waargenomen 1072
onafhankelijkheid. 1073
Uit dit onderzoek en de andere genoemde onderzoeken kan worden geconcludeerd dat de scheiding 1074
van controle en advies en de verplichte kantoorroulatie, weliswaar de onafhankelijkheid (in schijn) van 1075
de accountant waarborgen maar niet kunnen garanderen. Daarnaast kan ook niet gesteld worden dat 1076
deze maatregelen de verwachtingskloof geheel hebben gedicht, om deze kloof (tot een aanvaardbaar 1077
niveau) te kunnen dichten moet de regelgever andere additionele maatregelen treffen. Zoals 1078
voorgesteld door Fred koster, is het gezien de toenemende spanning tussen de controle- en 1079
adviespraktijken van de grote kantoren, mogelijk beter de adviestakken af te splitsen en vervolgens naar 1080
de beurs te brengen. Paul Frentrop ondersteunt dit voorstel door hieraan te voegen: "Als je een 1081
publieke taak hebt, kun je niet tegelijk ook commerciële diensten verlenen" (Accountant.nl, 1082
'Accountants en adviseurs in aparte bedrijven', 3 feb 2014). Dit houdt in dat de accountantsfunctie moet 1083
worden verdeeld in twee aparte functies, waarbij een aparte controlerend en adviserend accountant 1084
ontstaan, deze suggestie wordt door participanten uit dit onderzoek goed ondersteund. Zo wordt ook de 1085
suggestie om de onafhankelijkheid van de accountant te stimuleren, via het vergemakkelijken en 1086
versnellen van civiel-, tucht- en strafrechtelijke procedures en het verhogen van boetes en sancties die 1087
de accountant opgelegd kan krijgen, goed ondersteund. Ook de door Plasterk (2011) aangevoerd punt, 1088
om de AFM verantwoordelijk te stellen, per organisatie van openbaar belang, een 1089
accountantsorganisatie aan te wijzen voor de controle, is goed ondersteund in dit onderzoek. Echter 1090
brengt het implementeren van en wettelijk toepassen van deze drie suggestie enkele, nog in grote en 1091
hoeveelheid, onbekende neveneffecten met zich mee zoals de invloed op de marktwerking, kwaliteit 1092
van de controle en de hoogte van de audit en non-audit fees. Vervolg onderzoek dient te bepalen of 1093
deze suggesties en neveneffecten, meer voordelen hebben dan nadelen, en of deze voordelen wel 1094
zwaarder wegen dan de nadelen, en of het effect op de perceptie van de onafhankelijkheid van de 1095
accountant door het maatschappelijk verkeer, en of deze suggesties genoeg zijn om de bestaande 1096
verwachtingskloof (tot een aanvaardbaar niveau) te doen dichten. Wat vast staat is dat de 1097
wetshervorming nog niet voldoende is geweest om de onafhankelijkheid van de accountant uit het dal 1098
te trekken, en dat de onafhankelijkheid van de accountant zeker nog verbetering vereist, alvorens de 1099
accountant zijn maatschappelijke functie als vertrouwensman van de onpersoonlijke maatschappij 1100
ijverig en zonder schaamte kan vervullen. 1101 1102 1103 1104 1105 1106
Hoofdstuk 6 Beperkingen
1107
De eerste beperking heeft te maken met de gebruikte groepen participanten binnen dit onderzoek. In 1108
dit onderzoek wordt als belanghebbende aangemerkt ‘Elke groep of individu die invloed heeft of 1109
beïnvloed wordt door het bereiken van de doelen van een organisatie’ (Freeman 1984). De agency 1110
theorie (Watts en Zimmerman, 1983) en de legitimatie theorie (Suchman, 1995) spreken van het 1111
