• No results found

Echte mannen huilen niet

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Echte mannen huilen niet"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Echte mannen huilen niet

2019

NADIRA HUSSAINALI - 12255580 BEGELEIDER: MARIANNE VYSMA

TWEEDE LEZER: PATRICK BROWN DATUM: 7 AUGUSTUS 2019 PLAATS: DEN HAAG

MASTER SCRIPTIE MEDISCHE ANTROPOLOGIE EN SOCIOLOGIE AANTAL WOORDEN: 21.547

(2)

Abstract

In onderzoek naar depressie wordt vaak gesproken van een ‘gendergap’, omdat er aanzienlijk minder mannen worden behandeld voor depressie dan vrouwen. Echter, er zijn meer mannen met depressie dan bekend is bij gezondheidsvoorzieningen (Branney & White 2008: 7). Bovendien zouden ook mannen met een migratieachtergrond minder behandeld worden voor depressie dan mannen zonder migratieachtergrond. Dinh et al. (2012: 261) verwijzen hiernaar als de ‘ethnic gap’. In dit onderzoek is gekeken hoe de sociale identiteit de depressie van mannen beïnvloedt. Hierbij is de sociale identiteit in twee aspecten verdeeld: gender en de etnische achtergrond. Het onderzoek richt zich vooral op de interactionele relatie tussen gender en de etnische achtergrond van de respondenten. Het onderzoek heeft drie maanden geduurd en heeft plaatsgevonden bij een mentaal gezondheidssteunpunt in Den Haag. In deze drie maanden is er participerende observatie uitgevoerd en zijn er in totaal elf open interviews afgenomen met mannen binnen het steunpunt. De resultaten zijn geanalyseerd door middel van een interpretative phenomenological analysis. Uit de resultaten is gebleken dat er weinig tot geen culturele verschillen zijn gevonden in de symptomen van depressie en de aanleiding van depressie. De respondenten met en zonder migratieachtergrond verschillen wel in hoe zij met depressie omgaan, hoe zij hier hulp voor hebben gezocht en hoe mannelijke idealen en stigmatiserende processen een rol spelen in de omgang met depressie. Uit het onderzoek is gebleken dat hoe meer een man zich identificeert met zijn gender en/of etnische achtergrond, hoe meer deze twee sociale identiteiten een rol spelen in de beleving en uiting van de depressie.

Trefwoorden: depressie, sociale identiteit, etniciteit, gendergap, ethnic gap, hegemonic masculinity, interpretative phenomenological analysis

(3)

Inhoudsopgave

INLEIDING ... 1 Onderzoeksvraag ... 4 Leeswijzer ... 4 THEORETISCH KADER ... 5 SOCIALE IDENTITEIT ... 5

Verandering in de sociale identiteit ... 6

HEGEMONIC MASCULINITY ... 7

Gendergap ... 7

Internalisatie van dominante richtlijnen van mannelijkheid ... 8

De ‘ongewone’ mannelijke depressiesymptomen... 9

ETHNIC GAP ... 10

De multiculturele Nederlandse samenleving ... 11

De culturele sociale identiteit ... 12

Stigma ... 13

Westerse versus niet-westerse behandelingen ... 14

ONDERZOEKSMETHODEN EN DATA-ANALYSE ... 15 Locatie ... 15 Respondenten... 16 Literatuurstudie ... 16 Participerende observatie ... 16 Interviews ... 17 Analyse ... 18 ETHISCHE OVERWEGINGEN ... 19 RESULTATEN ... 22

DEPRESSIE EN SOCIALE IDENTITEIT ... 22

Depressie ... 22

Depressie als identiteit ... 24

Verlies van sociale identiteit ... 25

Sense of belonging ... 28

Sociaal netwerk ... 31

DEPRESSIE MET EEN MIGRATIEACHTERGROND... 33

Westerse versus niet-westerse denkwijze ... 33

Verzachten van de pijn ... 34

Stigmatiserende culturen ... 38

MANNELIJKHEID EN DEPRESSIE ... 42

De ideale man ... 43

Opvoeding ... 45

Echte mannen huilen niet... 48

DISCUSSIE ... 53

LITERATUURLIJST ... 58

(4)

1

Inleiding

“The conversation and ongoing stigma around depression needs to change with men. There’s

just a DNA, a wiring in us and a constitution that oftentimes doesn’t let us talk about when we’re scared or vulnerable or things like that. It’s kind of like what’s been deemed as ‘toxic

masculinity1’”, aldus Dwayne ‘The Rock’ Johnson.

De acteur Dwayne Johnson heeft in 2018 voor het eerst bekend gemaakt een langere tijd depressief te zijn geweest. Hij gaf met bovenstaande uitspraak aan dat er volgens hem sprake is van ‘toxic masculinity’, waarbij mannen niet over hun gevoelens en emoties praten. Dit wordt volgens Johnson gestimuleerd door stigmatiserende processen. Aan de hand van Johnson’s verhaal over mentale gezondheid ben ik mij gaan verdiepen in de relatie tussen mannen en depressie, waarbij een afgestudeerde psychologe mij erop wees dat mannen aanzienlijk minder worden behandeld voor hun depressies dan vrouwen. Hierdoor werd ik geïnspireerd om dit onderzoek uit te voeren.

