• No results found

4 Politieke ethiek en ‘christendom’

4.2 Dienst van de verheldering

Profetie mocht niet blijven steken in kritiek, maar moest ook constructief Gods doe-len voor de politieke werkelijkheid aanwijzen. In het verdoe-lengde daarvan moeten christenen volgens O’Donovan ook participeren in de concrete politiek-ethische deliberatie en verantwoordelijkheid nemen voor concrete keuzen. In zijn latere werk

Ways verschuift hij hierbij het accent enigszins. Waar deze verantwoordelijkheid eerst tot profetie leek te behoren, stelt hij nu dat christenen het niet bij profetie

209

O’Donovan, ‘Establishment’ par. 2 (“…we are called to witness in the still warm but cooling glow of a ‘post-Christian’ civilisation in which the Church has a long and prominent history”); O’Donovan, ‘Oral’.

210

DN, 188 (“There is no private Christian counsel to be delivered to the principalities and powers, bypassing their need to confront the social reality of the church”).

118

gen laten. Politiek is ‘naar waarheid spreken’, maar dit spreken moet uitmonden in concrete politieke deliberatie. Alleen langs die weg wordt merkbaar dat de profetie de krachten van het koninkrijk binnen de huidige geschiedenis losmaakt. Opvallend genoeg besteedt hij in Ways vrijwel geen aandacht aan de zojuist geschetste profeti-sche roeping.211 Zij ligt besloten in de ene ‘train of thought’. Deze denkbeweging gaat van de geopenbaarde kennis in Christus naar de praktische rede. Zij verdraagt geen toeschouwershouding bij de geschiedenis. Als christenen zich mengen in het publieke debat ziet O’Donovan hen iets bijdragen, wat ik typeer als een ‘dienst van verheldering’.212

4.2.1 Christelijk herinrichten van het debat

In het publieke debat moeten christenen de kennis van de politieke realiteit inbren-gen die zij in Christus opdeden. Zo kunnen zij de termen waarop de discussie ge-voerd wordt, beïnvloeden en mogelijk hervormen. Steeds weer treffen wij deze ambitie in O’Donovans werk aan. De dienst van verheldering bestaat in concreto uit het helpen herinrichten van politieke discussies. Deze discussies kunnen daardoor meer recht doen aan de geschapen orde en aan de geschiedenis daarvan op weg naar de doelen die God gesteld heeft en die in Christus in beginsel kenbaar zijn. Als christenen dit doen, kunnen zij bestaande dilemma’s soms helpen doorzien en oplos-sen. Ook reiken ze kaders aan om de dagelijkse politieke taken binnen een samenle-ving te concipiëren en te begrijpen.213

In de kern gaat het daarbij om een eenvoudig richtingwijzend inzicht. Politieke auto-riteit draait immers om het provisorisch rechtzettend oordeel. Politieke macht en het beheren van een politiek-maatschappelijke traditie moeten in dienst daarvan staan en worden met dat criterium beoordeeld. Dit eenvoudige basisinzicht moet telkens weer concreet gemaakt worden in praktisch politieke discussies en beslissingen. Zo ont-staat er een normatief kader voor politiek debat en handelen. O’Donovan ziet chris-tenen dus niet zozeer met rechtstreekse aan de openbaring ontleende inzichten en normen in de politieke deliberatie een gedetailleerde weg wijzen. Het gaat er veel meer om dat zij helpen om op een passender manier tegen politieke problemen aan te kijken en zo het frame voor de discussie verbeteren. De kernvraag is steeds: hoe ziet het veld van deze concrete discussie eruit als wij het in kaart brengen vanuit het inzicht dat onder Christus’ autoriteit politieke daden alleen nog geautoriseerd zijn om rechtzettend te oordelen? Dit rechtzettend oordelen moet berusten op waarheid: de realiteit in geding en de verstoring daarvan zo beschrijven als deze echt is. Hoe dichter bij deze waarheid, des te adequater politieke inzichten en daden.214

Deze benadering vergt wel dat christenen in het publieke debat de geopenbaarde waarheid onomwonden ter sprake brengen. Zij moeten christelijke inzichten niet verbleken en anonimiseren tot algemeen aanvaardbare noties. O’Donovan streeft

211

BI, 47; WJ, xv (“It was an evil day for Christian thought when prophecy became the fashionable category for political reflection in place of practicable reasonableness”).

