• No results found

5. Empirische analyse enkele consequenties implementatie Basel II

5.3. Derde onderzoek: pro-cycliciteit in kapitaalaanhouding

5.3.1. Opzet van het onderzoek

In het derde onderzoek wordt er onderzoek gedaan naar de kritiek die bestaat wat betreft de pro- cycliciteit in het bankwezen. De vraag is of de kapitaalaanhouding van ABN AMRO onder Basel II procyclisch is. Hierbij is de dataset gebaseerd op ABN AMRO, N-share Netherlands. Dit vanwege de mogelijkheid tot een goede vergelijkbaarheid van de verschillende data vanuit verschillende bronnen in de organisatie.

Om te onderzoeken of er sprake is van pro-cycliciteit zal er een (OLS) regressie analyse worden uitgevoerd, waarbij de focus ligt op het kredietrisico (zie voor meer informatie paragraaf 5.1). Hierbij wordt gebruik gemaakt van het programma E-views. Hiermee wordt gekeken of bepaalde variabelen van invloed zijn op het kapitaal in de bank. Uit de bestaande literatuur blijkt dat een aantal variabelen invloed hebben op het aangehouden kapitaal in de bank (van der Moere, 2007). Naar aanleiding hiervan worden de volgende variabelen getoetst: Bruto binnenlands product (BBP), kans op verliezen (probability of default – PD), verandering in de uitstaande leningen (exposures at default - EAD), het rendement (Return on assets - ROA), de liquiditeitenratio binnen de bank en het renteverschil. Er is voor gekozen om deze variabelen te onderzoeken omdat er van alle variabelen wordt verwacht dat zij op een positieve of negatieve manier het kapitaal binnen de bank beïnvloeden. Hiernaast zullen er vertraagde variabelen worden opgenomen en het kapitaal zal als ratio worden genomen door het te schalen met de totale assets van de bank (van der Moere, 2007, p. 69 en 74).

Er wordt verwacht dat het BBP het kapitaal zowel positief als negatief kan beïnvloeden. Als uit de regressie analyse blijkt dat er een positief verband bestaat, kan ervan uit worden gegaan dat banken vanuit voorzichtigheidsoverwegingen in tijden van hoogconjunctuur meer kapitaal aanhouden, zodat deze in tijden van laagconjunctuur weer af kunnen nemen. Als blijkt dat er een negatief verband bestaat tussen het BBP en kapitaal kan er sprake zijn van pro- cycliciteit. In dit geval zal de bank de conjuncturele fase in de economie kunnen versterken. Wanneer bijvoorbeeld sprake is van laagconjunctuur, waardoor de kans op verliezen voor de bank toenemen en hiermee dus de risico’s, zal de bank juist meer kapitaal willen aanhouden. Dit heeft als effect dat er minder uitgeleend kan worden en dit de economische neergang kan versterken. De BBP data per kwartaal is via het centraal bureau voor de statistiek (CBS) verkregen.

De PD geeft de kans op verliezen voor de bank aan, oftewel de mate waarin de bank is blootgesteld aan risico’s en dan met name het kredietrisico. Er wordt verwacht dat er een positief verband is tussen de PD en het aangehouden kapitaal. Dit zou namelijk bevestigen dat naarmate de bank bloot wordt gesteld aan hogere risico’s, de bank ook meer kapitaal aanhoudt om deze risico’s te dekken. De PD is maandelijks beschikbaar binnen ABN AMRO.

De EAD geeft het bedrag aan uitstaande leningen aan. Er wordt verwacht dat er een positief verband bestaat tussen de verandering in uitstaande leningen in het aangehouden kapitaal. Voor elke extra lening die wordt uitgegeven moet er kapitaal aangehouden worden. Wanneer dus het aantal uitstaande leningen stijgt, zal het aangehouden kapitaal ook moeten toenemen. De EAD is maandelijks beschikbaar binnen de ABN AMRO.

De ROA zullen worden berekend door de winst na belasting te delen door de totale activa van de bank. Er wordt verwacht dat er een positief verband zal zijn tussen de variabele ROA en het aangehouden kapitaal. Er wordt verwacht dat de bank de overgedragen winsten zal gebruiken om daarmee zijn kapitaal te versterken. De ROA zal maandelijks berekend worden door gebruik te maken van data binnen ABN AMRO.