Depressie is een wereldwijde aandoening. De World Health Organization2 rangschikt depressie als de derde grootste mentale stoornis in de wereld en voorspelt dat dit de grootste mentale stoornis zal worden tegen 2030. In Nederland telt het CBS ruim een miljoen mensen met depressie.3 In een onderzoek van 2014 werden Nederlandse bewoners vanaf twaalf jaar geïncludeerd. De meeste depressies blijken voor te komen op middelbare leeftijd, namelijk tussen de veertig en vijftig jaar. Het CBS (2016) geeft aan dat een op de tien mensen binnen deze leeftijdscategorie aangegeven heeft depressief te zijn.

De Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM; 5e editie) beschrijft depressie als een stemmingsstoornis (American Psychiatric Association 2013: 93). Depressie wordt door Ogrodniczuk en Oliffe (2011: 153) omschreven als een mentale stoornis, waarbij de emotionele en psychosociale staat van een persoon negatief worden beïnvloed

(Ogrodniczuk & Oliffe 2011: 153). Symptomen van depressie zijn gevoelens van verdriet, moedeloosheid, angst en leegte (American Psychiatric Association 2013: 94). Deze

1Men’s Health, 2018, geraadpleegd op 19-01-2019:

https://www.menshealth.com.au/the-rock-opens-up-about-depression-interview

2WHO, 2017, geraadpleegd op 23-01-2019: https://www.who.int/mental_health/management/depression/en/ 3 CBS, 2016, geraadpleegd op 23-01-2019:

(5)

2 symptomen beïnvloeden het gedrag en de stemming van een persoon. Een depressie kan ervoor zorgen dat mensen interesse en energie verliezen in aspecten die voorheen veel

betekenis voor hen hadden, zoals bepaalde hobby’s en geliefden (Ogrodniczuk & Oliffe 2011: 153).

Een van de meest consistente bevindingen in het onderzoek naar depressie is de ‘gendergap’ (Van de Velde, Bracke & Levecque 2010: 305). Wereldwijd wordt depressie in hogere mate gediagnosticeerd bij vrouwen dan bij mannen. Hierbij wordt er gediagnosticeerd aan de hand van diagnostische criterium of via zelf-diagnose (Stoppard & Paisley 1987: 489). Mannen zouden volgens Branney & White (2008: 7) hierdoor in termen van depressie als een minority

patient group gezien worden. Vergeleken met mannen, komt depressie twee keer zoveel voor

bij vrouwen, waardoor het vaak als een ‘vrouwenziekte’ wordt gezien (Valkonen & Hänninen 2010: 160). Desalniettemin blijkt uit onderzoek dat mannen niet een betere mentale

gezondheid hebben dan vrouwen (Seidler et al. 2016: 107). Resultaten uit community surveys geven aan dat meer mannen depressie hebben dan wordt geconstateerd door

gezondheidsvoorzieningen (Branney & White 2008: 256). Bovendien zouden drie keer zoveel mannen dan vrouwen zelfmoord plegen (Oliffe et al. 2010: 987).

De uitspraak ‘echte mannen huilen niet’ zal bij velen bekend in de oren klinken. Noties van mannelijkheid zouden ten grondslag kunnen liggen aan hoe mannen omgaan met depressie en zouden de reden kunnen zijn waardoor zij minder hulp zoeken voor mentale problemen dan vrouwen (Branney & White 2008: 261). Depressie wordt vaak geassocieerd met de uiting van emoties, machteloosheid en zwakheid, die tegenovergesteld zijn aan wat wordt verwacht bij de notie ‘mannelijkheid’ (Oliffe et al. 2010: 987-988). Mannelijkheid wordt daarentegen vaak geassocieerd met sterk zijn, geen emoties tonen en controle hebben over het leven

(Ogrodniczuk & Oliffe 2011: 153). Daarnaast creëren dominante mannelijkheidsnormen binnen de samenleving een stereotype man, hetgeen bepaalt hoe een man zich zou moeten gedragen en moeten omgaan met depressie (Iwamoto et al. 2018: 1874). Hulp zoeken zou als ‘vrouwelijk’ gezien worden, waardoor mannen dit ervaren als een bedreiging voor hun

mannelijkheid en ervoor kiezen om signalen van depressie te negeren (Oliffe et al. 2010: 988; Valkonen & Hänninen 2012: 162, 177).

De centrale onderzoeksvraag van de onderzoeksstage luidde: ‘hoe beïnvloedt mannelijkheid

depressie?’ Tijdens het onderzoek werden er steeds grotere verschillen duidelijk binnen de

(6)

3 omgaan met depressie en mannelijkheid. Deze bevinding heeft ertoe geleid dat de etnische achtergrond van de respondenten is betrokken in dit onderzoek.