212

O’Donovan, Liturgy, 8. 213

WJ, xv. 214

DN, 286 (“Political ethics has to carry forward into detailed deliberation the principle established by political theology: authority is reordered towards the task of judgment”).

zelfs naar het tegendeel daarvan. Publieke en algemene claims van anderen die waardevol zijn, moeten zij extra ondersteunen vanuit het evangelie. Wat al anoniem was, krijgt dus alsnog een christelijk label. Dat is niet bedoeld als een annexerende strategie. Los van hun basis in Christus en de orde van Gods werken blijven zulke inzichten echter wankel. Christenen kunnen hun publieke houdbaarheidsdatum ver-lengen. Daarom uit O’Donovan zich kritisch over de gangbare christen-democratische benadering waarin juist een ‘secular faith’ (Jacques Maritain) gezocht wordt zonder openlijk christelijk karakter, om mensen met verschillende achtergron-den en motieven te kunnen verenigen. Ook de opvatting dat het ‘christelijke’ inhou-delijk gezien niets eigens bijdraagt aan de politieke kennis en alleen op het vlak van de motivatie belangrijk is, wijst hij af. Hij meent juist dat alleen specifiek-christelijke inhouden de realiteiten waarover de politieke discussie gaat, in het juiste licht kunnen zetten.215

De twee genoemde alternatieven zijn strategieën om christenen een entree te blijven bieden binnen de moderne westerse samenleving. Volgens O’Donovan moeten christenen daarvan echter geen afzonderlijk doel maken. Zij moeten zichzelf blijven. Als verborgen politieke gemeenschap rond Christus’ troon moet de kerk publiek liturgisch aanwezig zijn. Tegen dat decor staat het optreden van christenen in de publieke sfeer. Dan dient de explicitering van het kader van het evangelie de appèl-kracht van de christelijke politieke deliberatie.

4.2.2 Mild als God zelf

De in het voorgaande beschreven opstelling van christenen in het publieke domein blijft bescheiden. Ondanks de profetische boodschap van de kerk is het christelijke handelen binnen het publieke domein niet uit op confrontatie of radicale hervor-ming. Christenen moeten volgens O’Donovan niet streven naar de hemel op aarde, maar slechts de goede orde binnen de aardse samenleving dienen met wat zij ‘in de hemel’ hebben geleerd. Deze bescheidenheid heeft alles te maken met het seculiere karakter van dit domein. Het behoort niet bij het koninkrijk van Christus. Ook als zijn rijk dit domein positief beïnvloedt, wordt de aardse samenleving nooit een ge-stalte van het komende koninkrijk. Slechts een voorlopige voorafschaduwing van de definitieve gerechtigheid van Christus is binnen de gevallen wereld haalbaar. Chris-telijk idealisme en radicalisme zullen de seculiere samenleving niet dienen maar vernietigen. Een nog niet door Christus verlost samenleven kan die radicaliteit niet dragen. Zij zou moeten leiden tot een voortijdig oordeel over de bestaande wereld. O’Donovan pleit daarom voor een milde attitude van christenen ten opzichte van de zwakke en fragiele politieke samenlevingen uit het heden. Alleen voorzichtig en gematigd moeten zij de werkelijkheid van het koninkrijk daarop betrekken. In die mildheid weerspiegelt zich O’Donovans visie op de bepalende plaats van Gods voorzienigheid met het oog op de publieke orde. Daarin is God zelf mild en gedul-dig met zijn wereld op weg naar het eschaton. Een milde houding van christenen

215

DN, 219; O’Donovan, ‘How’, 93; Robert Song, Christianity and Liberal Society, Oxford: Clarendon Press, 1997, 227v; Oliver O’Donovan, ‘Dependence and Freedom: the moral thought of Horace

Bushnell, by David W Haddorf…’ (review), in: Studies in Christian Ethics 9, 2, Edinburgh: T&T Clark, 1996, 97-100, 100 (“…our downstream, degenerate forms of Christian Democracy”).

