• No results found

De Hoge Raad heeft reeds in het arrest Nefalit/Karamus uitgedrukt dat het bij toepassing van proportionele aansprakelijkheid voor de hand ligt dat rechters zich door deskundigen laten

voorlichten over de kans dat de normschending oorzaak is van de schade.188 Afgezien van

zaken die in de sfeer van het vermogensrecht liggen, wordt er – conform het advies in het arrest van de Hoge Raad – veelvuldig gebruik gemaakt van deskundigen, zo blijkt uit de

onderzoeksresultaten.189 Vooral in het medisch aansprakelijkheidsrecht wordt advies gevraagd

aan ter zake kundige specialisten over de mogelijke kans op causaal verband. In de medische wereld zijn namelijk steeds vaker statistische gegevens voorhanden vanwege de enorme hoeveelheid wetenschappelijk onderzoek dat wordt gedaan naar de effecten van medisch handelen. Hierdoor zijn deskundigen steeds beter in staat om in een juridische procedure iets

te zeggen over de grootte van de kans.190

Grafiek 2: Overzicht van het aantal zaken waarin wel / geen deskundige is ingezet.

Als een deskundige zich uitlaat over een bepaalde kans, wordt dit advies door de rechter vaak overgenomen; de rechter heeft immers dikwijls geen weet van dergelijke kwesties, daarom wordt nu juist een deskundige ingeschakeld. Als de rechter het standpunt van de door hem

188 HR 31 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6092, r.o. 3.13, RvdW 2006/328 (Nefalit/Karamus). 189 Zie grafiek 2. 190 Velthoven 2011, p. 24. 0 5 10 15 20 25 30 Medische aansprakelijkheid Vermogensrecht Werkgevers aansprakelijkheid Overig Deskundige Ja Nee

42 benoemde deskundige volgt, geldt er een beperkte motiveringsplicht: de rechter kan volstaan met de overweging dat de motivering van de deskundige hem overtuigend voorkomt.

Wanneer de rechter echter afwijkt van die zienswijze, gelden in beginsel de gewone

motiveringseisen.191 De aanvaarding van proportionele aansprakelijkheid staat of valt echter

met de motivering van de rechter daarvan. Naar mijn mening zou het dan ook de voorkeur verdienen dat rechters zich expliciet uitlaten over de (soms algemene) kansen en hoe zij deze in het individuele geval beoordelen. De Hoge Raad heeft weliswaar overwogen dat rechters de strekking van de geschonden norm en de aard van de normschending moeten motiveren om toepassing van proportionele aansprakelijkheid in het concrete geval te rechtvaardigen,

maar in de praktijk is een dergelijke algehele motivatie lang niet altijd toereikend.192 Voor de

acceptatie en de begrijpelijkheid van vonnissen en arresten zou het beter zijn als rechters meer inzicht geven in hun overwegingen, zeker als er geen deskundigen zijn geraadpleegd over de

veroorzakingswaarschijnlijkheid.193 Vooral bij algemene kansen die worden toegepast op het

individuele geval, kan nog veel verbetering plaatsvinden.194

Uit de door mij onderzochte uitspraken is een tendens waar te nemen waarbij rechters

deskundigen steeds vaker expliciet naar (concrete) kansen vragen.195 Ondanks de

wetenschappelijke vooruitgang en de grotere beschikbaarheid van cijfermatig

onderzoeksmateriaal kunnen deskundigen deze kansen helaas niet in alle gevallen geven.196

Bovendien zijn er in (medische) procedures regelmatig meerdere deskundigen door beide

kampen aangesteld die uiteraard tegenovergestelde verklaringen afleggen.197 Wederom is hier

191 HR 5 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AN8478, r.o. 3.6, NJ 2004/74 (Nieuw Vredenburgh/NHL); HR 19

oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB5172, r.o. 3.6, RvdW 2007/887 (X/Interpolis); HR 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ3519, r.o. 3.4.3, RvdW 2011/916 (NAK/X).

