• No results found

Determinatie loopkevers en de predatie

In 2006 zijn de loopkevers uit een selectie van de potvalvangsten uit de periode juni-juli 2005 gedetermineerd door H. Turin, loopkeverspecialist en oud-medewerker van NIOO. In totaal zijn 12.213 loopkevers (groot en klein) gedetermineerd op soort. Op de vier FAB bedrijven werden 51 verschillende soorten loopkevers waargenomen. Hiervan kwamen 16 soorten frequent voor (meer dan 20 exemplaren gevangen). De resultaten staan weergegeven in tabel 9.2. De belangrijkste soorten (in aantallen) in deze zomerperiode zijn Pterostichus

melanarius (58%) en Trechus quadristriatus(14%). Met behulp van literatuurgegevens is

Tabel 9.2 Soorten loopkevers die in 2005 in de potvallen gevangen zijn. Alleen die soorten staan weergegeven waarvan het aantal > 20 is. Ook weergegeven is of ze slakken, koolvlieg eitjes of tarwe luizen als voedsel kunnen gebruiken.

Gevangen % van totaal Predatie (op basis van literatuur) loopkever soorten aantal slakken eitjes koolvlieg luizen in tarwe

Amara aenea 0,2 ++ + Amara plebeja 2,0 ++ +++ Amara similata 0,3 A +++ Anchomenus dorsalis 0,5 Bembidion femoratum 0,2 Bembidion properans 2,5 Bembidion quadrimaculatum 4,7 + - Bembidion tetracolum 2,4 + Clivina fossor 0,3 - Harpalus affinis 0,6 + Harpalus rufipes 5,4 A +++ ++ Loricera pilicornis 1,2 - + Poecilus cupreus 4,6 Pterostichus melanarius 57,5 A - ++ Pterostichus niger 2,4 A -

Trechus quadristriatus (obt.) 13,6 + +

Totaal 98,6

A: alleen de volwassen loopkevers kunnen zich met slakken voeden. Voor lege cellen zijn geen (vergelijkbare) gegevens over predatie beschikbaar.

9.5 Conclusie

9.5.1 Conclusie en aanbevelingen voor de praktijk

• Er zijn grote verschillen in het aantal gevangen slakken tussen de bedrijven. In meerjarige randen langs een sloot (bij bedrijf C en A) zaten veel slakken. In drie maanden tijd werden respektievelijk 33 en 70 slakken per matje gevangen. In de

meerjarige randen die niet langs een sloot lagen (bedrijf B en D) werden in deze periode slechts 4,5 en 2 slakken per matje geteld. Naast de ligging van het perceel spelen ook het bouwplan en de teeltstrategie van de ondernemer een belangrijke rol in de

ontwikkeling van de slakkenpopulatie

De meeste slakken die voorkwamen waren de grauwe veldslak (Deroceras reticulatum)

in 58% van de gevallen. Verder kwamen ook wel vrij veel zwarte wegslakken (Arion hortensis) voor (41%).

• Er is nauwelijks effect waargenomen in het éénmaal toedienen van Nemaslug op de

gevangen slakkenpopulatie.

• Meerjarige randen hoeven niet altijd een bron voor slakken te zijn. Dit is afhankelijk van de plaats waar de randen aangelegd worden. Ook het bouwplan kan hierbij van belang zijn.

• Komend jaar zouden nog meer randen bekeken moeten worden om te achterhalen of

dan dezelfde resultaten optreden. Hierbij zou het aan te bevelen zijn om nog grotere aantallen en verschillende typen (natuur)randen te onderzoeken, en dan zowel met als zonder slootkant.

• Van slechts 7 van de 50 gevangen soorten loopkevers is bekend dat zij slakken kunnen

• 66% van alle in de zomermaanden op de FAB-bedrijven gevangen loopkevers eten ook

slakken.

58% van de vangsten in juni-juli 2005 bestaat uit één soort: Pterostichus melanarius.

9.5.2 Conclusie en aanbevelingen voor beleid

• Meerjarige randen hoeven niet altijd een bron voor slakken te zijn. Dit is afhankelijk van de plaats van de rand, het bouwplan en teeltstrategie van de ondernemer. Slootkanten vormen mogelijk een belangrijke bron. Nader onderzoek van potentiële bronnen van slakkenproblemen verdient aanbeveling.