Dominante idealen, waarden en normen zijn cultureel bepaald (Jager, Mok & Berkers 2014: 86). Hierdoor is het mogelijk dat mannen binnen de multiculturele Nederlandse samenleving verschillend denken over wat mannelijkheid is, welk gedrag als geaccepteerd wordt gezien en hoe zij depressie kunnen en mogen uiten. Meerdere onderzoeken beargumenteren dat er sprake is van een ethnic gap. De ethnic gap verwijst volgens Dinh et al. (2012: 261) naar het verschijnsel dat mensen die behoren tot een etnische minderheidsgroep binnen een

samenleving vaak meer last hebben van mentale gezondheidsproblemen en hier minder behandeld voor worden dan de ‘inheemse’ bevolkingsgroep. Dit zou te maken hebben met culturele verschillen, een ‘niet-westers’ denkbeeld over psychosociale behandelingen (Suinn & Borrayo 2008: 646-647) en stigmatiserende processen (Oliffe et al. 2010: 988-989). De

ethnic gap is problematisch, omdat een groot aantal mensen geen effectieve hulp zou krijgen

en in sommige gevallen niet behandeld wordt voor hun depressie (Hahm et al. 2015: 260). Dit kan resulteren in langdurige symptomen en episoden van depressie.

Zowel de gendergap als de ethnic gap kunnen gerelateerd worden aan de sociale identiteit van mensen. De sociale identiteit bestaat volgens Mallinson en Popay (2007: 856-857) uit

meerdere identiteiten. De sociale identiteit bestaat uit de rollen die mensen vervullen binnen een samenleving. Hierbij gaat het om bij welke socioculturele groepen zij zich sterk

betrokken voelen. Al deze identiteiten kunnen het effect hebben dat de ene man op een andere manier omgaat met depressie dan de ander. Volgens Mallinson en Popay (2007: 857) wordt de sociale identiteit voornamelijk sterk beïnvloed door de culturele achtergrond en gender, maar ook door de sociaaleconomische status en woonomstandigheden. Een sterke associatie met de culturele achtergrond en gender kunnen de uiting en ervaring van depressie sterk beïnvloeden. Een sociale identiteit bevat bepaalde richtlijnen voor hoe mensen zich horen te gedragen en hoe zij met bepaalde situaties, zoals depressie, om kunnen gaan (Mallinson & Popay 2007: 857).

In de literatuur is onderzoek gedaan naar de relatie tussen mannelijkheid en depressie en de relatie tussen de etnische achtergrond en depressie. Alhoewel dit aspecten zijn die volgens Mallinson en Popay (2007: 857) hand in hand gaan, is dit naar mijn weten onvoldoende belicht in de wetenschappelijke literatuur en worden deze aspecten vaker afzonderlijk van elkaar onderzocht dan gezamenlijk. In dit onderzoek worden evenzeer het gender als de

(7)

4 etnische achtergrond van de respondenten als belangrijk geacht in de relatie tussen de sociale identiteit en depressie, aangezien deze elkaar kunnen beïnvloeden.

Onderzoeksvraag

In dit onderzoek wordt gekeken hoe de sociale identiteit de kijk op en omgang met depressie beïnvloedt. De onderzoeksvraag luidt als volgt: op welke manier speelt de sociale identiteit

een rol in de beleving en uiting van depressie bij mannen?

Alhoewel andere factoren, zoals de sociaaleconomische status en woonomstandigheden, de sociale identiteit beïnvloeden, wordt er binnen dit onderzoek gefocust op twee aspecten van de sociale identiteit: de mannelijke rol die een man aanneemt en de etnische groep waar een man zich mee associeert, aangezien dit volgens Mallinson en Popay (2007: 857) de twee belangrijkste factoren zijn die de sociale identiteit beïnvloeden.

Het doel van dit onderzoek is om bewust te worden van een male behavioral pattern binnen depressie en om dit beter te kunnen begrijpen (Seidler et al. 2016: 107). Door de sterke culturele invloeden op de sociale identiteit kan het zo zijn dat er verschillen bestaan tussen culturen in de omgang met en uiting van depressie, maar ook in hoe mannen mannelijkheid beschrijven en hoe dit depressieprocessen beïnvloedt. Het is daarom van belang om in een onderzoek naar depressie op de gendergap en de ethnic gap te focussen. Op deze manier kan de diagnose en behandeling van mannen met depressie verbeterd worden (Seidler et al. 2016: 107).

Leeswijzer

In het eerste hoofdstuk van deze scriptie wordt het theoretisch kader uiteengezet. Dit kader bevat theorieën met betrekking tot de sociale identiteit, de gendergap en de ethnic gap. Het tweede hoofdstuk beschrijft de onderzoeksmethoden die gebruikt zijn tijdens het onderzoek. Daaropvolgend komen de ethische overwegingen binnen dit onderzoek aan bod. Het vierde hoofdstuk analyseert de bevindingen uit de interviews en participerende observatie en het laatste hoofdstuk presenteert de discussie.