maatschappelijke verkeer, waar de vertrouwenstheorie (Limperg, 1932) spreekt van een onpersoonlijke 1112
maatschappij. De stakeholder theorie Freeman (1984), legt uit dat een onderneming meerdere groepen 1113
stakeholders kent. Zoals eerder vermeld in het tweede hoofdstuk worden als belanghebbenden 1114
aangemerkt, de gebruikers van de gecontroleerde informatie, accountants(organisaties), 1115
ondernemingsleiding en audit-comités van controle(cliënten), overheden, politieke partijen en burgers. 1116
Vanwege een beperkt netwerk van collega’s, vrienden, kennissen en familie, is het echter niet gelukt alle 1117
aangemerkte groepen belanghebbenden te benaderen. Dit houdt in dat niet van alle belanghebbenden, 1118
de verwachtingen en standpunten zijn meegnomen in het onderzoek, en daardoor ook niet zijn 1119
meegewogen in de conclusie van het onderzoek. In dit onderzoek is het alleen mogelijk geweest gebruik 1120
te maken van de verwachtingen en standpunten van accountants, assistent-accountants en 1121
ambtenaren. Toekomstig onderzoek zal moeten uit wijzen of er verschillen dan wel overeenkomsten 1122
bestaan in vergelijking met de verwachtingen en standpunten van de overige groepen 1123
belanghebbenden. 1124
De tweede beperking in dit onderzoek, is het gebruik van de nog vrij onbekende Q-methodologie in de 1125
accountancybranche. Deze methodologie heeft een aparte manier van data verzamelen en enquêteren. 1126
De beperkingen kunnen worden ingedeeld in drie deelgebieden, de kans op non-respons , de 1127
onvolkomenheden in de opzet van de Q-survey, en de grote onbekendheid van de Q-methodologie bij 1128
de participanten van dit onderzoek. Er is getracht de non-respons te reduceren door cadeaubonnen te 1129
verloten onder de participanten. De bedreiging met betrekking tot de opzet van de Q-survey, ligt 1130
enerzijds in de kans dat participanten onvoldoende worden meegedreven in de survey en anderzijds dat 1131
de respondent wordt gestuurd naar een bepaalde verwachting of standpunt, doordat gebruikt is 1132
gemaakt van vooraf gekozen statements (standpunten en/of verwachtingen). Door de survey te 1133
bepreken tot een duur van 15 á 20 min, is geprobeerd de aandacht van de participanten te trekken en 1134
vast te houden. De bedreiging met betrekking tot het sturen van de participanten naar een bepaalde 1135
verwachting en/of standpunt is in de Q-methodologie moeilijk te beperken, omdat het forceren van 1136
participanten te kiezen tussen vooraf bepaalde statements, basis is voor de Q-methodologie. Door 1137
middel van uitgebreide onderzoeksinstructies, is geprobeerd de Q-survey voor de participanten te 1138
vergemakkelijken en zo de grote onbekendheid van de participanten met de Q-methodologie te 1139
compenseren. De grote bedreiging met betrekking tot de onbekendheid van de participanten met de Q-1140
survey kan leiden tot die hiervoor genoemde beperkingen, zoals non-respons en het onvoldoende 1141
triggeren van de participanten. Verwacht wordt dat de genoemde beperkingen geen significante 1142
effecten hebben gehad op de onderzoeksresultaten, mede doordat is geprobeerd elke beperking te 1143
reduceren en waar dit mogelijk is geweest te elimineren. 1144
Literatuurlijst
1146
Wetenschappelijke artikelen
1147
Alleyne, P.A., Devonish, D., Alleyne, P. (2006). Perceptions of auditor independence in Barbados. 1148