120

past bij de algemene genade van God, die Hij ook in het kader van Christus’ begon-nen verborgen regering ten toon spreidt.216

Daarom moeten christenen de doelen die zij in het licht van Gods openbaring in Christus voor de politieke samenleving formuleren, niet laten samenvallen met de eeuwige doelen van Gods koninkrijk, maar juist beperkt en voorlopig houden. Daar-om ook acht O’Donovan politiek inherent cDaar-omprDaar-omitterend. Een christen probeert te getuigen van de waarheid maar moet daarbij blijven binnen de scopus van de pu-blieke actie in een gemeenschap van gevallen mensen. Daar is hij geroepen om te dienen. Ook hierin overstijgt O’Donovan het dilemma tussen idealisme en realisme. Het inhoudelijke stempel dat de doelen ontvangen van de openbaring in Christus, gaat verder dan het realisme. De blijvende beperktheid van die doelen snijdt het idealisme de pas af.217

In het nastreven binnen het publieke domein van het goede dat zij ‘in de hemel’ geleerd hebben, moeten christenen wijsheid ontwikkelen. Soms kan het ideaal hen leiden, maar vaak moeten zij het bijstellen of voorlopig prijsgeven. O’Donovan vat de som van politieke wijsheid augustiniaans samen: in staat zijn om de vrede die wij moeten willen bewaren en de vrede die wij vooralsnog moeten laten passeren, van elkaar te onderscheiden.218

4.2.3 Geschonken consensus

Deze visie op de christelijke participatie in het politieke debat over het ‘common good’ gaat uit van een belangrijke vooronderstelling. Zij is alleen zinvol als deze bijdrage herkend kan worden en invloed kan uitoefenen. Erachter ligt dus het ver-trouwen dat overeenstemming tussen christenen en andere deelnemers aan de poli-tieke deliberatie mogelijk is. O’Donovan onderbouwt dit vanuit Gods voorzienig-heid. God regeert zo over het saeculum dat zich steeds weer een zekere gemeen-schappelijke visie op het ‘common good’ vormt, waardoor een samenleving kan bestaan en in staat is tot gemeenschappelijk politiek handelen. Rond Gods troon vormt zich zo een publieke werkelijkheid waaruit christenen zich niet mogen terug-trekken. Daar komt bij dat Christus’ regering ook in de seculiere geschiedenis spo-ren achter laat. Zo handhaaft de schepper in zijn voorzienigheid steeds weer de orde van zijn schepping, ook te midden van strijd en kwaad.

Om deze reden staat O’Donovan kritisch tegenover postmodern en christelijk plura-lisme. Dat pluralisme gaat er veelal van uit dat tussen mensen met uiteenlopende perspectieven geen werkelijke herkenning, overtuiging en overeenstemming

216

RMO, 72; zowel idealisme als realisme beschouwt hij als gevolg van de verwaarlozing van Israël in de traditie van ‘christendom’ (DN, 25vv); COL, 42; BI, 320; O’Donovan, ‘Political’, 244; O’Donovan, ‘Obituary’, 90 (in aansluiting bij Ramsey: “…the God who, as every good Calvinist knows, is never more graciously smiling, than when he is concealed behind the dark mystery of providence”).

217

RMO, 130 (“The exercise of political authority is the search for a compromise which, while bearing the fullest witness to the truth that can in the circumstances be borne, will, nevertheless, lie within the scope of possible public action in the particular community of fallen men which it has to serve”); DN, 287; JW, 6.

