• No results found

3.1

Verminderen antibioticaresistentie

3.1.1

Achtergrond en doelstelling

Antibiotica leveren wereldwijd een belangrijke bijdrage aan het

bestrijden van infecties bij mens en dier. ‘Antibioticaresistent’ betekent dat een bacterie voor een of meer antibiotica ongevoelig is. Hierdoor zijn infecties met deze bacteriën bij mensen of dieren moeilijker te behandelen. Toenemende antibioticaresistentie wordt veroorzaakt door verschillende factoren. Hoe vaker bacteriën in contact komen met antibiotica, hoe sneller ze zich aanpassen en ongevoelig worden voor antibiotica. De wereldwijde en vaak grootschalige toepassing van antibiotica, onder andere in de dierhouderij en in de humane geneeskunde, speelt bij het ontstaan van antibioticaresistentie een belangrijke rol. Ook onzorgvuldige toepassing versnelt het proces van resistentieontwikkeling.

In 2008 hebben partijen van de vier grootste Nederlandse diersectoren (pluimveehouderij, varkenshouderij, rundveehouderij, kalverhouderij) het Convenant Antibioticaresistentie Dierhouderij getekend.

Doelstelling van dit convenant is om te komen tot een reductie van de antibioticaresistentie en een verantwoord gebruik van antibiotica in de dierhouderij (Rijksoverheid, 2008). Aanvullend heeft de Nederlandse overheid in 2010 als doelstelling geformuleerd dat het

antibioticagebruik in de gehele Nederlandse dierhouderij in 2013 moet zijn teruggebracht tot het niveau van 1999, wat ten opzichte van 2009 een daling van 50% betekende (Rijksoverheid, 2010). De

onafhankelijke SDa (Autoriteit Diergeneesmiddelen) formuleert sectorspecifieke streefwaarden voor antibioticumgebruik. Het niveau van de streefwaarden wordt zo vastgesteld dat, indien op termijn alle sectoren en bedrijven hieraan voldoen, de Nederlandse dierhouderij als

geheel de reductie van 50% ten opzichte van 2009 zal hebben gerealiseerd.

De Duurzame Zuivelketen onderschrijft het belang van het terugdringen van de antibioticaresistentie en heeft dit vertaald in een doelstelling om het antibioticagebruik in de melkveehouderij in 2013 te hebben

teruggedrongen tot het niveau van 1999.

De exacte doelstelling van de Duurzame Zuivelketen was in 2013: Verminderen van antibioticaresistentie: in 2013

antibioticagebruik terug naar niveau 1999

Vanwege het grote belang dat de zuivelsector hecht aan het

verminderen van de antibioticaresistentie, zijn in samenwerking met andere ketenpartijen in 2012 de nodige acties in gang gezet op het gebied van een verantwoord diergeneesmiddelengebruik. Zo eist de zuivelindustrie vanaf 2012 van melkveehouders dat zij een één-op-één- relatie aangaan met een geborgde rundveedierenarts. Daarnaast dienen melkveehouders vanaf 1 januari 2012 een bedrijfsgezondheidsplan en een bedrijfsbehandelplan te laten opstellen in samenwerking met hun dierenarts en moeten zij het antibioticagebruik laten registreren door hun dierenarts in de centrale database MediRund. Door borging van deze eisen in de kwaliteitssystemen geeft de zuivelindustrie invulling aan haar afspraken uit het Convenant Antibiotica.

3.1.2

Monitoring

Indicator

Als indicator wordt door de Duurzame Zuivelketen het

antibioticumgebruik in Defined Daily Dose Animal (DDDA) gebruikt. Het betreft de gemiddelde waarde per bedrijf. Het ‘tellergetal’ is het totale behandelbare aantal kilogrammen dier, gebaseerd op de hoeveelheid

aantal kilogrammen dier aanwezig in de (houderij)populatie gedurende het jaar, waarbij wordt aangenomen dat de doorsnee behandeling gebeurt bij dieren met een gemiddeld gewicht. Door dierdagdoseringen te berekenen, kan het antibioticagebruik op bedrijven die verschillende soorten antibiotica gebruiken met elkaar worden vergeleken. Meer informatie over de rekenwijze is te vinden op de website van de Autoriteit Diergeneesmiddelen.

Databronnen en berekeningsmethodiek

De gegevens over dierdagdoseringen worden vanaf 2012 voor alle individuele melkveebedrijven in Nederland vastgelegd in het datasysteem MediRund. Vanaf 2012 worden deze cijfers jaarlijks gerapporteerd door de SDa.