(8)

5

Theoretisch kader

Er zijn verschillende verklaringen waarom mannen gezien worden als een minority patient

group binnen onderzoeken naar depressie (Branney & White 2008: 7). In wat volgt wordt het

concept ‘sociale identiteit’ gebruikt om deze verschillende verklaringen te onderzoeken en begrijpen. Hierbij wordt de sociale identiteit in twee aspecten gesplitst: gender en de etnische achtergrond. Het genderaspect heeft betrekking op de gendergap en berust op de theorieën van hegemonic masculinity, de internalisatie van dominante richtlijnen van

mannelijkheidsnormen en afwijkende depressiesymptomen. Het etnische achtergrond-aspect heeft betrekking op de ethnic gap en berust op theorieën van de gevolgen van een

multiculturele samenleving, de ‘westerse’ en ‘niet-westerse’ verschillen in psychosociale behandelingen en stigmaprocessen. In dit onderzoek worden de begrippen ‘cultuur’ en de ‘etnische achtergrond’ als identiek gebruikt.

Sociale identiteit

De sociale identiteit kan de beleving van depressie van mannen sterk beïnvloeden (Mallinson & Popay 2007: 857). Hoe meer mensen zich identificeren met een socioculturele groep, hoe meer deze mensen volgens Chang et al. (2017: 19) zich zullen houden aan de waarden en normen binnen deze groep, wat het gevolg heeft dat deze waarden en normen een grote invloed hebben op hoe zij zich uiten in bepaalde situaties, zoals depressie. Deze benadering van sociale identiteit is volgens Chang et al. (2017: 19) behulpzaam bij het begrip van de culturele aspecten van depressie, zoals de uiting van en omgaan met depressie. Deze

benadering is gebruikt om het onderzoek vorm te geven en de resultaten van het onderzoek te analyseren.

De sociale identiteit van een mens, ook wel de ‘groepsidentiteit genoemd’, verwijst volgens Carter (2017: 284) naar een identiteit die wordt gedeeld met anderen in de groep waar mensen zich mee verbonden voelen. De sociale identiteit kan bijvoorbeeld een culturele groep zijn, het fan zijn van een voetbalclub, maar ook het gender van een mens. Binnen deze identiteit deelt iemand bepaalde waarden en normen met de groep die belangrijk worden geacht. Volgens Cruwys et al. (2015: 65) kan de groepsidentiteit een positief effect hebben op depressie, aangezien het gevoel van ergens bij horen steun, vriendschap en veiligheid kan bieden.

(9)

6 Bovendien is het horen bij een groep, a sense of belonging, volgens Jager, Mok en Berkers (2017: 205) een basisbehoefte van de mens. Het gevoel van saamhorigheid en ergens bij horen is van belang voor mensen. Volgens Chang et al. (2017: 18) is lid zijn van een sociale groep cruciaal voor het begrijpen van het zelf. De waarden en normen die mensen belangrijk vinden ontlenen zij in vele gevallen aan de gedeelde waarden en normen in de sociale groep waar zij zich mee associëren. Een sterke verbintenis met een sociale groep staat volgens Chang et al (2017: 18) gelijk aan de internalisatie van de waarden en karakteristieken van de groep. Dit houdt in dat de identiteit van de groep eigen worden gemaakt. Jager, Mok en Berkers (2017: 205) beschrijven daarnaast in hun boek een Amerikaans onderzoek, waaruit is gebleken dat het antwoord op de vraag ‘wie ben ik?’ vaker gerelateerd wordt aan de sociale identiteit dan aan persoonlijke karakteristieken. Dit wijst erop dat de identiteit van iemand eerder gebaseerd is op sociale bindingen, dan op unieke, persoonlijke eigenschappen (Jager, Mok & Berkers 2017: 206). Het gevolg hiervan kan zijn dat mensen eerder aan de

groepsstandaarden willen voldoen en dat zij, als resultaat, geneigd zijn hun persoonlijke behoeften negeren.

Verandering in de sociale identiteit

Ergens bij horen is volgens de bovenstaande theorieën een essentieel aspect van de sociale identiteit. Als dit gevoel wordt verstoord of verdwijnt, neemt de kans op depressie toe. Carter (2017: 283) beschrijft in zijn onderzoek dat een verandering in de sociale identiteit zowel positieve als negatieve gevolgen kan hebben. Een positief gevolg van verandering is

bijvoorbeeld een promotie op werk, trouwen met een partner en de afronding van een studie. Deze gebeurtenissen hebben een positieve invloed op het welzijn. Negatieve veranderingen, zoals het verliezen van een partner of baan, kunnen een negatieve invloed hebben op iemands welzijn. Carter (2017: 292) beargumenteert daarnaast dat hoe heviger de negatieve

verandering ervaren wordt, hoe groter de kans op depressie is. Bovendien veronderstelt Carter (2017: 283) dat een grote verandering in de sociale identiteit ervoor kan zorgen dat iemands identiteit niet meer stabiel is. Carter (2017: 284) beschrijft dit proces als: “how self-meanings

that define an identity become redefined over time.” Dit kan het gevolg hebben dat mensen

eerder aan zichzelf gaan twijfelen over wie zij zijn. Door de grote veranderingen hebben ze meer moeite om zichzelf te accepteren.