192 HR 24 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1799, r.o. 3.8, NJ 2011/251 m.nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai (Fortis/De

Bourgonje). Zie Giesen 2008, p. 108-110; Anders: Valk 2008, p. 325. Zie bijvoorbeeld: Rb. Groningen 14 februari 2007, ECLI:NL:RBGRO:2007:BA7177, JA 2007/131; Hof Den 28 april Haag 2009, ECLI:NL:GHSGR:2009:BI4768, JA 2009/104; Hof Den Haag 6 juli 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BM9366; Rb. Rotterdam 14 december 2011, ECLI:NL:RBROT:2011:BU9629, JONDR 2012/492.

193 Klaassen 2007b, p. 1357-1358. 194 Van Velthoven 2011, p. 29.

195 Bijvoorbeeld Rb. Amsterdam 19 september 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BV1156; Hof Arnhem 27 maart 2012,

ECLI:NL:GHARN:2012:BW0025, JAR 2012/128 m.nt. B. Barentsen; Hof ‘s-Hertogenbosch 4 juni 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:CA2219, JA 2013/126 m.nt. S. Colsen; Rb. Rotterdam 29 augustus 2012, ECLI:NL:RBROT:2012:BX6987, JA 2012/210 m.nt. M.E. Franke.

196 Bijvoorbeeld Hof Den Haag 28 april 2009, ECLI:NL:GHSGR:2009:BI4768, JA 2009/104; Rb. Rotterdam 29

augustus 2012, ECLI:NL:RBROT:2012:BX6987, JA 2012/210 m.nt. M.E. Franke; Hof Leeuwarden 17 april 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BW2983, TGMA 2012/12 m.nt. E.H. Hulst; Rb. Rotterdam 30 maart 2011,

ECLI:NL:RBROT:2011:BQ5652, JA 2011/119.

197 Bijvoorbeeld Rb. Middelburg 16 november 2011, ECLI:NL:RBMID:2011:BU9415, JA 2012/36; Rb. Rotterdam

43 een belangrijke taak voor de rechter weggelegd om de gemaakte keuzes zo goed mogelijk te motiveren. Een gedegen motivering zal voorkomen dat de beslissing wordt ervaren als ‘quasi-

wetenschappelijke hocus pocus’ of als ‘een konijn uit de hoge hoed’.198

De vraagstelling van partijen en/of de rechter aan de deskundige beïnvloedt het verloop van de procedure. De vraag bepaalt in zekere zin hoe de deskundige antwoordt; dit kan het verschil maken tussen de keuze voor proportionele aansprakelijkheid of het leerstuk van

verlies van een kans.199 Tevens is van belang hoe de deskundige de kansen verwoordt. Een

deskundige die zegt dat door de fout de kans op schade met 50% is verhoogd, neemt een andere benadering dan de deskundige die in precies hetzelfde geval aangeeft dat de kans van 2% naar 3% is gestegen. Rechters schijnen vooral moeite te hebben met dat soort (absolute)

kleine kansen; in de praktijk gaat het dan ook niet altijd goed.200 Bovendien kunnen

deskundigen zelf ook rekenfouten maken.201 De rechter zal daarom altijd zelf de zienswijze

van de deskundige moeten interpreteren. Rechters moeten zelf in staat zijn conclusies te verbinden aan wat deskundigen hun voorschotelen. Rechters (maar ook advocaten!) moeten

daarom voldoende kennis van kansberekening en kansverhoging hebben.202 Voorkomen moet

immers worden dat de deskundige uiteindelijk de beslissende stem heeft.203 De deskundige is

niet meer dan iemand die de rechter voorlicht, maar de rechter heeft het laatste woord.