In eerdere jaren werden rapportages over antibioticagebruik in Nederland gebaseerd op het Informatienet (Bondt et al., 2012). Dit betrof een deelpopulatie van steekproefbedrijven van het Informatienet. Om inzicht te kunnen geven in de langjarige trend in antibioticagebruik op melkveebedrijven worden ook deze resultaten weergegeven voor 2004-2012 (figuur 3.2). De gebruikte eenheid toen was DagDosering per DierJaar (DD/DJ), vergelijkbaar met de DDDA per dierjaar die de SDa hanteert.

3.1.3

Resultaten 2013

Ontwikkeling in het antibioticagebruik

Het is niet mogelijk om exact vast te stellen of de doelstelling

‘Antibioticagebruik in 2013 terug naar het niveau van 1999’ gerealiseerd is, omdat er geen referentiegegevens over 1999 beschikbaar zijn. Wel kan worden gerapporteerd over de ontwikkeling in het

antibioticagebruik vanaf 2004.

Het gemiddelde antibioticumgebruik (volgens de SDa-methodiek) op melkveebedrijven was in 2013 met 2,8 DDDA iets lager dan in 2012 (2,9 DDDA) (figuur 3.1).

De SDa heeft voor 2013 als benchmarkindicatoren 3 DDDA vastgesteld als grenswaarde voor het streefniveau en 6 DDDA als grenswaarde voor

het actieniveau13. Zowel in 2012 als 2013 heeft meer dan 50% van de bedrijven het streefniveau behaald. Figuur 3.1 laat verder zien dat de spreiding naar boven toe is gedaald in 2013. In 2012 had de 10% bedrijven met het hoogste antibioticagebruik een gebruik groter dan 4,9 DDDA, terwijl dit in 2013 groter dan 4,7 was.

Figuur 3.1 Gemiddelde en spreiding in antibioticagebruik op melkvee-

bedrijven in DDDAF in 2012 in 2013 in relatie tot de SDa-streefgebieden Bron: Autoriteit Diergeneesmiddelen (2014) (bewerkt door LEI).

13

De benchmarkwaarde is een grenswaarde voor antibioticumgebruik. Het SDa- expertpanel stelt twee grenswaarden, c.q. benchmarkwaarden vast: een signaleringswaarde en een actiewaarde. Deze twee waarden markeren drie benchmarkgebieden: 1) Het streefgebied, is gelijk aan of lager dan de

signaleringswaarde. Bij een antibioticumgebruik (uitgedrukt in DDDA) in dit gebied zijn geen directe aanpassingen of maatregelen nodig. 2) Het signaleringsgebied, boven de signaleringswaarde maar onder - of gelijk aan - de actiewaarde. Bij een antibioticumgebruik (uitgedrukt in DDDA) in dit gebied verdient het

antibioticumgebruik op het bedrijf nadere aandacht en wellicht zijn maatregelen nodig. 3) Actiegebied, boven de actiewaarde. Bij een antibioticumgebruik (uitgedrukt in DDDA) in dit gebied dient de dierhouder directe maatregelen te treffen om het antibioticumgebruik op het bedrijf snel te verlagen.

0 1 2 3 4 5 6 7 8 2012 2013 Antibiotica gebruik (DDDAF) 10-25% 25-75% 75-90% gemiddelde mediaan

Figuur 3.214 laat zien dat het antibioticagebruik op melkveebedrijven in 2013 op een vergelijkbaar niveau ligt als in 2012. In 2012 werd een forse daling gerealiseerd ten opzichte van de voorliggende jaren.

Figuur 3.2 Ontwikkeling (gemiddelde en betrouwbaarheidsinterval) antibioticagebruik melkveebedrijven volgens LEI-methode (in DD/DJ gerapporteerd in MARAN) en volgens de SDa (in DDDANAT) 2004-2013 Bron: Autoriteit Diergeneesmiddelen (2014).

14

Het niveau van het gemiddelde antibioticagebruik in figuur 3.2 ligt van ruim DDDA in 2012 en 2013 wijkt af van het niveau in figuur 3.1 waar het gebruik in 2012 respectievelijk 2,9 en 2,8 DDDA betreft. De SDa maakt onderscheid naar gebruik in DDDANAT voor nationaal gebruik en DDDAF voor benchmarking. In de DDDANAT weegt

de omvang van de bedrijven mee in het gemiddelde. De DDDAF betreft het

ongewogen gemiddelde, waarin alle bedrijven even zwaar wegen. Een ander verschil is dat in DDDANAT alleen wordt gedeeld door de kilogrammen van de melkveestapel,