218

PC, 118 (“The peace we can keep, the peace we must forgo. Essentially the whole field of political prudence is described and delimited in these two phrases, and in asking for grace to know them apart we are asking for the sum of political wisdom”).

lijk zijn. Het blijft bij een uitwisseling van die perspectieven, een compromis ertus-sen of zelfs een machtsbalans die hen in een gewapende vrede samenbindt. Ook de traditionele gedachte dat op grond van natuur of schepping algemeen ge-deelde inzichten voor de hand liggen, wijst O’Donovan af. Alle mensen delen inder-daad in dezelfde zijnsorde. De kennis daarvan is bij hem echter exclusief christolo-gisch. Algemeen gedeelde inzichten zijn daarom niet vanzelfsprekend. Waar en wanneer zij zich voordoen, blijft open. Het gaat om een contingente werkelijkheid die als telkens nieuw geschenk onder Gods voorzienigheid naar de samenleving toekomt. Het is daarop dat de christelijke bijdrage aan de publieke deliberatie moet vertrouwen. Vaak wordt dit vertrouwen niet bevestigd, maar regelmatig ook wel. Hier speelt O’Donovans visie op de aard van morele verschillen op de achtergrond een rol. Hij wijst de gedachte af dat morele keuzen een zaak van voorkeur zijn en dus berusten op onherleidbare wilsbeslissingen van individuen. Dat maakt morele overeenstemming door debat en overtuiging onmogelijk. Alleen een nieuwe wilsbe-slissing kan ertoe voeren. Deze visie leidt tot pluralisme. Meer waardering toont hij voor een andere visie. Daarin gelden morele verschillen als verschillen over de fei-ten. Betere feitelijke informatie zal dan tot overeenstemming leiden. Doorslagge-vend acht hij echter dat mensen dezelfde werkelijkheid anders beschrijven. Dat gebeurt onder invloed van uiteenlopende perspectieven en leidt tot uiteenlopende morele evaluaties en keuzen. Omdat het gaat over een realiteit die alle gesprekspart-ners delen, kunnen zij over deze verschillen debatteren. Daarbij vertoont de ene beschrijving meer plausibiliteit en verklarende kracht dan de andere. Zo is er soms overreding en consensus mogelijk.219

Nu wordt des te meer duidelijk waarom christenen waardevolle fragmenten van waarheid in het publieke domein niet moeten deconstrueren of alleen anoniem moe-ten benutmoe-ten. Door ze vanuit een christelijk perspectief te waarderen en te verster-ken, bereiken zij verschillende doelen tegelijk. Zij honoreren de historisch contin-gente uitkomst van Gods voorzienigheid op dat speciale moment door te benutten wat Hij aanreikt. Zij blijven hun spreken verbinden aan de profetische context waar-in dit moest staan. Zij geven daardoor deze waar-in zichzelf kwetsbare fragmenten meer bestand, waar de contingentie gemakkelijk leidt tot relativering. Juist in deze hou-ding openbaart zich het milde geduld dat in het saeculum past.

O’Donovan beschouwt deze werkwijze als apologetisch. Daarmee bedoelt hij geen extra strategie boven op de gewone christelijke denktrant, doordat christenen zich aanpassen aan de patronen van anderen. Inhoudelijk gaat het gewoon om ‘trains of thought’ die thuis horen in het christelijke discours. Vanuit door het evangelie ont-sloten kennis van de werkelijkheid gaan zij voort naar deliberatie over concrete thema’s die hun verantwoordelijkheid oproepen. Dankzij Gods voorzienige regering kunnen bepaalde van die ‘denklijnen’ vervolgens op bepaalde historische momenten extra verhelderend uitpakken bij impasses in het denken of handelen van hun omge-ving. Christenen moeten daarop alert zijn en zo hun denklijnen verbinden met actue-le vragen en gangbare benaderingen. O’Donovan meent dat geloof en ongeloof

219

Oliver O’Donovan, Oliver, ‘The Natural Ethic’, in: David F. Wright (ed.), Essays in Evangelical

Social Ethics, Exeter: The Paternoster Press, 1981, 19-35, 19vv; O’Donovan, ‘Freedom Loss’ (“Late-liberalism, one may say, in taking up the banner of ‘pluralism’, has made itself self-consciously polytheis-tic again”).

