• No results found

Depressie met een migratieachtergrond

In document Echte mannen huilen niet (pagina 36-45)

Dit subhoofdstuk bespreekt de manier waarop de respondenten met hun depressie zijn omgegaan. Hierbij ligt de focus op de etnische achtergronden van de respondenten. De bevindingen rusten veelal op ‘westerse’ en ‘niet-westerse’ denkwijzen en de culturele verschillen in hulp zoeken voor depressie en hoe een stigma hier een rol in heeft gespeeld.

Westerse versus niet-westerse denkwijze

“Velen buitenlandse jongeren die buiten de boot vallen, depressief zijn, die verslaafd

zijn, zij worden niet goed geholpen. Zij gaan naar de ‘mandir’, dat is een

hindoetempel, maar zij worden daar niet gehoord. Zij worden uitgelachen. Dat kan toch niet. Weet je hoe dat komt, wij buitenlanders denken niet westers. Wij denken niet westers. Wij denken niet ‘ikke, ikke, ikke, de rest mag stikken. Ieder voor zich, god voor ons allen’. Wij allochtonen hebben altijd familie om ons heen gehad. Nu kom je in een situatie terecht, je bent gescheiden en dan ga je naar je familie toe. Vroeger was het zo dat je altijd naar je familie toe kon gaan, no matter what. Dat zit in de cultuur, zo zijn wij opgevoed. Alles wordt ook samen opgelost, maar tegenwoordig kunnen je familie je alleen maar twee dagen helpen, want het is crisis. Daarna sta je er weer alleen voor. Het gevolg daarvan is dat je dakloos wordt. Hoe moet je daarmee omgaan? Wij kennen dat niet. Maar een autochtoon komt er beter bovenop, omdat hij altijd heeft geleefd in deze samenleving met deze regels. Zij zijn meer individualistisch opgegroeid. Dus als je eenmaal dakloos wordt, weet je er beter mee om te gaan, omdat je toch al gewend bent op jezelf te zijn” (respondent 3, 42 jaar, met

Hindoestaanse migratieachtergrond).

De bovenstaande uitspraak geeft aan dat er een onderscheid gemaakt wordt tussen twee verschillende denkwijzen: ‘westers denken’ en ‘niet-westers denken’. Volgens de respondent hebben Nederlanders zonder migratieachtergrond een westers denkbeeld, dat

individualistischer is dan het denkbeeld van de Nederlanders met een migratieachtergrond, die vaker een collectief denkbeeld hebben. De gedachte dat iemand in lastige tijden kan

34 terugvallen op zijn familie, is volgens deze respondent een gedachte die vaker voorkomt bij mensen met een migratieachtergrond. Dit zou in de huidige Nederlandse samenleving

negatiever uitpakken dan een individualistische denkwijze, aangezien de familie niet meer als vangnet functioneert. Zo gaf dezelfde respondent een uitleg waarom families met een

migratieachtergrond geen vangnet meer vormen en wat voor gevolgen dit heeft:

“Jouw familie begrijpt je bijna niet. Ik bedoel als iemand depressief wordt, dan moet

de familie eerst weten hoe ga ik met iemand die depressief is om? Mijn familie weet dat niet hoor en ook niet van de mannen die ik in de cafés spreek. Wij buitenlanders gaan daar anders mee om. Je moet eerst weten wat depressie is en hoe je ermee moet omgaan voordat je een familielid kan helpen. Anders wordt het niks. Als een

allochtoon depressief is, gaat hij niet naar de familie, vooral als er weinig familie van je woont in Nederland. Je hebt niemand. Hij houdt het voor zich, gaat naar een café, hij drinkt zich vol en uiteindelijk barst hij los. Dit komt doordat zij zich schamen en onwetend zijn. Wij weten niet hoe je hier mee om moet gaan” (respondent 3, 42 jaar,

met Hindoestaanse migratieachtergrond).

De respondent gaf met deze uitspraak aan dat families met een migratieachtergrond vaak minder goed om kunnen gaan met een depressie. Dit komt volgens de respondent door onwetendheid. Nog twee andere respondenten met een migratieachtergrond deelden deze mening. In het volgende onderdeel wordt uiteengezet hoe de respondenten met depressie zijn omgegaan.

