• No results found

2 / Mobiliseren van middelen voor experiment

2.1.8 DERA architectuurkader voor innovatie - Nederland 56

Om opschaling en cross-overs te kunnen realiseren, is het heel belangrijk dat de ontwikkeling van nieuwe experimenten en innovaties op het snijvlak van cultuur en digitale technologieën gebeurt binnen bepaalde referentiekaders die sectorbreed worden gehanteerd. In Vlaanderen wordt zo gewerkt aan de ontwikkeling van een OSLO standaard voor het uitwisselen van informatie over cultureel erfgoed. In Nederland geldt dat wanneer culturele actoren projectvoorstellen indienen bij de Nederlandse cultuurfondsen rond cultuur en digitalisering, deze verplicht moeten werken binnen het DERA-kader i.e.

“Digitaal Erfgoed Referentie Architectuur” 57.

DERA heeft als doel architectuurkaders op te stellen die bijdragen aan de concretisering van de Nationale Strategie Digitaal Erfgoed. Door hun erfgoedvoorzieningen te ontwikkelen binnen de afspraken van de referentiearchitectuur, zorgen netwerkdeelnemers ervoor dat alles als geheel op elkaar aansluit. De referentiearchitectuur beschrijft hoe er kan worden samengewerkt over de grenzen van instellingen en sectoren heen. Het is geen blauwdruk voor hoe afzonderlijke instellingen hun ICT-architectuur moeten inrichten. DERA gaat over de strategische en operationele doelen, over de principes, over de verschillende rollen in het netwerk en over de vereisten die gesteld worden aan deze rollen. Deze vereisten maken het de deelnemers van het netwerk mogelijk om samen te werken. Het doel is om erfgoedinformatie beter toegankelijk te maken, gebruikmakend van de principes van Linked Open Data.

De DERA wordt stapsgewijs ontwikkeld. In april 2020 is de derde versie van de DERA gepubliceerd. De eerste versie van de DERA (1.0) bevatte voornamelijk doelen en principes. In DERA 2.0 zijn de doelen en principes uit de eerste versie uitgewerkt en werd beschreven wat er van alle netwerkdeelnemers wordt verwacht. In DERA 3.0 is met het deel ‘Architectuurpatronen’ een eerste inventarisatie gemaakt van mogelijke oplossingsrichtingen. In volgende versies wordt de DERA verder geconcretiseerd met afspraken over gemeenschappelijke voorzieningen, standaarden, applicaties, technieken en licenties.

Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is eigenaar van de DERA. De DERA wordt ontwikkeld door een werkgroep onder voorzitterschap van OCW, waarin vertegenwoordigers van het Netwerk Digitaal Erfgoed zitting hebben. Het beheer van de DERA ligt bij de vijf sectorale knooppunten in het Netwerk Digitaal Erfgoed.

56 Zie: Netwerk Digitaal Erfgoed | DERA - Netwerk Digitaal Erfgoed

57 Zie: Netwerk Digitaal Erfgoed | DERA - Netwerk Digitaal Erfgoed

2.2. Leerlessen

UITDAGINGEN M.B.T.‘MOBILISEREN VAN MIDDELEN VOOR EXPERIMENT

5. HET HUIDIGE BELEIDSINSTRUMENTARIUM INSPIREERT ONVOLDOENDE OM VANUIT MARKTOPPORTUNITEITEN VIA EXPERIMENT HET POTENTIEEL VAN DIGITALE TRANSFORMATIE TE ONTDEKKEN (INNOVATIEVE NIEUWE CULTUURPRODUCTEN, NIEUWE VORMEN VAN PUBLIEKSBELEVING EN -PARTICIPATIE).