122

kaar vandaag niet ontmoeten in een grootse maatschappelijke confrontatie, maar in de poging om de gezamenlijke dagelijkse taken te begrijpen. Volgens O’Donovan ligt deze apologetische potentie van de christelijke waarheid vandaag bij uitstek in het inzicht dat zij biedt in de politieke instituties van de westerse samenleving. Als gevolg van haar vervreemding van de christelijke traditie is deze dit inzicht veelal kwijtgeraakt.220

Hier ligt dan ook een diepere reden waarom O’Donovan niet bezig is met program-ma’s van behoud of herintroductie van ‘christendom’. Het zou een concentratie betekenen op wat vandaag niet het kernprobleem vormt en daarmee de gelegenheid missen die Gods voorzienigheid aanreikt. Profetisch onderscheidingsvermogen laat zien dat de huidige crisis dieper gaat. De breuk met de christelijke traditie heeft het zicht op de eigen politieke instituties en vormen als zodanig vertroebeld. Het terrein van de politiek zelf is in geding. Dit terrein vormt nu juist Gods instrument om het kwaad te beteugelen. Vandaag hangt daarom de dreiging van naderend kwaad boven de fragiele westerse samenlevingen. Hier ligt het speerpunt voor christelijke dienst. De bestaande ‘master narratives’ kunnen deze actuele politieke werkelijkheid niet ontsluiten. Juist christenen hebben ‘trains of thought’ in hun bagage die deze werke-lijkheid wel kunnen verhelderen. Wordt deze roeping herkend, dan is het geschenk van consensus niet denkbeeldig.221

Behalve apologetisch is het karakter van deze dienst van verheldering ook pastoraal. Er zijn christenen die politieke verantwoordelijkheid dragen en niet-christenen die voor bijdragen vanuit het christelijk geloof open staan. Aan hen moet een begaanba-re weg gewezen worden voor de invulling van die taak.222

4.2.4 Individuele christelijke politiek

Na het aanreiken van concepten en het herinrichten van debatten komen de concrete keuzen en initiatieven, waarmee ook christenen in het publieke domein verantwoor-delijkheid moeten dragen. O’Donovan wijst op het voorbeeld van Ester. Op dit punt is de volgorde echter omgekeerd aan die bij de profetische taak. Christelijke profetie zag hij als kerkelijk spreken, ook wanneer een individu optreedt. Deze concrete deliberaties en keuzen ziet hij juist als de taak van individuele christenen, hoewel zij daarbij staan tegen het decor van de kerk en haar liturgie. Volgens O’Donovan te-kent Johannes’ Openbaring de kerk als een gemeenschap zodra haar liturgie rond de hemelse troon in beeld is. In haar optreden binnen de samenleving vertoont zij ech-ter de individualiserende gedaante van twee getuigen, hoewel deze een sociale (in de kerk gewortelde) identiteit bezitten. De kerk mocht immers als gemeenschap die niet

220

RMO, 17. 89; WJ, xii. xiii (“The only satisfactory reason to believe is the reason of belief … One train of Christian thought that carries apologetic weight in our time is the capacity of faith to display the intel-ligibility of political institutions and traditions”). xv (“But ethics has by its nature the force of an apolo-getic …. because it is interpretative”); O’Donovan, ‘Deliberation’, 128.

221

WJ, xiii-xv; O’Donovan, Principles, 13 (“The understanding upon wich we discern how to act … is not a matter of private conscience nor of mass consensus. It is a public and publishable understanding that claims all mankind, whether or not it comprehends it. A Christianity wich will bear witness to God’s Word in Jesus will be a speaking, thinking, arguing, debating Christianity, which will not be afraid to engage in intellectual and philosophical contest with the prevailing dogmas of its day”).

222 WJ, xi.

oordeelt, geen politieke tegensamenleving vormen. Zo vormt zij model en appèl. Zou zij zich opstellen als politieke gemeenschap, dan verzwakt haar profetisch ap-pèl. Mede om deze reden heeft O’Donovan bezwaar tegen politieke partijvorming door christenen. Hij ziet daarin dat de kerk een voortijdige politieke gestalte zoekt. Terwijl hij christelijke partijvorming afwijst, is hij echter een voorstander van chris-telijke politiek die gedragen wordt door individuele gelovigen. Trouw aan de hemel-se roeping betekende immers ook in het publieke domein openlijk christelijk opere-ren.223