4.3. Deelconclusie

Voor het onderhavige empirisch onderzoek naar de toepassing van proportionele

aansprakelijkheid door de rechter zijn in totaal 82 relevante uitspraken geanalyseerd. Het gros van de categoriemodelvonnissen van de Rechtbank Amsterdam werd uitgesloten van het corpus van dit onderzoek. Uit de onderzoeksresultaten kwam naar voren dat vooral binnen het medisch aansprakelijkheidsrecht, werkgeversaansprakelijkheid en vermogensrecht een beroep wordt gedaan op het leerstuk. Uiteindelijk bleek dat proportionele aansprakelijkheid in geen enkel rechtsgebied door de rechter vaak wordt toegepast. Te vaak lopen benadeelden tegen het bewijsprobleem aan. Rechters zijn bij de beoordeling van causaal verband regelmatig afhankelijk van deskundigen die de grootte van de kans moeten bepalen. Kansen en statistiek

198 Ontleend aan Peeperkorn 1998, p. 324; zie ook Klaassen 2013a, par. 4.3 en Hartlief 2000, p. 19. 199 Vgl. Klaassen 2007b, p. 1361.

200 Van Velthoven 2011, p. 29; Bijvoorbeeld Hof Den Haag 28 april 2009, ECLI:NL:GHSGR:2009:BI4768, JA

2009/104. Zie over deze zaak ook Wijne en Van 2012, p. 22-23.

201 Dufour 2011, par. 5-7; Van en Wijne 2012, p. 22-23. 202 Dufour 2011, par. 8.; Wouters 2013, par. 5.

44 blijken echter niet de sterkste punten te zijn van rechters (en van de meeste juristen). Van belang is dat de rechter zijn keuze voor (of tegen) proportionele aansprakelijkheid onder alle omstandigheden degelijk en uitvoerig motiveert, opdat de kans op acceptatie van de uitspraak dan optimaal zal zijn.

45 Hoofdstuk 5 Conclusie

In deze scriptie heb ik onderzoek verricht naar de toepassing van proportionele

aansprakelijkheid door de rechter. Voordat men überhaupt tot aansprakelijkheid kan komen, moet voldaan zijn aan een aantal voorwaarden. Een causaal verband tussen schade en aansprakelijkheidsvestigende gebeurtenis is een minimumvereiste voor het aannemen van aansprakelijkheid. Uit de hoofdregel van 150 Rv volgt dat de bewijslast van het causaal verband in beginsel bij de eiser ligt. Het kan voor de eiser echter lastig zijn om aan deze voorwaarde te voldoen. Als de rechter niet overtuigd is van een redelijke mate van waarschijnlijkheid van het conditio sine qua non-verband, zal de vordering worden afgewezen. Deze lat ligt voor de eiser niet zelden te hoog: ook al kan er dan geen

ondubbelzinnig causaal verband worden bewezen, er kunnen echter wel degelijk gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de normschending de oorzaak is van de schade.

Onzekerheid over het causaal verband komt aldus volledig voor rekening van de benadeelde. Deze zogenaamde alles-of-niets-benadering waarbij de rechter slechts de mogelijkheid heeft om de vordering hetzij af te wijzen hetzij toe te wijzen, kan tot onaanvaardbare uitkomsten leiden.

Proportionele aansprakelijkheid biedt een mogelijke oplossing voor die

causaliteitsonzekerheid. In tegenstelling tot de alles-of-niets-benadering gaat proportionele aansprakelijkheid uit van een verdeling van aansprakelijkheid naar rato van

veroorzakingswaarschijnlijkheid. De last van de onzekerheid wordt aldus verdeeld over beide partijen, in plaats van volledig voor risico te laten komen van een van beide partijen. Het causaliteitsvereiste wordt dus als het ware losgelaten. De Hoge Raad heeft in het arrest Nefalit/Karamus voor het eerst proportionele aansprakelijkheid erkend. De rechtsregel dient terughoudend te worden toegepast, maar is in toepassing niet beperkt tot een specifiek rechtsgebied, zo volgt uit het arrest Fortis/De Bourgonje. Er zal vooral ruimte zijn voor proportionele aansprakelijkheid als ten eerste de normschending van de aangesprokene vaststaat, er ten tweede een niet zeer kleine kans bestaat dat het causaal verband aanwezig is, en ten derde de strekking van de geschonden norm en de aard van de normschending de toepassing rechtvaardigen. De rechter moet de toepassing van proportionele aansprakelijkheid in het concrete geval altijd motiveren. Proportionele aansprakelijkheid dient volgens de Hoge Raad onderscheiden te worden van het leerstuk van verlies van een kans: proportionele aansprakelijkheid speelt zich af in de vestigingsfase en het leerstuk van de kansschade in de omvangsfase. Aangezien het csqn-verband bij kansschade met normale bewijsregels kan