• Het zou een strategie kunnen zijn om slootkanten tegen slakken te behandelen. De

effectiviteit van Nemaslug toepassingen op slootkanten zou daarom ook bekeken moeten worden. Een punt van zorg en aandacht daarbij is het voorkómen van mogelijk

schadelijke neveneffecten van slakkenmiddelen op niet-schadelijke waterslakken. Het is bekend dat Nemaslug dodelijk kan zijn voor waterslakken (A. Ester, mond. meded.).

• Omdat 70% van de gevangen loopkevers ook slakken eten blijft het belangrijk de

populatie loopkevers te sparen en zomogelijk te laten toenemen. Het intensief gebruik van gewasbeschermingsmiddelen heeft een negatief effect op de dichtheid van

loopkevers. De mogelijke negatieve nevenwerking van gewasbeschermingsmiddelen op loopkevers is nu niet bekend (op de milieu-effectkaarten en de milieumeetlat). In

10 Monitoring van de bedrijfseconomische effecten van

Functionele Agro-Biodiversiteit (FAB)

10.1 Inleiding

In 2005 is in de Hoekse Waard gestart met de aanleg en het beheer van akkerranden voor functionele agrobiodiversiteit. Het project heeft een looptijd van 3 jaar. Dit is de rapportage van de bedrijfseconomische consequenties van FAB in 2006. Op vier akkerbouw/groente- bedrijven zijn vanaf 2005 permanente en eenjarige randen aangelegd van 3 meter breed. De permanente randen zijn ingezaaid met gras en kruiden. In 2006 bestaan de eenjarige randen bij de monitoringszones uit bloemenranden en uit bloemstroken die tussen de spuitsporen zijn gezaaid. Er wordt gemonitord in de gewassen tarwe, aardappelen en spruitkool. De situatie van randen en monitoring per bedrijf is weergegeven in tabel 10.1:

Tabel 10.1 Oppervlakte akkerranden voor Functionele Agro-Biodiversiteit en gewassen waarin effecten worden gemonitord op de deelnemende bedrijven.

Oppervlakte randen (m2) Bedrijf

permanent eenjarig totaal

Monitoring in:

A 5.565 1.890 7.455 tarwe en aardappelen (biologisch)

B/E 1) 5.385 3.990 9.375 tarwe, aardappelen en spruiten

C 14.475 9.705 24.180 tarwe, aardappelen en spruiten

D 4.950 1.350 6.300 geen gewasmonitoring op bedrijf D

1) bedrijf E teelt spruiten op land van bedrijf B

In dit hoofdstuk wordt de monitoring van de economische effecten van FAB op deze vier bedrijven behandeld, gedurende het tweede teeltjaar. Deze monitoring bestaat uit het effect van FAB op bruto geldopbrengst, variabele kosten en gewassaldi van de cultuurgewassen en de kosten en baten van het aanleggen en beheren van FAB. Verder worden in dit hoofdstuk de milieuprestaties besproken aan de hand van verschillende milieuparameters.

10.2 Werkwijze

Aan het begin van het project zijn tussen PPO en de (DLV-) gebiedsbegeleider afspraken gemaakt over het vastleggen van gegevens door de deelnemers. De gebiedsbegeleider heeft nauwkeurige gegevens aangeleverd over ligging, lengte en breedte van de randen per bedrijf en per gewas. Daarnaast heeft hij insecticide spuitschema’s aangeleverd van de deelnemers van de relevante gewassen alsmede standaard spuitschema’s zoals in deze regio wordt toegepast. Na het teeltseizoen heeft PPO alle deelnemers benaderd voor het verzamelen van gegevens over het uit productie nemen van randen en de benodigde tijd en kosten voor aanleg en beheer van de randen.

PPO heeft deze gegevens verwerkt, geanalyseerd en conclusies getrokken. Het LEI heeft een technisch-economische beschouwing gemaakt (reflectie/discussie) en eindconclusies beschreven voor de praktijk en het beleid.