Managerial Auditing Journal, 21: 621 - 635 1149
Antle, R. (1984). Auditor Independence. Journal of Accounting Research, 22: 1 - 20 1150
Annink, H., Proosdij, F. van, Schilder, A. (2006), Integriteit en interne beheersing bij banken. Maandblad 1151
voor Accountancy en Bedrijfseconomie, 80: 477 - 486 1152
Ashbaugh, H., LaFond, R., & Mayhew, B.W. (2003). Do non-audit services compromise auditor 1153
independence? Further evidence. The Accounting Review, 78: 611 - 639
1154
Ashbaugh, H. (2004). Ethical issues related to the provision of non-audit services: evidence from 1155
academic research. Journal of business ethics, 52: 143 - 148
1156
Bazerman, M. H., Morgan, K. P., Loewenstein G. F. (1997). The impossibility of auditor independence. 1157
Sloan Management Review, 38: 89 - 94 1158
Bazerman, M.H., Loewenstein, G., Moore, D.A. (2002). Why Good Accountants Do Bad Audits. Harvard 1159
Business review, 80: 96 - 102. 1160
Beattie, V., Brandt, R., Fearnley, S. (1999). Perceptions of auditor independence: U.K. evidence. Journal 1161
of International Accounting, Auditing and Taxation, 8: 67 - 107 1162
Chung, K. & Kallapar, A. (2001). Does the Provision of Non-audit Services Affect Investor Perceptions of 1163
Auditor independence. Auditing: A journal practice of theory, 24: 111 - 135
1164
DeAngelo, L.E. (1981a). Auditor size and audit quality. Journal of Accounting and Economics, 3: 183 - 1165
199 1166
DeAngelo, L.E. (1981b). Auditor independence, ‘low balling’, and disclosure regulation. Journal of 1167
Accounting and Economics, 3: 113 - 127 1168
Defond, M., Raghunandan, K., Subramanyam, K.R. (2002). Do non-audit service fees impair auditor 1169
independence? Evidence from going concern audit opinions. Journal of Accounting Research, 40: 1247 -
1170
1274 1171
Eisenhardt, K.M. (1989), Agency Theory – An Assessment and Review. Academy of Management 1172
Review, 14: 57 - 74 1173
Frankel, R.M., Johnson, M.F. & Nelson, K.K. (2002). The relation between auditors’ fees for non-audit 1174
services and earnings management. The Accounting Review, 77: 71 - 105
Firth, M. (1980). Perceptions of auditor independence and official ethical guidelines. The Accounting 1176
Review, 60: 451 - 466 1177
Firth, M. (2002). Auditor-Provided Consultancy Services and their Associations with Audit Fees and 1178
Audit Opinions. Journal of Business Finance & Accounting, 29: 661 – 693
1179
Firth, M., Rui, O.M., Wu, X. (2012). How do various forms of auditor rotation affect audit quality? 1180
Evidence from China. The International Journal of Accounting, 47: 109 - 138
1181
Groenboek (2010) Beleid inzake controle van financiële overzichten: lessen uit de crisis. 1182
(http://www.accountant.nl/readfile.aspx?ContentID=63804&ObjectID=639414&Type=1&File=00000311 1183
77_EC_Groenboek_Controle_20101013.pdf) 13 okt 2010 1184
Habib, A. (2012). Non-audit service fees and reporting quality: a meta-analysis. Abacus, 48: 214 - 248 1185
Hay, D. C., Knechel, W. R., Ling, H. (2006). Audit Fees: A Meta-analysis of the Effect of Supply and 1186
Demand Attributes. Contemporary Accounting Research, 23: 141 - 191
1187
Hay, D., Knechel, R., & Li, V. (2006). Non-audit services and auditor independence: New Zealand 1188
evidence. Journal of business finance & accounting, 33: 715 - 734.