46 worden vastgesteld, geldt voor het leerstuk van verlies van een kans niet de terughoudendheid die bij proportionele aansprakelijkheid in acht moet worden genomen.

Over proportionele aansprakelijkheid wordt weliswaar vaak door juristen geschreven en ook heftig gediscussieerd, maar het leerstuk wordt in de rechtspraktijk niet vaak toegepast. Uit het jurisprudentieonderzoek blijkt dat in nog niet eens een derde van de 82 onderzochte zaken het beroep op proportionele aansprakelijkheid slaagt. Terughoudendheid voert dus de boventoon. Als proportionele aansprakelijkheid wel wordt toegepast door de rechter, gaat daar echter niet altijd de juiste redenering aan vooraf. Rechters gaan soms voorbij aan het feit dat de

rechtsregel alleen kan worden toegepast bij een onzeker causaal verband; een vermindering (of verdeling) van de schadevergoeding alleen is niet hetzelfde als proportionele

aansprakelijkheid.

Uit het door mij uitgevoerde onderzoek komt naar voren dat de wijze van procederen van essentieel belang is voor het verdere verloop van de procedure. Dat kan beslissend zijn voor het feit of een casus in het kader van proportionele aansprakelijkheid of in het kader van het leerstuk van de kansschade wordt behandeld. Voor beide partijen maakt de processtrategie uit: voor de gedaagde omdat het primaire verweer van ontbrekend causaal verband immers wordt ondermijnd door een subsidiair beroep op proportionele aansprakelijkheid; voor de eiser omdat die mogelijk slechts een deel van zijn geëiste schadevergoeding krijgt toegewezen, terwijl hij anders wellicht het geheel vergoed zou krijgen. Het is opvallend dat beide partijen, zowel de eiser als de gedaagde, ongeveer even vaak een beroep op proportionele

aansprakelijkheid doen. De benadeelde maakt meestal echter weinig kans; ook de noodgreep naar proportionele aansprakelijkheid mag hem niet baten bij het bewijs van causaal verband.

Het medisch aansprakelijkheidsrecht, werkgeversaansprakelijkheid en het vermogensrecht zijn de rechtsgebieden waarin veelvuldig een beroep op proportionele aansprakelijkheid wordt gedaan. In het medisch aansprakelijkheidsrecht blijkt het überhaupt zeer lastig om tot een veroordeling van vergoeding van de schade te komen, zowel geheel als gedeeltelijk. De last van onzekerheid over het causaal verband wordt in dat rechtsgebied te vaak door de patiënt gedragen. Om de vraag naar causaal verband te omzeilen, is het verstandig om de procedure op te hangen aan het leerstuk van de kansschade dat – in tegenstelling tot proportionele aansprakelijkheid – niet met terughoudendheid toegepast moet worden. Naar mijn mening lenen vooral de gevallen waarin het gaat om het uitblijven of vertraging van een behandeling zich beter voor het leerstuk van kansschade. De schade wordt dan gezien als de verloren kans op een beter behandelingsresultaat.

47 Het vermogensrecht is niet bepaald het rechtsgebied waar proportionele aansprakelijkheid zich bij uitstek voor leent; er wordt dan ook niet vaak een beroep op het leerstuk gedaan. De strekking van de geschonden norm is immers meestal het voorkomen van vermogensschade en daarvan heeft de Hoge Raad bepaald dat proportionele aansprakelijkheid in zo’n geval niet voor de hand ligt. Desondanks blijkt in de praktijk een beroep op proportionele

aansprakelijkheid bij schending van informatie- en waarschuwingsplichten zeker niet kansloos. Dat is maar goed ook, want als de normschending nooit gesanctioneerd wordt, zal men niet snel geneigd zijn de normschending in het vervolg achterwege te laten.