De liquiditeiten worden berekend door allereerst de som te nemen van de bank zijn cash in kas, de bank zijn interbancaire deposito’s en alle securities, vervolgens wordt hiervan de verhouding berekend tot de totale activa. Er wordt verwacht dat er een negatief verband blijkt te zijn tussen de liquiditeiten en het aangehouden kapitaal. Dit is vanwege het feit dat deze

liquiditeiten zorgen voor een extra buffer in kritieke tijden. Dit betekent dat wanneer de bank meer liquiditeiten op de balans aanhoudt, de neiging heeft minder kapitaal aan te hoeven houden. De data zal afkomstig zijn van de balans van ABN AMRO.

Het renteverschil wordt bepaald door het verschil te nemen tussen de langer termijn rente (government bond 15 jaar) en de korte termijn rente (Euribor 3 maanden). Er wordt verwacht dat er een negatief verband bestaat tussen de variabele renteverschil en het

aangehouden kapitaal. Er wordt namelijk verwacht dat zodra het verschil tussen de lange termijn rente en korte termijn rente groter wordt, het aantrekkelijk is voor de bank om meer kort te lenen en dit lang uit te zetten, waardoor het kapitaal daalt.

Ten slotte wordt er nog vertragende variabelen van een maand ten aanzien van het kapitaal opgenomen in de regressie. Dit is vanwege het feit dat het voor banken niet direct mogelijk is om hun kapitaal te versterken indien hier aanleiding toe is. Door een vertraagde variabele in het model op te nemen, geeft dit aan dat de bank een tijd nodig heeft om het kapitaal aan te passen. Er wordt dus verwacht dat er een positief verband bestaat tussen de variabele kapitaalvertraging en het kapitaal (Van der Moere, 2007, pp.70-74).

Dus de regressie analyse zal worden uitgevoerd door middel van de vergelijking:

Kapitaalratio (Regulatory capital of Economisch kapitaal / total assets) =

ß1 + ß2 * Kapitaalratio (-1) + ß3 BBP + ß4 * PD + ß5 * EAD + ß6 * ROA + ß7 * Liquiditeitenratio + ß8 *

Renteverschil + ε (17)

Naar aanleiding van deze regressie analyse zal moeten blijken welke variabelen het regulatory capital en/of het economisch kapitaal significant beïnvloeden. Voor een onderzoek naar het ‘daadwerkelijk’ aangehouden kapitaal, oftewel het total tier kapitaal is er te weinig data

beschikbaar, waardoor er geen betrouwbare regressie analyse mogelijk is (meer informatie in tabel 22 en 23 in bijlage 4). Het BBP zal aangeven of er sprake is van pro-cycliciteit binnen de ABN AMRO, de andere variabelen dienen als controle dat de gebruikte data een betrouwbaar beeld laat zien en zijn ook verklarende variabelen voor de kapitaalaanhouding.

Hiernaast zal er door middel van een staafdiagram worden geanalyseerd wat voor trend zichtbaar in de kredietportefeuille en hoe de risicoverhouding binnen de portefeuille is veranderd. Dit om te laten zien wat er met de portefeuille is gebeurd in tijden van economische crisis, de huidige financiële crisis. Verwacht wordt dat de kredietportefeuille is afgenomen en de

risicoverhouding binnen de portefeuille is toegenomen. Dit zou, indien er uit de regressie analyse naar voren komt dat er sprake is van pro-cycliciteit, extra bewijs kunnen zijn voor het bestaan van pro-cycliciteit.

5.3.2. Resultaten

Door middel van het programma E-views is er een (OLS) regressie analyse uitgevoerd op de variabelen regulatory capital (RC) en economische kapitaal (EC). De volledige uitwerking hiervan is te vinden de tabellen 19 en 21 in bijlage 4. In tabel 18 en 20 worden de uitkomsten

gepresenteerd van de regressie beschreven in formule 17, voor zowel een regressie analyse zonder kapitaalvertraging als met een kapitaalvertraging.

Wanneer allereerst naar de regressie analyse op de variabele regulatory capital (RC) zonder kapitaalvertraging wordt gekeken (tabel18), blijkt uit alle 5 de modellen dat het BBP een

2

De weergegeven cijfers zijn de coëfficiënten van de variabele in de regressie. Tussenhaakjes staat de P- waarde van de uitgevoerde t-toets, waarbij door middel van *,**,*** respectievelijk is aangegeven of er

Tabel 18: (OLS) regressie-analyse op regulatory capital (bron: E-views)2.