Net als hoe negatieve veranderingen en ervaringen een hogere kans op depressie creëren, kan depressie ook negatieve veranderingen en ervaringen met zich mee brengen die invloed

(10)

7 hebben op de identiteit van een mens (Cheever 2000: 347). Cheever (2000: 347-348) geeft aan dat veel mensen zich niet meer zichzelf voelen tijdens of na een depressieve episode. Niet alleen het gedrag en de houdingen zouden veranderen, maar de gehele persoonlijkheid zou beïnvloed worden door een depressie. De dominantie van depressie zou hierbij iemand ervan weerhouden om compleet zichzelf te zijn (Cheever 2000: 348).

In de volgende twee hoofdstukken binnen het theoretisch kader worden de theorieën over de

gendergap en de ethnic gap uiteengezet. Hierbij worden het gender en de etnische

achtergrond van een man als sociale identiteit behandeld, aangezien een sterke associatie met beide groeperingen het gevolg kan hebben dat mannen verschillend omgaan met depressie.

Hegemonic masculinity

Gendergap

De cijfers binnen de gezondheidszorg tellen minder mannen met depressie dan volgens Branney en White (2008: 256) eigenlijk waar is. De resultaten van meerdere onderzoeken laten zien dat er aanzienlijk meer mannen zijn met depressie dan bekend is in de

gezondheidszorg. Deze mannen krijgen volgens Hahm et al. (2015: 260) in vergelijking met vrouwen vaak niet de juiste hulp om hun depressie te behandelen. De literatuur wijst naar noties van hegemonic masculinity om de discrepantie tussen de cijfers van de

gezondheidszorg en de onderzoeken, maar ook de gendergap, te kunnen verklaren.

Meerdere onderzoeken beargumenteren dat mannen anders omgaan met depressie dan

vrouwen, namelijk op een ‘mannelijke’ manier. Dit zou te maken hebben met de ‘masculiene’ normen die gelden in de maatschappij (Valkonen & Hänninen 2012: 161). Deze normen worden ook wel ‘hegemonic masculinity’ genoemd. Hegemonic masculinity is een sociaal geconstrueerd concept en kan worden omschreven als de manier waarop een man zich in een bepaalde samenleving hoort te gedragen, aan de hand van gestructureerde waarden, normen en gedragsregels. Het concept verwijst hier naar een bepaald ideaalbeeld van een man (Valkonen & Hänninen 2012: 161).

Volgens Valkonen en Hänninen (2012: 161) bestaat het ideaalbeeld van mannelijkheid uit bepaalde eigenschappen, zoals dat de man de broodwinnaar is, hard moet werken, geen emoties mag tonen en onafhankelijk moet zijn. Oliffe et al. (2010: 988) beschrijven dominante idealen van mannelijkheid als een man die symptomen van stress en depressie

(11)

8 negeert, omdat gehoor geven aan deze symptomen hem een zwakke man zou maken (Oliffe et al. 2010: 987-988). Deze normen worden afgeleid van de genderrollen die worden

toegeschreven aan mannen en vrouwen. “Gender kan worden omschreven als het culturele verschil tussen een man en een vrouw, hetzij gebaseerd op de biologische verschillen tussen een man en een vrouw” (Connell & Pearse 2015: 10). Volgens Branney en White (2008: 258) zit gender niet geïmplementeerd in een persoon, maar uit het zich in een lens waardoor mensen naar zichzelf en anderen kijken.

Internalisatie van dominante richtlijnen van mannelijkheid

De bovenstaande theorie beweert dat er ideaalbeelden bestaan van een man. Genuchi en Valdez (2015: 149-150) beargumenteren daarnaast dat mannen die in hogere mate deze dominante richtlijnen van mannelijkheid volgen, meer kans hebben op psychologische stress en depressiesymptomen. Deze dominante richtlijnen zijn vaak idealistisch opgesteld,

waardoor het bijna onmogelijk is om deze perfect uit te voeren. Dit kan stress en druk met zich meebrengen. Daarbij hebben dominante mannelijke eigenschappen, zoals sterk zijn en de onderdrukking van emoties, een negatieve impact op de omgang met depressie (Iwamoto et al. 2018: 1875) en op hulp zoeken voor psychologische problemen (Seidler et al. 2016: 107).

Gender maakt volgens Burn, Aboud en Moyles (2000: 1082) een groot deel uit van de identiteit en de sociale identiteit en kan hierdoor een belangrijke rol spelen in hoe mensen depressie ervaren. Burn, Aboud en Moyles (2000: 1082) beargumenteren daarbij dat gender de manier waarop een mens zichzelf ziet, sterk beïnvloedt en stellen dat hoe meer een man waarde hecht aan zijn lidmaatschap van de ‘mannelijke groep’, hoe meer hij zich zal houden aan de aspecten die belangrijk worden geacht binnen deze groep (Burn, Aboud & Moyles 2000: 1083). Een sterke verbintenis met het ‘man-zijn’ zou er hierdoor op kunnen wijzen dat ook de manier waarop een man met depressie omgaat en dit uit, worden beïnvloed door het genderaspect van de sociale identiteit.