1189
Jensen, M.C., Meckling, W.H. (1976). Theory of the firm: Managerial behavior, agency costs and 1190
ownership structure. Journal of Financial Economics, 3: 305 - 360
1191
Kinney, W. R. (1999). 'Auditor independence: A burdensome constraint or core value?'. Accounting 1192
Horizons, 13: 69 - 75 1193
Limperg jr, Th. (1931). De functie van den accountant en de leer van het gewekte vertrouwen. 1194
Maandblad voor accountancy en bedrijfshuishoudkunde, 2: 20
1195
Limperg, T. (1932). De functie van de accountant en de leer van het gewekte vertrouwen. Maandblad 1196
voor Accountancy en Bedrijfsadministratie 1197
Majoor, G. C. M. (2000). Accountant en onafhankelijkheid: onlosmakelijk met elkaar verbonden. 1198
Maandblad voor accountancy en bedrijfseconomie, 12: 566-578 1199
Mansi, S.A., Maxwell, W.F., Miller, A.P. (2004). Does auditor quality and tenure matter to investors? 1200
Evidence from the bond market. Journal of Accounting Research, 42: 755 - 793
1201
Miles, S. (2011). "Stakeholder Definitions: Profusion and Confusion". EIASM 1st interdisciplinary 1202
conference on stakeholder, resources and value creation, IESE Business School, University of Navarra,
1203
Barcelona, June 2011
1204
Miles, S. (2012). Stakeholders: essentially contested or just confused? Journal of Business Ethics, 108: 1205
285 - 298. 1206
Moradi, M., Salehi, M. (2010). Iranian Angle to Non-Audit Services: Some Empirical Evidence. Managing 1208
Global Transitions, 8: 123 1209
NBA (2013). Handleiding Regelgeving Accountancy, deel1; Nadere voorschriften onafhankelijkheid van 1210
de openbaar accountant (RA's) 1211
NBA (2013). Handleiding Regelgeving Accountancy, deel 1; Verordening gedragscode (RA's) 1212
NBA (2013). Handleiding Regelgeving Accountancy, deel 1; Wet op het accountantsberoep 1213
NBA (2013). Handleiding Regelgeving Accountancy, deel 1; Wet toezicht accountantsorganisaties 1214
Patten, D.M. (1992), Intraindustry environmental disclosures in response to the Alaskan oil spill – A 1215
note on legitimacy theory. Accounting Organizations and Society, 17: 471 - 475
1216
Sharma, D.S., & Sidhu, J. (2001). Professionalism vs Commercialism: The Association Between Non-1217
Audit Services (NAS) and Audit Independence. Journal of Business Finance Accounting, 28: 563 - 594
1218
Suchman, M.C. (1995). Managing legitimacy: Strategic and institutional approaches. The Academy of 1219
Management Review, 20: 571 - 610 1220
Wallage, P. (2005). De actuele waarde van Limpergiaans vertrouwen. Maandblad voor Accountancy en 1221
Bedrijfseconomie, 80: 125 - 131 1222
Watts, R.L., Zimmerman, J.L. (1983). Agency problems, auditing, and the theory of the firm: some 1223
evidence. Journal of Accounting and Economics, 26: 613 - 634
1224
Boeken
1225
Lukerath-Rovers, M. (2014). Corporate Governance, Jaarboek 2013 – 2014. 1226
Freeman, R. E. (1984). Strategic Management: A Stakeholder Approach. Cambridge: Cambridge 1227
University Press. 1228
Majoor, G. C. M., Kollenburg van, J. (2011). Grondslagen van auditing & assurance. Groningen, Houten: 1229
Noordhoff Uitgevers. 1230
Scott, W. R. (2009). Financial Accounting Theory. New Jersey, Prentice-Hall. 1231
Tijdschriften/nieuwsartikelen
1232
Accountancynieuws.nl (2014). Audit Ambtenaar, 21 februari 2014 nummer 3 1233
http://www.accountancynieuws.nl/archief/tijdschrift-2014.130454.lynkx 1234
Accountant.nl (2014). Dijsselbloem: Nederlandse wetgeving accountantsmarkt past binnen EU-1235 akkoord, 21 januari 2014 1236 http://www.accountant.nl/Accountant/Nieuws/Dijsselbloem+Nederlandse+wetgeving+accountantsmar. 1237 aspx 1238