C 0.830935 (0.0079)* 0.619560 (0.0039)* 0.570020 (0.0047)* 0.572973 (0.0038)* 0.821871 (0.0064)*

BBP -2.84E-12 (0.0636)*** -1.66E-12 (0.0685)*** -1.34E-12 (0.0956)*** -1.34E-12 (0.0895)*** -2.74E-12 (0.0624)***

PD -0.000836 (0.0719)*** -0.001094 (0.0059)* -0.001132 (0.0040)* -0.001108 (0.0033)* -0.000808 (0.0618)***

EAD -1.71E-12 (0.0568)*** -1.30E-12 (0.0961)*** -1.27E-12 (0.0999)*** -1.31E-12 (0.0804)*** -1.78E-12 (0.0319)**

ROA -5.012824 (0.5694) -5.618448 (0.5230) -2.360464 (0.7605) Liquid. Ratio -0.290854 (0.5515) -0.388140 (0.4188) Renteverschil -0.006174 (0.3226) -0.006859 (0.2479) Adjusted R2 0.273649 0.272984 0.282381 0.307361 0.317850 Kapitaal Vertraging

Model 1 Model 2 Model 3 Model 4 Model 5

C 0.082964 (0.5926) 0.123688 (0.2182) 0.103770 (0.2666) 0.103837 (0.2562) 0.082005 (0.5864)

RC/TA (-1) 3.443109 (0.0000)* 3.411591 (0.0000)* 3.438715 (0.0000) 3.434164 (0.0000)* 3.451390 (0.0000)*

BBP 7.92E-13 (0.3500) 5.51E-13 (0.2432) 6.59E-13 (0.1313) 6.52E-13 (0.1255) 7.80E-13 (0.3361)

PD -0.000383 (0.1014) -0.000340 (0.0770)*** -0.000341 (0.0719)*** -0.000347 (0.0587)*** -0.000369 (0.0980)***

EAD -1.25E-12 (0.0037)* -1.31E-12 (0.0008)* -1.30E-12 (0.0007)* -1.28E-12 (0.0005)* -1.25E-12 (0.0024)*

ROA -0.520785 (0.8949) -0.495541 (0.8978) 0.591652 (0.8618)

Liquid. Ratio -0.150200 (0.5016) -0.132422 (0.5338)

Renteverschil 0.001045 (0.7285) 0.000526 (0.8517)

negatieve relatie heeft met het kapitaal, hetzelfde geldt voor de variabele PD en EAD. Naar aanleiding van een t-toets op de significantie van deze coëfficiënten blijkt dat alle variabelen een negatieve relatie hebben tot het kapitaal met een significantieniveau van 10 procent. Voor de overige variabelen ROA, liquiditeitenratio en renteverschil geldt dat zij het kapitaal negatief beïnvloeden, maar deze resultaten niet significant zijn.

Wanneer vervolgens naar de regressie analyse op de variabele RC met een kapitaalvertraging van aan maand wordt gekeken (tabel 18), blijken de resultaten te verschillen van de regressie analyse zonder kapitaalvertraging. De resultaten verschillen voor de variabelen BBP, PD, EAD en de extra opgenomen variabele kapitaalvertraging. De resultaten laten in tegenstelling tot de regressie analyse zonder kapitaalvertraging een positieve relatie zien tussen het BBP en het regulatory capital, maar deze resultaten zijn niet significant. De variabelen PD heeft een wat minder significant (10% of niet significant) negatieve relatie met het regulatory capital dan de regressie analyse zonder kapitaalvertraging. De variabele EAD heeft juist een significantere (1% in plaats van 10%) negatieve relatie met het RC. Ten slotte tonen de resultaten een significant (1%) positief verband tussen de kapitaalvertraging en het regulatory capital.

Wanneer naar de regressie analyse op de variabele economisch kapitaal (EC) zonder

kapitaalvertraging wordt gekeken (tabel 20), is er een negatieve relatie zichtbaar tussen het BBP en het economisch kapitaal, maar dit verband is niet significant. De variabelen PD heeft een significant (10%) positieve relatie met het kapitaal en de EAD heeft een significant (1%) negatieve relatie tot het economisch kapitaal. De overige variabelen, ROA en liquiditeitenratio Tabel 20: (OLS) regressie-analyse op economisch kapitaal (bron: E-views)3.