Verzachten van de pijn

De resultaten uit het eerste subhoofdstuk tonen dat er gelijkenissen zijn in hoe de depressie zich bij de respondenten heeft geuit. Echter, de respondenten hebben verschillende methoden gehanteerd om met hun depressie om te gaan. Zo waren alcohol en drugs om de

depressiegevoelens te verzachten vaker voorkomende methodes dat vaker voorkwam bij respondenten zonder een migratieachtergrond. Drie van de vijf respondenten zonder

migratieachtergrond zijn verslaafd geweest aan alcohol of drugs tijdens de depressie. Tijdens het interview gaf een respondent het volgende aan:

“Ik dronk heel veel, ik ben maar gewoon doorgegaan. Ik heb nooit aan de depressie

toegegeven. Ik gebruikte alcohol en drugs, dus er was niets aan de hand. Ik werkte ook, dus het deed mij niks. Ik nam drugs om mij beter te voelen. Ik werkte ook altijd

35

wel, dat heeft mij ook altijd op de been gehouden. En ja, toen ik op een gegeven moment geen vrienden meer had, ben ik andere mensen gaan zoeken, die ook lekker aan de crack zaten. Ik heb dit ongeveer 10 jaar volgehouden, totdat ik mijn huis uitgezet werd en ik ontslagen werd” (respondent 1, 46 jaar, zonder

migratieachtergrond).

Een van de respondenten met een migratieachtergrond gaf ook aan het verdriet, de stress en pijn van de depressie te verzachten met alcohol en drugs. Deze 42-jarige, Hindoestaanse respondent gaf aan af en toe bier te drinken en wiet te roken om zijn gedachten ergens anders op te brengen. Dit kalmeert hem. Hij geeft daarbij aan dat dit hem heeft geholpen om “niet

van het pad af te dwalen.” In het interview gaf hij aan dat dit betekende dat hij niet zwaar

verslaafd of dakloos is geworden, zoals veel anderen die te maken krijgen met depressie. Andere respondenten met een migratieachtergrond beschreven verschillende manieren om de strijd aan te gaan met depressie. Zo beschrijft een Turkse respondent zijn ervaring:

“Ik heb niet echt hulp gezocht voor mijn depressie. Ik heb wel met mijn vader en wat

ouderen gesproken, die al van alles hebben meegemaakt. Verder heb ik nooit echt gesproken met mensen over mijn depressie, ook niet met mijn vrouw toentertijd. Ik heb het wel eens neergelegd bij een vriend, maar dat was niet zoals ik het nu vertel. Dat was meer evalueren over de situatie. Ik heb geen hulp nodig van niemand, alleen van god. Die heeft jou gemaakt en zal jou ook weer meenemen. Ik heb het ook gelezen in de Koran, hoe meer god jou belemmert, hoe meer Hij van jou houdt. Hij kijkt naar hoeveel geduld je hebt. Als je de Koran goed leest en je gelooft overtuigend, dat is wat jou kan redden alleen. Kijk, mensen kunnen wel met je praten, maar zij kunnen nooit voelen wat jij voelt toch? Alleen god weet het, Hij kent ons beter dan wij onszelf kennen. Dus bij wie moet je zijn? Het boek toch? Lezen, dan gaan je hersenen open en dan kan je het accepteren. Niet van een persoon die ook hetzelfde heeft meegemaakt, het is ieder voor zich. Ik ga altijd uit van de Islamitische regels, niet naar een

Hollander die mij gaat vertellen hoe ik moet gaan lopen of hoe ik moet gaan

bespreken of hoe ik me moet gaan voelen. Waarom zou je vertellen in welke situatie je terecht bent gekomen? Waarom? Je kan dan toch liever naar de moskee gaan en naar de imam die je betere informatie geeft dan iemand die wiet rookt en in een bar zit. Dan gaat hij tegen anderen zeggen ‘ah kijk hem dan, komt hij met zo een zielig verhaal, ah’” (respondent 11, 42 jaar, met een Turkse migratieachtergrond).