De gedachten en gevoelens die mensen hebben bij een man of een vrouw zijn volgens Connell en Pearse (2015: 83) altijd gebaseerd op een systeem van understandings en dominante ideeën binnen een samenleving. Wanneer baby’s worden geboren, worden zij direct gelabeld als man of vrouw, met de daarbij bijbehorende normen en verwachtingen. Jongetjes krijgen vaak blauwe kleren aan, krijgen speelgoedpistolen en wordt agressief en ruw gedrag geaccepteerd. Meisjes krijgen daarentegen roze kleding aan, spelen met poppen

(12)

9 en make-up en moeten juist rustig en beleefd gedrag vertonen (Connell & Pearse 2015: 96). Dit geeft aan dat mensen vanaf kleins af aan genderrollen worden aangeleerd door processen van socialisatie.

Van sociale rolmodellen, zoals ouders, leraren en leeftijdsgenoten, leren kinderen op een jonge leeftijd de verwachtingen omtrent genderrollen. Daarnaast leren ze dat ze positief beoordeeld worden als ze aan de verwachtingen van de gendernormen voldoen en dat ze negatief worden beoordeeld als ze afwijkend gedrag vertonen. Op deze manier worden gendernormen en verwachtingen geïnternaliseerd (Connell & Pearse 2015: 97). Een man kan bijvoorbeeld vanuit zijn jeugd mannelijkheid associëren met kenmerken zoals sterk zijn en zwijgen over emoties, en kan deze normen geïnternaliseerd hebben als deel van zijn identiteit (Branney & White 2008: 6). Het gevolg hiervan kan zijn dat de man zwijgt over zijn emoties tijdens depressies, omdat dit op een jonge leeftijd is geïnternaliseerd.

De ‘ongewone’ mannelijke depressiesymptomen

Dominante richtlijnen van mannelijkheid en een sterke associatie met het ‘man-zijn’ kan vanaf een jonge leeftijd aangeleerd zijn, waardoor het kan voorkomen dat mannen op een ‘mannelijke’ manier omgaan met een depressie. Een andere verklaringen voor de discrepantie die te zien is in de cijfers van mannen en vrouwen met een depressie kan zijn dat een vrouw zijn een risicofactor is in de ontwikkeling van een depressie (Genuchi & Valdez 2015: 149). Hierbij zou het zijn van een man een beschermingsfactor zijn. Dit heeft volgens Emslie et al. (2006: 2247) te maken met de vrouwelijke eigenschappen van depressie, zoals emoties tonen. Mannen zouden minder snel vrouwelijke eigenschappen tonen, waardoor er werd

aangenomen dat mannelijke normen, zoals sterk zijn, beschermfactoren zijn tegen depressie. Dit argument lijkt verworpen te worden op het moment dat er getoetst wordt op de

‘mannelijke variant’ van depressie, die vaak wordt beïnvloed door hegemonic masculine

norms en niet volledig wordt gedekt door de standaardsymptomen van depressie (Genuchi &

Valdez 2015: 149). De meeste symptomen die volgens Branney & White (2008: 257) bij vrouwen tijdens de behandeling voor depressie naar voren komen, zijn piekeren,

eenzaamheid, verlies van eetlust, machteloosheid en gewichtstoename. Branney en White (2008: 257) geven aan dat deze symptomen vooral voorkomen bij het algemene diagnostische criterium voor depressie, zoals beschreven in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental

Disorders (DSM). De symptomen bij mannen blijken grotendeels af te wijken van dit

(13)

10 druk, een kort lontje, het gevoel dat ze zelf problemen moeten kunnen oplossen en zouden meer alcohol en drugs gebruiken tijdens lastige periodes (Branney & White 2008: 257; Nadeau, Balsan & Rochlen 2016: 333). De afwijking van het standaardcriterium kan ervoor zorgen dat mannen minder behandeld worden voor depressie, aangezien de symptomen vaak niet herkend worden als depressiesymptomen (Nadeau, Balsan & Rochlen 2016: 328, 333). Nadeau, Balsan en Rochlen (2016: 328) beschrijven een onderzoek waaruit is gebleken dat er evenveel mannen als vrouwen voldoen aan de criteria voor depressie op het moment dat zowel de algemene en de ongewone, mannelijke symptomen worden meegenomen in de beoordeling.