Model 1 Model 2 Model 3 Model 4 Model 5

C 0.068681 (0.0013)* 0.073358 (0.0000)* 0.068309 (0.0000)* 0.068874 (0.0000)* 0.067420 (0.0015)*

BBP -5.53E-14 (0.5700) -8.15E-14 (0.1592) -4.88E-14 (0.3463) -4.89E-14 (0.3432) -4.07E-14 (0.6769)

PD 5.36E-05 (0.0788)*** 5.93E-05 (0.0180)** 5.55E-05 (0.0261)** 6.00E-05 (0.0144)** 5.83E-05 (0.0526)***

EAD -2.86E-13 (0.0000)* -2.95E-13 (0.0000)* -2.92E-13 (0.0000)* -3.00E-13 (0.0000)* -2.97E-13 (0.0000)*

ROA -0.796787 (0.1764) -0.783386 (0.1741) -0.451377 (0.3793) Liquid.ratio -0.041706 (0.2007) -0.039554 (0.2062) Renteverschil 0.000137 (0.7369) 4.01E-05 (0.9206) Adjusted R2 0.861466 0.866571 0.862900 0.863949 0.858564 Kapitaal vertraging

Model 1 Model 2 Model 3 Model 4 Model 5

C 0.057925 (0.0120)** 0.057196 (0.0030)* 0.051268 (0.0041)* 0.051976 (0.0034)* 0.055765 (0.0135)**

RC/TA (-1) 0.258403 (0.2060) 0.254564 (0.1802) 0.290286 (0.1209) 0.285950 (0.1250) 0.299288 (0.1270)

BBP -8.90E-14 (0.4434) -8.30E-14 (0.1869) -6.24E-14 (0.2867) -5.86E-14 (0.3141) -8.66E-14 (0.4478)

PD 4.56E-05 (0.1806) 4.45E-05 (0.1119) 4.07E-05 (0.1391) 4.45E-05 (0.1028) 5.00E-05 (0.1389)

EAD -2.16E-13 (0.0116) -2.16E-13 (0.0096)* -2.01E-13 (0.0129)** -2.12E-13 (0.0083)* -2.15E-13 (0.0094)*

ROA -0.729289 (0.2205) -0.731976 (0.2068) -0.484952 (0.3456)

Liquid. ratio -0.030344 (0.3815) -0.031020 (0.3346)

Renteverschil -2.81E-05 (0.9507) -0.000124 (0.7726)

hebben een negatieve relatie met het economisch kapitaal en het renteverschil een positieve relatie met het economisch kapitaal, maar zijn allen niet significant.

Wanneer er naar de regressie analyse op de variabele EC met een kapitaalvertraging van een maand wordt gekeken, blijken de resultaten te verschillen met de regressie analyse zonder kapitaalvertraging. De resultaten verschillen voor de variabelen PD, EAD en de extra opgenomen kapitaalvertraging. De variabele PD heeft net als in de regressie analyse zonder

kapitaalvertraging een positieve relatie tot het EC, maar in de regressie analyse zonder kapitaalvertraging zijn de resultaten significant (10%) en in de regressie analyse met kapitaalvertraging niet. De variabele EAD heeft net als in de regressie analyse zonder kapitaalvertraging een negatieve relatie met EC, maar de resultaten zijn significanter (1% in plaats van 10%). Ten slotte is er een positief verband tussen de kapitaalvertraging en het kapitaal, maar de resultaten zijn niet significant.

Voor het ‘daadwerkelijk’ aangehouden kapitaal, oftewel het total blijkt dat de uitkomsten niet betrouwbaar zijn. Dit komt doordat de data voor N-share pas vanaf december 2008 beschikbaar is. Dit komt neer op een erg kleine dataset, zeker wanneer hierop nog eens kapitaalvertragingen worden toegepast.

Ten slotte is er naast deze regressie analyse ook gekeken naar de trend in de kredietportefeuille en de gelopen risico’s binnen deze kredietportefeuille. De uitkomsten van deze analyse zijn weergegeven in figuur 17. In figuur 17 is een dalende trend zichtbaar in de uitstaande kredieten en een toenemende trend in de kans op verliezen binnen deze portefeuille, wat ook verwacht werd.