36 De respondent geeft met deze uitspraak aan liever terug te vallen op zijn religie en dat hij liever niet zijn problemen met anderen bespreekt. Gevoelens van onbegrip vanuit anderen is ook een reden om ervoor te kiezen zijn problemen bij god te leggen. Hierbij wordt er een tegenstelling gemaakt tussen de Islamitische regelgeving en hulp krijgen van een ‘Hollander’, wat volgens hem niet een gepaste manier zou zijn om hulp te zoeken. Deze denkwijze werd gedeeld door twee andere respondenten met een migratieachtergrond. Een andere respondent met een migratieachtergrond vertelde zijn ervaringen met religieuze methoden om zijn depressie te verhelpen. Hij heeft voornamelijk steun gevraagd bij ‘wonderdokters’:

“Zij gaven mij dan een ring die ik moest dragen. Dit zou ervoor moeten zorgen dat

mijn depressie wegging en dat al mijn problemen weg zouden gaan. Ik zou weer op straat durven te lopen, ik zou mij weer onder de mensen durven te brengen en alles zou gewoon weer als normaal zijn. Ik ben toen vol zelfvertrouwen in Amsterdam gaan lopen, ergens waar het superdruk was. Ik kreeg de grootste paniekaanval ooit”

(respondent 4, 38 jaar, met Hindoestaanse en Creoolse migratieachtergrond).

De wonderdokters van de respondent hebben zijn depressie niet verlicht of verholpen. Als laatste optie gaf de respondent aan zich te laten zegenen door een kerk. Hij beschreef zijn ervaring als volgt:

“Ik ben gelovig geworden op een hypocriete manier. Ik wist namelijk al zeker dat ik

zelfmoord wilde plegen. Het was niet meer een vraag of ik het wilde doen of niet, maar meer een vraag van wanneer. Op een dag werd ik wakker met de gedachte van hey, als er nou een hemel en een hel bestaat, dan zou het wel lullig zijn als ik door mijn

zelfmoordactie aan de verkeerde kant terecht kom. Ik dacht laat me naar de kerk gaan om iets van een zegening te krijgen, zodat ik in ieder geval aan de juiste kant terecht kom. Ik ben toen naar de kerk gegaan en vanaf dat moment veranderde mijn hele leven. Ik kreeg vrienden daar, ik was erg betrokken bij de kerk en ik had het zo naar mijn zin daar. Iedereen met wie ik mijn probleem deelde, zei ‘oh je bent depressief! Maak je geen zorgen, ik ga voor je bidden, dat is de duivel’. Je hoefde daar niet geheimzinnig te doen dat iets niet goed was aan jou, iets wat je nooit in de normale wereld aan iemand zou vertellen. Ik zou nooit zeggen ik ben depressief, ik ben zielig, tuurlijk niet joh. Hoe stoer je ook bent, hoe vaak je ook op je bek bent geslagen, in de kerk kon je echt je kwetsbaarheid laten zien. Dat anderen voor je gingen bidden, dat

37

sterkte mij. Opeens kon ik wel sociale connecties maken, iets wat ik voorheen niet kon. Alles waar ik tegen aan liep, was weg” (respondent 4, 38 jaar, met Hindoestaanse en

Creoolse migratieachtergrond).

De beschrijving van de respondent geeft aan dat de aansluiting bij de kerk ervoor gezorgd heeft dat zijn depressie en ook de drang om zelfmoord te plegen geleidelijk afnamen, doordat hij sociale contacten kreeg en kracht kreeg uit zijn betrokkenheid bij de kerk en van anderen vanuit de kerk. Alhoewel, niet alleen religie heeft een rol gespeeld bij het bestrijden van de depressie. Verschillende gezondheidsvoorzieningen, zoals psychologen, maatschappelijk werkers en mentale gezondheidssteunpunten, zorgen daarnaast voor de verlichting van de depressie. Een respondent zonder migratieachtergrond zei hierover het volgende:

“Ik heb bij psychologen goede ondersteuning gehad om mij uit negatieve gedachten te

trekken, hoe dat werkt, maar ook dát het zo werkt. Dat het omgekeerde ook werkt, dat als je positieve gedachten ontwikkelt, je de negativiteit aan de kant kan schuiven en daarmee ook je depressie. Maar zolang ik het niet signaleer, haalt het mij natuurlijk wel naar beneden. Ik heb er aanleg voor, en dat verandert niet, maar de wijze waarop je ermee omgaat, dat kan wel veranderen. Ik heb ook een aantal trucen ervoor

ontwikkeld zodra ik het herken, om dan eerst zoveel mogelijk onder de mensen te zijn, om er zoveel mogelijk over te praten, om dan feedback te krijgen of mijn gedachten die ik krijg wel kloppen met de daadwerkelijke situatie. Als dit niet het geval is, weet ik dat het met mijn depressie te maken heeft. Bij de psycholoog leer je ook hoe je dingen positief kan framen, ik ben dit ook gaan oefenen. Ook het spiegelen, wat nou reëel is en wat niet, grenzen leren stellen om jezelf te beschermen” (respondent 6, 56 jaar,

zonder migratieachtergrond).

De uitspraak van de respondent geeft aan hoe psychologen hem positief hebben geholpen om met zijn depressie om te gaan. Een Marokkaanse respondent heeft een andere mening over psychologen en het ‘reguliere’ systeem in de Nederlandse samenleving. Hij gaf tijdens het interview het volgende aan:

“Je gaat niet dingen uitleggen aan je huisarts. Het hele systeem werkt niet, het hele

reguliere systeem van artsen en PsyQ. Je voelt je net een nummer. Mensen gaan naar een psychiater, je praat even een half uur en je gaat weer weg, volgens mij kennen ze jouw naam niet eens. Veel buitenlandse mannen die ik spreek, vertrouwen het systeem

38

niet meer. Ja, wat moet ik bij een psychiater? ‘Jij komt er toch ook niet uit en jij ook niet?’ Waarom zou ik er wel uitkomen? Ik ga ook veel om met mensen van

verschillende culturen, Marokkanen, Turken, Surinamers, zij willen geen hulp. Zij sluiten zich af en willen weinig te maken hebben met de maatschappij. Wij hebben een andere cultuur, voor ons werkt het reguliere systeem niet, het is niet de hulp die wij zoeken. Wij voelen ons sowieso al gediscrimineerd, alles is ook Marokkaan

tegenwoordig op de tv. Er is geen vertrouwen meer, het is een gehaast systeem, het is een puinhoop. Vooral de jeugdzorg, zij zorgen ervoor dat mannen hun kinderen niet meer mogen zien na de scheiding, waardoor je ook gaat twijfelen of je nog hulp wilt van hen. Dat zijn beleidsmakers die de universiteit hebben gedaan, maar die kunnen gewoon terug naar de lagere school, want zij hebben er niets van gebakken. Je ziet het terug in de maatschappij, de agressie, de woede, de mensen hebben geen geld meer. Er is geen vertrouwen meer” (respondent 9, 33 jaar, met Marokkaanse

migratieachtergrond).

De gezondheidszorg, waaronder psychologen, huisartsen en jeugdzorg, worden volgens de respondent onder het ‘reguliere’ systeem verstaan. De negatieve ervaringen met de

gezondheidszorg en de gevoelens van discriminatie, leiden volgens de respondent tot een daling van zijn vertrouwen. De respondent gaf later in het interview aan alleen Marokkanen te zien op de televisie als het gaat om criminaliteit. Marokkanen zouden overal in een negatief daglicht staan, waardoor ze de reguliere systemen niet meer vertrouwen.

Stigmatiserende culturen

Het ‘reguliere’ systeem zou volgens het bovenstaande fragment afwijken van de hulp die de respondent nodig heeft. Een Turkse respondent gaf daarnaast aan dat de gezondheidszorg minder toegankelijk is voor mensen van zijn cultuur. Een Hindoestaanse respondent was het hiermee eens. Dit zou komen doordat er vaak een taboe ligt op mentale stoornissen, gevoelens en emoties. Vier van de zes respondenten met een migratieachtergrond gaven tijdens het interview aan zich bewust te zijn van stigmatiserende processen. Echter, geen van de vijf respondenten zonder een migratieachtergrond heeft aangegeven last te hebben van stigmatiserende processen in het dagelijks leven. Zo zei een van de respondenten zonder migratieachtergrond het volgende:

39 “Ik heb altijd schijt gehad aan wat andere mensen denken over mij. Ik houd er wel

rekening mee, heel erg zelfs, veel meer misschien dan anderen, maar ik laat mijn opvattingen niet beïnvloeden daardoor. Ik ben vroeger ook veel gepest om mijn achternaam, dat was nogal makkelijk, maar daar leer je op een gegeven moment mee omgaan. Dat doet je dan niets meer” (respondent 6, 56 jaar, zonder

migratieachtergrond).