Accountant.nl (2013a). Onafhankelijkheidsregels accountants nu beter uitvoerbaar, 16 oktober 2013. 1239 http://www.accountant.nl/Accountant/Nieuws/Onafhankelijkheidsregels+accountants+nu+beter+uitv.a 1240 spx 1241
Accountant.nl (2013b). Accountants leggen zich morrend neer bij onafhankelijkheidsregels (FD), 18 1242 oktober 2013. 1243 http://www.accountant.nl/Accountant/Nieuws/FD+Accountants+leggen+zich+morrend+neer+bij+onafh 1244 a.aspx 1245
Dinant, J. (2013). Het einde van de Chinese walls; Enkele belangrijke wijzigingen in het toezicht op 1246
financiële verslaggeving van beursgenoteerde ondernemingen nader bezien. Tijdschrift voor
1247 Jaarrekeningenrecht, 5: 109 – 113 1248 1249 1250 1251 1252 1253 1254 1255 1256 1257 1258 1259 1260 1261 1262 1263 1264 1265 1266
Appendix 1
1267 1268
Voorbeeld Q-sort (afbeelding 1)
1269
1270 1271
Voorbeeld Q-set (afbeelding 2)
1272
1273 1274 1275
Digitale Q-survey (scherm 1 t/m scherm 12) Scherm 1 Scherm 2 Scherm 3 Scherm 4 Scherm 5 Scherm6 Scherm 7 Scherm 8
Digitale Q-survey (vervolg)
Scherm 9 Scherm10
Scherm 11 Scherm12
Tabel met verdeling van de Q-sorts in significant, confounded en non-significant ladende Q-sorts, (Afbeelding
Factor interpretation crib sheet for factor 1 (Afbeelding 5)
Items gerangschikt op +4
01 De onafhankelijkheid van accountants is ongetwijfeld aan verbetering toe
20 De accountantsfunctie zal moeten worden verdeeld in twee aparte functies om functievermenging tegen te gaan, waarbij een aparte controlerend en adviserend accountant ontstaan
Items gerangschikt op +3
02 De onafhankelijkheid van accountants dient via wetgeving te worden verbeterd
09 De Wet toezicht accountants en Wet op het accountantsberoep zijn maatregelen in de juiste richting m.b.t. het verhogen van de onafhankelijkheid van accountants
24 Scheiding van controle en advies en kantoorroulatie, het gaat niet ver genoeg. Beter is het om twee van elkaar gescheiden accountantsfunctie in het leven te roepen; een controlerende en een adviserende functie.
(accountant.nl. 'Accountants en adviseurs in aparte bedrijven', 3feb 2014
Items hoger gerangschikt in de reeks van factor 1 dan in andere factorreeksen
05 Ook de Wet op het accountantsberoep, verbetert alleen de onafhankelijkheid in ‘schijn’ -2
10 De scheiding van controle en advies, heeft geen invloed op de intrinsieke onafhankelijkheid van de accountant, de financiële onafhankelijkheid blijft altijd een rol spelen +2
12 Door de scheiding van controle en advies, is de accountant minder financieel afhankelijk van zijn cliënten +2 25 Door economische incentives, kan de accountant nooit en te nimmer volledig onafhankelijkheid zijn van zijn cliënten +2
26 Volledige onafhankelijkheid is nog niet bereikt en zal ook nooit bereikt worden, want ‘de gecontroleerde betaalt voor de controle’ +2
28 De AFM zou jaarlijks, per organisatie van openbaar belang, een accountantsorganisatie moeten toewijzen voor de controle -1
31 Scheiding van en controle en advies verlagen de concurrentie mogelijkheden, hierdoor worden mogelijke schaalvoordelen te niet gedaan +1
33 De accountantsfunctie verandert langzamerhand van een maatschappelijke functie in een commerciële functie +1
Items gerangschikt op 0
11 De scheiding van controle en advies zal de controlekosten doen toenemen, omdat de accountant veel minder op de hoogte is van de stand van zaken binnen de organisatie
13 Onafhankelijkheid in ‘wezen’, is een kenmerkende eigenschap voor de accountant
17 De AFM moet naast de kwaliteitscontrole, een controlerende en toezichthoudende rol krijgen met betrekking tot de onafhankelijkheid van de accountants(organisaties)
21 Hallo, meneer de accountant een beter controle(milieu) begint bij jezelf. De eindbeslissing om onafhankelijk te