Valkonen en Hänninen (2012: 167) beargumenteren bovendien dat depressie minder vaak bij mannen wordt geregistreerd, omdat depressie een bedreiging zou zijn voor hun

mannelijkheid, waarbij zij hun status als man kunnen verliezen of zich niet meer kunnen gedragen volgens de richtlijnen van de dominante normen. Het gevolg hiervan is vaak dat mannen hun depressie ontkennen of maskeren om hun mannelijkheid niet te beschadigen (Emslie et al. 2006: 2247). Volgens Apesoa-Varano, Barker en Hinton (2018: 158) leidt dit vaak tot ‘zelfmedicatie’, zoals alcohol- en drugsgebruik, maar ook tot dat ze geen hulp zoeken voor hun depressie. Mannen zouden vooral afleiding zoeken in bijvoorbeeld sport of werk, onderdrukken bewust of onbewust elke emotie, praten zichzelf uit hun depressie, of isoleren zichzelf (Oliffe et al. 2010: 988).

Als een man zich sterker identificeert met hegemoniale mannelijke normen, het genderaspect van de sociale identiteit, is er een stijgende lijn te zien in het maskeren en ontkennen van een depressie. Deze mannen zouden hun depressieve klachten eerder omzetten in agressiviteit, boosheid en emotionele onderdrukking (Nadeau, Balsan & Rochlen 2016: 328, 333). Dit zorgt er volgens Oliffe et al. (2010: 988) voor dat depressie nog meer wordt gezien als

vrouwenziekte. Het maskeren van de depressie kan leiden tot hevigere episoden van depressie en vergroot de kans op zelfmoord. Volgens Oliffe et al. (2010: 987) is dit terug te zien aan de zelfmoordcijfers van mannen, die drie keer hoger zijn dan die van vrouwen.

Ethnic gap

De etnische achtergrond van een man is volgens Mallinson en Popay (2007: 857) een essentieel aspect van de sociale identiteit, waardoor de etnische achtergrond een sterke invloed kan hebben op de manier waarop een depressie geuit wordt en hoe hier hulp voor

(14)

11 wordt gezocht (Hahm et al. 2015: 260; Dinh et al. 2012: 261). Dit zou te maken hebben met culturele verschillen, stigmatiserende processen en ‘niet-westerse’ handelswijzen.

De multiculturele Nederlandse samenleving

Nederland kan worden omschreven als een multicultureel land. Het CBS4

(2019) telde tot 1

januari 2018 zo een zeventien miljoen mensen, waarvan bijna vier miljoen met een

migratieachtergrond. Deze vier miljoen mensen zijn of zelf in het buitenland zijn geboren of hebben tenminste één ouder hebben die in het buitenland geboren is (CBS 2019). Mensen met een migratieachtergrond in Nederland komen vanuit de hele wereld en maken volgens het CBS (2018) 23% uit van de Nederlandse bevolking.

De samenkomst van diverse culturen kan aan de ene kant voor verrijking zorgen, maar kan aan de andere kant de kans op mentale gezondheidsproblemen, zoals depressie, vergroten (Simich, Maiter & Ochocka 2009: 254). Migranten komen vaak terecht in een vreemd land, met een vreemde taal, waar de gebruiken anders kunnen zijn dan in het land van herkomst. De aanpassing van de eigen levensstijl aan die van de bewoners van het migratieland, in de antropologie ‘adaptation’ genoemd, bestaat uit dynamische processen zoals wennen aan de nieuwe cultuur en regels, maar ook het overwinnen van moeilijkheden die de sociale integratie belemmeren (Simich, Maiter & Ochocka 2009: 253-254).

De moeilijkheden die tijdens het adaptatieproces ervaren kunnen worden, kunnen volgens Simich, Maiter en Ochocka (2009: 254) voor mentale gezondheidsproblemen zorgen. Simich, Maiter en Ochocka (2009: 258) noemen dit ‘social liminality’. Dit concept verwijst naar processen binnen migratie, waarbij mensen zichzelf aanpassen aan de nieuwe cultuur, maar blijven hangen in dit proces. Social liminality heeft daarbij betrekking op het hanteren van twee verschillende culturen, wat Simich, Maiter en Ochocka (2009: 259) een hybrid cultural

reality noemen. Veel migranten zouden zich in twee verschillende culturen bevinden, maar

zich in geen van beiden thuis voelen. Als de sense of belonging wegvalt, kan dit voor mentale stress soms depressie zorgen. Social liminality heeft volgens Simich, Maiter en Ochocka (2009: 259) een negatieve invloed op de identiteit van mensen en hoe zij naar zichzelf en de kwaliteit van het leven kijken.

(15)

12 Een antwoord op social liminality zou cultural negotiation kunnen zijn. In het onderzoek van Simich, Maiter en Ochocka (2009: 260) wordt dit concept gedefinieerd als een proces waarbij de migrant een balans zoekt tussen de adaptatie aan de gastcultuur en het behouden van de cultuur van herkomst. Hierbij draait het vooral om de afweging van welke aspecten van de cultuur van herkomst behouden kunnen worden en welke aspecten van de gastcultuur overgenomen moeten worden om de aanpassing aan de gastcultuur zo compleet mogelijk te maken. De balans van culturen en de aanpassing aan de gastcultuur zouden positief zijn voor de mentale gezondheid. De aanpassing aan de gastcultuur betekent vaak dingen vanuit een ander perspectief bekijken en nieuwe waarden en normen zich eigen maken. Hiermee kunnen belemmeringen in het aanpasproces worden weggenomen, wat kan leiden tot meer rust. Als iemand zich niet kan aanpassen aan de gastcultuur, is de kans op social liminiality en mentale gezondheidsproblemen groter (Simich, Maiter & Ochocka 2009: 261).