In het kader van werkgeversaansprakelijkheid leent proportionele aansprakelijkheid zich met name goed voor beroepsziekten, omdat de oorzaak van dergelijke ziekten moeilijk is vast te stellen: deze kan zowel in de werk- als privésfeer liggen, of in een combinatie van beide.

Voor de toepassing van proportionele aansprakelijkheid ligt het volgens de Hoge Raad voor de hand dat rechters zich laten informeren door deskundigen over de grootte van de kans. Rechters zijn dus in aanzienlijke mate afhankelijk van wat deskundigen hen aandragen, en dat maakt dat die deskundigen dus deels de uitkomst van de procedure bepalen. Hoe een vraag die aan de deskundige gesteld wordt, precies geformuleerd wordt en op welke wijze deze vraag door hem wordt beantwoord, is daarom mede van invloed op het verloop van de procedure. Met het oog op de soms doorslaggevende rol die deskundigen in een dergelijke procedure innemen, is het van belang dat rechters (en advocaten) zelf ook (minimaal) verstand hebben van de grondbeginselen van de statistiek. Zo kunnen rechters tot een weloverwogen beslissing komen die niet enkel afhankelijk is van het oordeel van de

deskundige – al is het maar omdat ook deskundigen fouten (kunnen) maken. Op het vlak van statistische kennis is er dus nog veel winst te behalen. Als er geen deskundigen worden ingeschakeld, zijn rechters overigens eerder geneigd om de aansprakelijkheid gelijkelijk over de partijen te verdelen.

Op grond van het door mij uitgevoerde onderzoek luidt, al met al, de conclusie dat de eiser die belast is met het bewijs van causaal verband tussen normschending en schade zich in een zeer lastige positie bevindt. Proportionele aansprakelijkheid kan de benadeelde weliswaar een handje helpen, maar slechts in uitzonderlijke gevallen. Over het algemeen zijn rechters niet snel geneigd om proportionele aansprakelijkheid aan te nemen. Naar mijn mening wordt de last van het bewijs van causaal verband iets te vaak op het conto van de benadeelde

geschreven. Rechters zouden er dan ook goed aan doen om in hun uitspraken expliciet te erkennen dat er sprake is van onzekerheid over het causaal verband in plaats van de vordering

48 direct af te wijzen. Ieder moet uit de aard der zaak zijn eigen schade blijven dragen, maar als er een niet te verwaarlozen kans bestaat dat de schade door een ander is veroorzaakt, kan het alleszins redelijk zijn om de aansprakelijkheid naar rato van veroorzakingswaarschijnlijkheid over de partijen te verdelen.

49 Literatuurlijst

Akkermans 1997a

A.J. Akkermans, Proportionele aansprakelijkheid bij onzeker causaal verband. Een

rechtsvergelijkend onderzoek naar wenselijkheid, grondslagen en afgrenzing van

aansprakelijkheid naar rato van veroorzakingswaarschijnlijkheid (diss. Tilburg), Deventer:

W.E.J. Tjeenk Willink 1997. Akkermans 1997b

A.J. Akkermans, ‘Grondslagen voor proportionele aansprakelijkheid bij onzeker causaal verband’, in: W.H. van Boom, C.E.C. Jansen & J.A.A. Linssen (red.), Tussen ‘Alles’ &

‘Niets’. Van toedeling naar verdeling van nadeel, Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink 1997, p.

105-116.

Akkermans, Faure & Hartlief 2000

A.J. Akkermans, M. Faure & T. Hartlief (red.), Proportionele aansprakelijkheid, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2000.

Akkermans & Van Dijk 2012

A.J. Akkermans & Chr.H. van Dijk, ‘Proportionele aansprakelijkheid, omkeringsregel,

bewijslastverlichting en eigen schuld: een inventarisatie van de stand van zaken’, AV&S 2012, 17, p. 157-177.

Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II* 2013

A.S. Hartkamp & C.H. Sieburgh, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het

Nederlands Burgerlijk Recht. 6. Verbintenissenrecht. Deel II. De verbintenis in het algemeen, tweede gedeelte, Deventer: Kluwer 2013.

Barendrecht 1997

J.M. Barendrecht, ‘Inleiding’, in: W.H. van Boom, C.E.C. Jansen & J.A.A. Linssen (red.),

Tussen ‘Alles’ & ‘Niets’. Van toedeling naar verdeling van nadeel, Deventer: W.E.J. Tjeenk

Willink 1997, p. 1-14. Beenders

D.J. Beenders, ‘Commentaar artikel 150 Rv.’, in: A.I.M. van Mierlo, C.J.J.C. van Nispen, M.V. Polak (red.), Tekst en Commentaar Burgerlijke Rechtsvordering, Deventer: Kluwer 2012 (ook online).

Blomsma, Van Kessel & Scheltema 2010

I.C. Blomsma, L.C.W.M. van Kessel & M.W. Scheltema, ‘Bewijs en Causaliteit’, in: R.M.A. van der Poel, D.A. Scheenjes & T.B.D. van der Wal (red.), Causaliteit. Top-down en bottom-

up in Nederlands en transnationaal perspectief, Apeldoorn/Antwerpen: Maklu 2010, p. 13-

34.

Boonekamp (GS schadevergoeding)

R.J.B. Boonekamp, ‘Commentaar op artikel 98’ en ‘Commentaar op artikel 99’, in: A.T. Bolt (red.), Groene serie schadevergoeding, Deventer: Kluwer (losbladig en online).

50 W.H. Bouman, ‘Annotatie bij HR 31 maart 2006, LJN AU6092, RvdW 2006, 328

(Nefalit/Karamus)', JA 2006/81, p. 667-669. Castermans & Den Hollander 2013

A.G. Castermans & P.W. den Hollander, ‘Omgaan met onzekerheid. Proportionele

aansprakelijkheid, artikel 6:101 BW en de leer van de kansschade’, NTBR 2013/21, afl. 5, p. 185-195.

Charlier 2014

L.E.M. Charlier, ‘Beroepsziekten anno 2014’, NJB 2014/621, p. 760-767. Cox 2013

R.L.M. Cox, ‘Annotatie bij HR 14 december 2012, ECLI:NL:HR:2012: (Nationale- Nederlanden/Moeder & zoon.) JA 2013/67, p. 465-484.

Daalder 2013

E.S. Daalder, ‘Onrechtmatige daad/overige verbintenissen uit de wet’, AA Kwartaalsignaal 2013/128, p. 7267-7269.

Van Dijk 2000

Chr.H. van Dijk, ‘Onzeker causaal verband in de rechtspraak’, in: A.J. Akkermans, M. Faure & T. Hartlief (red.), Proportionele aansprakelijkheid, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2000, p. 27-42.

Van Dijk 2006

Chr.H. van Dijk, ‘De Hoge Raad stemt in met het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid’, NTBR 2006/44, afl. 7, p. 294-306.

Van Dijk 2009

Chr.H. van Dijk, ‘De proportionele benadering bij medisch aansprakelijkheid’, in: T. Hartlief & W.R. Kastelein (red.), Medische aansprakelijkheid, Den Haag: SDU Uitgevers 2009, p. 95- 122.

Van Dijk 2013

Chr.H. van Dijk, ‘Causale perikelen: het is moeilijk en zal moeilijk blijven’, TVP 2013, afl. 5, p. 61-84.

Van Dijk & Akkermans 2013

Chr.H. van Dijk & A.J. Akkermans, ‘Annotatie bij HR 21 december 2012,

ECLI:NL:HR:2012: (Deloitte belastingadviseurs/H&H beheer)’, JA 2013/41, p. 232-254. Van Dijk & Veendrick 2013

Chr.H. van Dijk & L.L. Veendrick, ‘Zorgplichtschending bij beroepsziekten;

bewijsproblemen bij het causaal verband: de arbeidsrechtelijke omkeringsregel en het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid’, TVP 2013, afl. 4, p. 127-136.