Figuur 17: kredietportfolio en risicokwalificatie voor ABN AMRO N-share Nederland kredietportfolio en risico's 120 140 160 180 200 Apr -07 May -07 Jun- 07 Jul-0 7 Aug -07 Sep -07 Oct -07 Nov -07 Dec -07 Jan- 08 Feb- 08 Mar -08 Apr -08 May -08 Jun- 08 Jul-0 8 Aug -08 Sep -08 Oct -08 Nov -08 Dec -08 Jan- 09 Feb- 09 Mar -09 Apr -09 May -09 Jun- 09 Jul-0 9 Aug -09 M il ja rd e n e u ro 's Tijd E A D 100 105 110 115 120 125 130 135 140 145 150 in b a s is p u n te n P D

5.3.3. Analyse

De resultaten in tabel 18 en 20 bevestigen een aantal eerdergenoemde hypotheses. Er dient opgemerkt te worden dat vanwege de beperkt beschikbare data binnen ABN AMRO de steekproef bestaat uit 32 datapunten wat de betrouwbaarheid van de uitkomsten zou kunnen beïnvloeden.

Allereerst is er gekeken naar het regulatory capital (RC). Uit de resultaten van de regressie analyse zonder kapitaalvertraging komt naar voren dat er een significant (10%) negatieve relatie is tussen het BBP en het RC. Dit bevestigt de eerder genoemde hypothese dat er in dit geval sprake is van pro-cycliciteit in het kapitaal. Als het BBP namelijk verslechtert / economische neergang, dan stijgt het RC. Dit heeft als effect dat er minder uitgeleend kan worden en dus de kredietverlening stagneert. Dit versterkt de economische teruggang. Hiernaast laten de resultaten een significant (10%) negatieve relatie zien tussen de PD en het RC. Dit betekent dat de hypothese dat naarmate de kans op verliezen voor de bank stijgen, de risico’s stijgen en er meer kapitaal aangehouden dient te worden, niet wordt bevestigd. De resultaten laten een omgekeerd verband zien, waarbij het kapitaal daalt indien de kans op verliezen voor de bank stijgen. De EAD laat ook een significant (1%) negatieve relatie zien met het RC. Dit

bevestigt de hypothese dat wanneer de uitstaande kredieten stijgen er meer kapitaal

aangehouden moet worden niet. De resultaten laten een omgekeerd verband zien, waarbij het kapitaal stijgt indien de uitstaande kredieten dalen. De negatieve relatie van de PD en EAD in relatie tot het kapitaal zou verklaard kunnen worden door het feit dat het voor een bank optimaal is om zo min mogelijk kapitaal aan te houden (van der Moere, 2007, p. 77). De ROA, de

liquiditeitenratio en het renteverschil hebben geen significantie relatie met het RC. De ROA heeft een negatieve relatie zien met RC, wat betekent dat wanneer de ROA stijgt de RC afneemt. Dit is niet in lijn met de hypothese dat de bank de overgedragen winsten zal gebruiken om daarmee zijn kapitaal te versterken. De liquiditeiten laten een negatieve relatie zien met de RC, wat wel in lijn ligt met de hypothese dat liquiditeiten worden gezien als extra buffer waardoor een bank het kapitaal wat kan laten dalen. Ten slotte laten de resultaten een negatieve relatie zien tussen het renteverschil en het kapitaal. Dit bevestigt de hypothese dat wanneer het renteverschil stijgt, het voor de bank aantrekkelijker is om meer uit te lenen en het kapitaal dus relatief daalt.

De resultaten van de regressie analyse met een kapitaalvertraging van een maand verschilt op een aantal punten met de regressie analyse zonder kapitaalvertraging. De resultaten verschillen wat betreft de variabele BBP, PD, EAD en de extra opgenomen variabele

kapitaalvertraging. De variabele BBP heeft in tegenstelling tot de regressie analyse zonder kapitaalvertraging een positieve relatie met het RC, maar dit is niet significant. De positieve relatie bevestigd de hypothese dat de bank het voorzichtheidsprincipe hanteerd, maar doordat dit niet significant is, betekent al met al dat er geen sprake is van pro-cycliciteit noch van het

kapitaalvertraging een negatieve relatie met het RC, maar deze uitkomsten zijn minder

significant. Hiermee wordt de hypothese dat naarmate de kans op verliezen voor de bank stijgen, de risico’s stijgen en er meer kapitaal aangehouden dient te worden niet bevestigd. De resultaten laten een omgekeerd verband zien, waarbij het kapitaal stijgt indien de uitstaande kredieten dalen. De variabele EAD heeft net als in de regressie analyse zonder kapitaalvertraging een negatieve relatie met het kapitaal, maar de uitkomsten zijn juist significanter. Hiermee wordt de hypothese dat wanneer de uitstaande kredieten stijgen er meer kapitaal aangehouden moet worden niet bevestigd. De resultaten laten een omgekeerd verband zien, waarbij het kapitaal stijgt indien de uitstaande kredieten dalen. De negatieve relatie van de PD en EAD in relatie tot het kapitaal, zou verklaard kunnen worden door het feit dat het voor een bank optimaal is om zo min mogelijk kapitaal aan te houden (van der Moere, 2007, p. 77). Ten slotte heeft de

kapitaalvertraging een significant (1%) positieve relatie tot het regulatory capital, wat de hypothese bevestigd dat het voor banken niet direct mogelijk is om hun kapitaal te versterken indien hier aanleiding toe is.