Een andere respondent zonder migratieachtergrond gaf aan dat mensen met een depressie gestigmatiseerd worden, maar dat dit niet terecht is. Zelf zou hij geen last hebben van de stigma’s, maar deze spelen wel een rol in hoe mensen depressie ervaren en hoe zij zich uiten. De respondent gaf het volgende aan:

“Mensen die depressief zijn, worden vaak als lui gezien. Dat zij gewoon niet willen

werken en hier een excuus voor zoeken. Dit is helemaal niet zo. Mensen zouden eens een stap in mijn schoenen moeten zetten en voelen hoe verschrikkelijk dit voelt. Het gevoel dat je jezelf wat wilt aandoen, dat er geen andere uitweg meer is. Mensen moeten wel weten wat er gebeurt met de onderkant van de samenleving, het afvoerputje. We zijn niet gek, wij verdienen ook een kans. Er zijn vaak echt hele interessante mensen in de GGz. De patiënten, dat zijn echt hele knappe koppen. Heel creatief ook, maar dat zien mensen niet. Doordat anderen depressieve mensen bestempelen als lui of niet goed in hun hoofd, ja, logisch dat wij ons afzonderen of bezwaard voelen om erover te praten” (respondent 1, 46 jaar, zonder

migratieachtergrond).

Mensen met depressie zouden volgens deze respondent behoren tot het ‘afvoerputje’ van de samenleving, of in ieder geval “worden zij zo behandeld”. De vooroordelen over mensen met depressie zorgen er volgens de respondent voor dat zij zich isoleren en hun gevoelens niet delen met anderen. In tegenstelling tot respondenten zonder migratieachtergrond gaven vijf van de zes respondenten met een migratieachtergrond aan dat stigma’s een grote rol spelen binnen hun cultuur. Een van de respondenten zei het volgende tijdens het interview:

“Wij Surinaamse mannen hebben toch al gauw die Bollywood-droom in ons hoofd. Wij

willen aan de rest van de mensen laten zien dat het goed gaat, aan de buitenkant. Aan de binnenkant kan het net zo slecht gaan, maar de buitenwereld mag dit niet weten.

40

Alles is rozengeur en maneschijn. Wij denken van jeetje, wat zullen andere mensen nou denken. Dus die depressiviteit is veel heftiger bij ons. Door schaamte. Maar dit zit in onze cultuur hè. Wij zijn opgegroeid met het niet uiten van emoties. Je mocht nooit vertellen wat je dwars zat. Ook bij begrafenissen bij Hindoes, je hebt een stroming binnen het Hindoeïsme wat wij dan volgen en daar mag je maar één dag rouwen. Daarna moet je weer verder met je leven. Het is in de cultuur normaal” (respondent 3,

42 jaar, met Hindoestaanse migratieachtergrond).

Schaamte en doen alsof alles goed gaat voor de buitenwereld zorgen er volgens de respondent voor dat de depressie heftiger wordt. Volgens hem is emoties niet uiten typisch binnen de Hindoestaanse cultuur. Ook een Turkse respondent gaf tijdens het interview aan veel last te hebben van stigma’s binnen zijn familie. De respondent reageerde met herkenning toen ik het onderwerp stigma aankaartte. Zonder dat hij erom gevraagd werd, vertelde hij het volgende:

“Bij ons is het altijd zo van wat zullen mensen wel niet zeggen. Dat speelt bij ons echt

een grote rol. Soms vind je zelf de situatie wel oke, maar houd je te veel rekening met wat anderen ervan vinden. Ik heb toch heel lang getwijfeld om een stap te zetten. Ik heb vaak genoeg gedacht, oke nu ga ik naar mijn huisarts, misschien kan zij mij

In document Echte mannen huilen niet (pagina 36-45)