Dufour 2011

L.C. Dufour, ‘Annotatie bij Rb. Amsterdam 14 juli 2010, ECLI:NL:RBAMS:2010:BO3288’,

51 Emaus & Keirse 2013

J.M. Emaus & A.L.M. Keirse, ‘Proportionele aansprakelijkheid en

veroorzakingswaarschijnlijkheid. Een verkenning van het criterium ter vaststelling van het percentage van proportionele aansprakelijkheid’, MvV 2013, afl. 5, p. 129-137.

Engelhard & Van Maanen 2008

E.F.D. Engelhard & G.E. van Maanen, Aansprakelijkheid voor schade: contractueel en

buitencontractueel (Monografieën BW, deel A15), Deventer: Kluwer 2008.

Faure 2003

M.G. Faure, ‘Proportionele aansprakelijkheid’, in: A. Hammerstein, A.J. Akkermans, M.G. Faure & W.H. van Boom (red.), Causaliteit. Inleidingen gehouden op het symposium van

Letselschade Advocaten 2003, Den Haag: SDU Uitgevers 2003, p. 33-88.

Franke 2012

M.E. Franke, ‘Annotatie bij Rb. Rotterdam 29 augustus 2012, ECLI:NL:RBROT:2012:BX6987’, JA 2012/210, p. 1156-1166. Giard 2014

R.W.M. Giard, ‘Oordelen over personenschade veroorzaakt door diagnostische fouten’, TVP 2014/1, p. 18-23.

Giesen 2006

I. Giesen, ‘Proportioneel vermogensrecht: deining aan de Haagse kust’, WPNR 2006, p. 645- 646.

Giesen 2008

I. Giesen, ‘De proportionele benadering in het aansprakelijkheidsrecht’, in: I. Giesen & T.F.E. Tjong Tjin Tai, Proportionele tendensen in het verbintenissenrecht: een rechtsgeleerd

dialoog, Preadvies voor de Vereniging voor Burgerlijk Recht, Deventer: Kluwer 2008, p. 53-

110.

Giesen 2011

I. Giesen, ‘(Dis)Proportionele duidelijkheid’, NTBR 2011/19, afl. 4, p. 149-150. Giesen & Tjong Tjin Tai 2008

I. Giesen & T.F.E. Tjong Tjin Tai, Proportionele tendensen in het verbintenissenrecht: een

rechtsgeleerd dialoog, Preadvies voor de Vereniging voor Burgerlijk Recht, Deventer:

Kluwer 2008.

Giesen & Maes 2014

I. Giesen & K.L. Maes, ‘Omgaan met bewijsnood bij de vaststelling van het causaal verband in geval van verzuimde informatieplichten’, NTBR 2014/27, afl. 6, p. 219-232.

Hartlief 2000

T. Hartlief, ‘Proportionele aansprakelijkheid: een introductie’, in: A.J. Akkermans, M. Faure & T. Hartlief (red.), Proportionele aansprakelijkheid, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2000, p. 1-25.

52 Hartlief 2012

T. Hartlief, ‘Schadevergoedingsrecht’, in: J. Spier, T. Hartlief, A.L.M. Keirse, G.E. van Maanen & R.D. Vriesendorp, Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding (Studiereeks

Burgerlijk Recht, nr. 5), Deventer: Kluwer 2012, nr. 195-264.

Hartlief 2013

T. Hartlief, ‘Proportionele aansprakelijkheid voor juristen en echte wetenschappers’, NJB 2013/239, afl. 5, p. 289.

Hillen 2013

M.F.E. Hillen, ‘De Hoge Raad en het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid en kansschade’, MvV 2013, afl. 4, p. 122-127.

Den Hoed 2013

J. den Hoed, ‘Annotatie bij HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1721 (Lansink/Ritsma)’,