Ten tweede is er gekeken naar het economisch kapitaal. Uit de resultaten komt naar voren dat het BBP een negatieve relatie heeft met economisch kapitaal, maar dit niet significant is. Dit betekent dat er geen sprake is van pro-cycliciteit. Dit zou betekenen dat de bank bij het bepalen van de EC rekening houdt met de mogelijkheid op pro-cycliciteit en de EC through the cycle in plaats van point in time berekend. Hiernaast is tot nu toe het EC nog niet gekoppeld aan het RC. Hierdoor zal er op een andere manier gekeken worden naar de risico’s van de bank en misschien meer naar een lange termijn trend worden gekeken, waardoor de pro-cycliciteit op deze manier niet zichtbaar is in het kapitaal. De variabele PD heeft een significant (10%) positieve relatie met het economisch kapitaal, wat de hypothese bevestigd dat naarmate de kans op verliezen voor de bank stijgt, de risico’s stijgen en er meer kapitaal aangehouden dient te worden. De variabele EAD heeft een significant (1%) negatieve relatie met het kapitaal. Dit is niet in lijn met de hypothese dat wanneer de uitstaande kredieten stijgen er meer kapitaal aangehouden moet worden. Ten slotte zijn de variabelen ROA, liquiditeitenratio en renteverschil niet significant, waardoor ook hier de hypotheses niet worden bevestigd en deze variabelen dus geen relatie laten zien tot het economisch kapitaal. De ROA laten een negatieve relatie zien met EC, wat betekent dat wanneer de ROA stijgt de EC afneemt. Dit is niet in lijn met de hypothese dat de bank de overgedragen winsten zal gebruiken om daarmee zijn kapitaal te versterken. De liquiditeiten laten een negatieve relatie zien met de EC, wat wel in lijn ligt met de hypothese dat liquiditeiten worden gezien als extra buffer waardoor een bank het kapitaal wat kan laten dalen. Ten slotte laten de resultaten een positieve relatie zien tussen het renteverschil en het kapitaal. Dit is niet in lijn met de hypothese dat wanneer het renteverschil stijgt, het voor de bank

De resultaten van de regressie analyse met een kapitaalvertraging van een maand verschilt op een aantal punten met de regressie analyse zonder kapitaalvertraging. De resultaten verschillen wat betreft de variabele PD, EAD en de extra opgenomen variabele

kapitaalvertraging. De variabele PD heeft net als de regressie analyse zonder kapitaalvertraging een positieve relatie met het EC, maar deze uitkomsten zijn niet significant. Hiermee wordt de hypothese dat naarmate de kans op verliezen voor de bank stijgen, de risico’s stijgen en er meer kapitaal aangehouden dient te worden bevestigd, maar niet significant. De variabele EAD heeft net als in de regressie analyse zonder kapitaalvertraging een negatieve relatie met het kapitaal, maar de uitkomsten zijn niet significant. Dit is niet in lijn met de hypothese dat wanneer de uitstaande kredieten stijgen er meer kapitaal aangehouden moet worden. De resultaten laten een omgekeerd verband zien, waarbij het kapitaal stijgt indien de uitstaande kredieten dalen. Ten slotte heeft de kapitaalvertraging een positieve relatie tot het regulatory capital, wat de hypothese bevestigd dat het voor banken niet direct mogelijk is om hun kapitaal te versterken indien hier aanleiding toe is, maar de resultaten zijn niet significant.

Uit de resultaten en de analyse blijkt dat wat betreft de variabelen BBP, PD en EAD er verschil bestaat tussen de resultaten van de regressie zonder en met kapitaalvertraging. Uit de literatuur blijkt dat het van belang is dat er een kapitaalvertraging wordt meegenomen. Dit vanwege het feit dat een bank niet direct zijn kapitaal kan aanpassen indien hier aanleiding toe is (Van der Moere,