6. DE HUIDIGE PROJECTSUBSIDIES HOUDEN FRAGMENTATIE IN DE DIGITALE TRANSFORMATIE IN STAND DOORDAT ER GEEN INCENTIVES WORDEN GEGEVEN VOOR (CROSS-SECTORALE) SAMENWERKING EN ER NIET SECTORBREED KAN OPGESCHAALD WORDEN (CONCURRENTIËLE SETTING EN GEBREK AAN ALGEMEEN KADER M.B.T. STANDAARDEN).

BELANG VAN INNOVATIERUIMTEN GERICHT OP SAMENWERKING EN IMPACTCREATIE

Om meer experiment in het domein van digitalisering in de cultuursector te ondersteunen en stimuleren, kunnen we volgende leerlessen trekken uit de inspiratievoorbeelden:

Zet in op veilige omgevingen die cross-sectorale en innovatieve experimenten en samenwerkingen ondersteunen en stimuleren zoals:

- proeftuin-omgevingen waar organisaties die nieuwe digitale concepten willen toepassen in een veilige omgeving ervaring kunnen opdoen. Anderzijds kunnen technologieaanbieders in deze proeftuinen hun oplossingen testen en verfijnen aan de hand van reële cases.

- ondersteuning aan “Kunst/Wetenschap” samenwerkingsverbanden, waarbij mentoring wordt geboden die de verwachtingen van de partijen op elkaar afstemt.

Voor de hand liggende sectoren waar de cultuursector mee kan samenwerken zijn de creatieve industrie of de mediasector.

In deze experimentele omgevingen wordt best op impact gewerkt in plaats van output via een missiegedreven aanpak.

Ondersteun iteratieve en wendbare experimenten waarbij gebruikers centraal staan en naar sectorbrede kennisdeling wordt gestreefd, zoals via fieldlabs: “In korte, intensieve projecten ontwikkelen en testen de deelnemers nieuwe toepassingen, om daar in een volgende stap op verder te bouwen, steeds weer opnieuw totdat de optimale oplossing is bereikt. Het fieldlab onderscheidt zich van de experimenten die makers en organisaties momenteel in de culturele en creatieve sector uitproberen doordat er een cumulatieve opbouw in zit, en doordat er altijd systematische monitoring en onderzoek aan zijn gekoppeld”58.

Het idee van design thinking, waarbij gebruikers centraal staan, in co-creatie met gebruikers en andere stakeholders multidisciplinair wordt samengewerkt en via iteratie naar oplossingen toe wordt gewerkt, is een goed aanknopingspunt hierbij.

De visie-ontwikkeling stelt de eindgebruiker centraal en reflecteert over de transitie vanuit (diverse) publiek(en). In die zin dient de ontwikkeling van de visie vanuit een breder perspectief te worden aangevlogen nl. vanuit de kansen en mogelijkheden die digitale transformatie biedt.

BELANG VAN REFERENTIEKADERS

58 Raad Voor Cultuur, 2020, "Onderweg naar Overmorgen", p 18

Het inspiratievoorbeeld rond DERA verduidelijkt dat projectvoorstellen die culturele actoren indienen rond cultuur en digitalisering best kunnen werken binnen een gemeenschappelijk kader i.e. een referentiearchitectuur die beschrijft hoe er kan worden samengewerkt over de grenzen van instellingen en sectoren.

Dit gemeenschappelijk kader kan in verschillende stappen worden uitgerold, startend met een beschrijving van de belangrijkste doelen en principes van het kader, evoluerend naar een explicitering van de verwachtingen m.b.t. de projectactoren in dit het kader. In een volgende stap kunnen de afspraken i.v.m. de gemeenschappelijke voorzieningen, standaarden, applicaties, technieken en licenties dan verder geconcretiseerd worden.

De overheid kan een rol opnemen als trekker en eigenaar van dit gemeenschappelijk kader - deze rol neemt het Departement CJM nu reeds op bij de ontwikkeling van een OSLO standaard voor het uitwisselen van informatie over cultureel erfgoed. De ontwikkeling zelf en het beheer kan dan uitbesteed worden aan de relevante ondersteunende organisaties.