• No results found

Disciplinair klimaat in de klas Leraren in Nederland ervaren vaker dan

In document TALIS 2018 (pagina 69-71)

In het lerarenberoep staat de interactie tussen leraar en leerling centraal In dit hoofdstuk gaan

5.1 Disciplinair klimaat in de klas Leraren in Nederland ervaren vaker dan

gemiddeld in Noordwest-Europa dat het aan het begin van de les een tijdje duurt voordat de leerlingen rustig worden. Tegelijkertijd zijn zij vaker van mening dat hun leerlingen bijdragen aan een positief leerklimaat in de klas dan leraren in de andere landen, met uitzondering van Denemarken. Verder blijkt dat leraren met een vast contract vaker ervaren dat hun leerlingen zich gedisciplineerd gedragen. Ook signaleren leraren die lesgeven op scholen voor havo/vwo/gymnasium meer discipline in de klas dan leraren op andere scholen. Hetzelfde geldt voor leraren die lesgeven op scholen met een lager aandeel leerlingen met een speciale leerbehoefte.

Meer onrust in Nederlandse klassen, maar tevens vaker sprake van een positief leerklimaat

In 2018 is leraren dezelfde vier stellingen over het disciplinair klimaat in de klas voorgelegd als met TALIS 2013. Uit Figuur 5.1 blijken de resultaten in 2018 vrijwel overeen te komen met die in 2013: niet alleen voor Nederland, maar tevens voor Noordwest-Europa en de OESO als geheel. Net als in 2013 wijken de Nederlandse uitkomsten ook in 2018 af van de internationale gemiddelden als het gaat om de stelling “Aan het begin van een les duurt het een tijdje voordat de leerlingen rustig worden”. Het merendeel van de Nederlandse leraren (60%) is het hiermee (volledig) eens, twee keer zo veel als gemiddeld in

Noordwest-Europa (30%) en de OESO (28%). Desondanks vinden Nederlandse leraren in hoge mate dat hun leerlingen bijdragen aan een positieve leeromgeving in de klas (77%; zie Figuur 5.2). In Noordwest-Europa zijn alleen de Deense leraren hier nog positiever over (83%). Met name de Finse leraren zijn daar minder over te spreken (59%).

Met name het aantal jaren werkervaring is bepalend voor discipline in de klas

Als nader wordt gekeken naar Nederlandse leraren, maakt vooral het aantal jaren

werkervaring uit voor de discipline in de klas: hoe meer jaren ervaring een leraar heeft, hoe positiever het beeld is dat hij of zij heeft van de discipline in de klas (zie Tabel 5.1, bijlage 2). Terwijl twee derde van de leraren met minder dan 15 jaar ervaring lang moet wachten met hun les totdat de leerlingen rustig worden, is dat onder leraren met 25 jaar of meer

werkervaring nog niet de helft (46%). Op de stellingen “Er gaat veel tijd verloren door leerlingen die de les onderbreken” en “Er is veel storend lawaai in de klas” is tevens zo’n 20 procentpunt verschil tussen startende leraren met maximaal drie jaar (respectievelijk 42% en 34%) en hun collega’s met minimaal 25 jaar werkervaring (respectievelijk 22% en 19%). Ook vinden meer ervaren leraren vaker dat hun leerlingen zorgen voor een positieve leeromgeving.

De bevindingen over werkervaring zijn in lijn met die over leeftijd: jongere leraren (30 tot 50 jaar) ervaren vaker dan oudere leraren (50 jaar of ouder) dat het lang duurt voordat de leerlingen stil worden in de klas (zie Tabel 5.2, bijlage 2). Tevens ervaren leraren met een tijdelijk contract dat ze tijdens de les veel tijd verliezen door leerlingen die de les verstoren en dat er veel storend lawaai in de klas is, ten opzichte van leraren met een vast contract (zie Tabel 5.3, bijlage 2).

Het schooltype maakt ook uit voor de discipline in de klas: leraren die lesgeven aan havo/vwo/gymnasium-scholen zijn positiever over de discipline in de klas dan leraren die lesgeven aan het vmbo/mavo (zie Tabel 5.4, bijlage 2). Op de stellingen “Er gaat veel tijd verloren door leerlingen die de les

onderbreken” en “Er is veel storend lawaai in de klas” reageren leraren negatiever wanneer er een hoger aandeel leerlingen met een lagere sociaal-economische status op school aanwezig is.

Figuur 5.3

Het aandeel leraren dat aangeeft het eens tot zeer eens te zijn met de volgende uitspraken over hun school, in 2013 en 2018

Figuur 5.4

Het aandeel leraren dat aangeeft het eens tot zeer eens te zijn met de volgende uitspraken over hun school, naar land in Noordwest-Europa

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 2013 2018 2013 2018 N ed er lan d N oo rdw es t- Eu ro pa

Op deze school kunnen leraren en leerlingen doorgaans goed met elkaar overweg Voor de meeste leraren op deze school is het welzijn van de leerlingen belangrijk

De meeste leraren op deze school zijn geïnteresseerd in wat leerlingen te zeggen hebben Als leerlingen extra ondersteuning nodig hebben, dan geeft de school die ook

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Op deze school kunnen leraren en leerlingen doorgaans goed met elkaar overweg

Voor de meeste leraren op deze school is het welzijn van de leerlingen belangrijk De meeste leraren op deze school zijn geïnteresseerd in wat leerlingen te zeggen hebben Als leerlingen extra ondersteuning nodig

hebben, dan geeft de school die ook

Nederland Denemarken Engeland (VK)

Finland Noorwegen Vlaanderen (B)

Zweden Noordwest-Europa OESO

(24) 2013 (31) 2018

O

Slechts iets meer dan de helft van de

schoolleiders vindt dat leraren op hun school hoge verwachtingen hebben van hun leerlingen

Iets meer dan de helft van de Nederlandse schoolleiders (53%) vindt dat leraren op hun school hoge verwachtingen hebben van hun leerlingen. Dit is het laagste van de

omringende landen waarmee vergeleken is. Het OESO-gemiddelde is op dit punt 82 procent (zie Tabel 5.5, bijlage 2). Op

Nederlandse scholen met een hoger aandeel leerlingen met een migratieachtergrond zijn de verwachtingen van leerlingen nog lager (42%; zie Tabel 5.6, bijlage 2).

Drie van de vier Nederlandse schoolleiders geeft aan dat hun leraren de doelen van het lesplan van de school begrijpen. Dit is lager dan het OESO-gemiddelde van 92 procent. Tweederde van de Nederlandse schoolleiders (66%) geeft aan dat leraren erin slagen om het lesplan van de school te implementeren, terwijl het OESO-gemiddelde 90 procent is.

5.2 Relatie tussen leraren en leerlingen

In document TALIS 2018 (pagina 69-71)