De culturele sociale identiteit

De etnische achtergrond is volgens Mallinson en Popay (2007: 857) een van de belangrijkste aspecten van de sociale identiteit. Volgens Chang et al. (2017: 19) speelt de cultuur waarmee iemand zich sterk verbonden voelt een grote rol in de wijze waarop mensen depressie ervaren en uiten. De cultuur zou daarnaast ook van invloed zijn op welke waarden en normen iemand belangrijk vindt en kan op deze wijze het gedrag en de gevoelens beïnvloeden (Chang et al. 2017: 29). Dit kan ervoor zorgen dat de manieren waarop depressie ervaren worden, sterk uiteenlopen. De invloeden van de contextuele cultuur, taal en samenleving waarin iemand zich bevindt, zijn daarom volgens Nichter (2010: 407) van belang om te onderzoeken.

Depressie is volgens deze richtlijnen dus niet alleen iets persoonlijks en intrinsieks, maar kan tegelijkertijd ook rusten op socio-structurele problemen. De manier waarop mannen

gevoelens van depressie ervaren en uiten, zijn volgens Nichter (2010: 407) cultureel bepaald. De manier waarop iets beleefd wordt, is volgens Good (1994: 139) “cultural to the core”. Alles wat mensen doen, ervaren en begrijpen wordt ontleend aan hun cultuur.

De culturele invloeden op de sociale identiteit zijn richtlijnen om te volgen in bepaalde situaties en omstandigheden. Ook beïnvloeden deze het referentiekader van mensen. Een referentiekader is volgens Jager, Mok en Berkers (2017: 19): “de kennis, verklaringen en oordelen met betrekking tot hun (sociale) omgeving.” Het referentiekader bezit

levenservaringen die geleidelijk worden opgebouwd door de opvoeding, het onderwijs en de groepen en netwerken waar mensen deel van uitmaken, zoals culturele groepen. Deze

(16)

13 levenservaringen bieden houvast in (sociale) situaties en omstandigheden. Referentiekaders kunnen sterk variëren, maar kunnen ook overlappen als mensen lid zijn van dezelfde

groepering. Zo zijn er gemeenschappelijke ervaringen van verschillende mensen uit

verschillende groepen. Jager, Mok en Berkers (2017: 20) noemen dit de ‘sociale bril’ of de ‘culturele lens’. Mensen uit dezelfde groepen kunnen hierdoor in dezelfde situatie hetzelfde denken of deze hetzelfde ervaren. Op het gebied van depressie kan het hierdoor voorkomen dat mannen als groep anders denken en handelen met betrekking tot depressie dan vrouwen. Volgens Mallinson en Popay (2007: 857-858) geven meerdere onderzoeken aan dat de manier waarop verschillende sociaal-culturele groepen mentale gezondheidsproblemen begrijpen en uiten sterk kunnen variëren. Echter, deze verschillen kunnen ook sterk variëren binnen sociale groepen.

Stigma

Een verklaring van de ethnic gap berust volgens Weiss et al. (2001: 72) op stigmatiserende processen. Tot op heden speelt stigma een kenmerkende rol op het alledaagse beeld van depressie. Chang et al. (2017: 17-18) geven daarbij aan dat stigmatiserende processen vaker zouden voorkomen bij mensen met een migratieachtergrond dan bij mensen zonder

migratieachtergrond. Een stigma kan worden omschreven als een: “characteristic of persons

that is contrary to a norm of a social unit where a ‘norm’ is defined as a shared belief that a person ought to behave in a certain way at a certain time” (Link & Phelan 2001: 365). Deze

eigenschap wordt vaak negatief beoordeeld in een bepaalde context, waardoor mensen met deze eigenschap ook gedevalueerd worden (Link & Phelan 2001: 365). Mensen met een migratieachtergrond zouden dan ook eerder fysieke klachten benoemen dan mentale klachten om een label van mentale stoornis of ziekte te voorkomen (Chang et al. 2017: 17-18).

Bovendien zouden mannen volgens Oliffe et al. (2016: 303) eerder moeite hebben met een stigma dan vrouwen, omdat zij zich sneller bekritiseerd zouden voelen. Daarbij tonen de resultaten van het onderzoek van Kennedy (2018: 336-337) aan dat mannen met depressie zich eerder druk maken om wat anderen van hen denken. Depressie wordt gezien als een vorm van zwakte, ongewenste afwijking op de werkvloer en als boosdoener die een volledige participatie in de maatschappij belemmert (Kennedy 2018: 338). Veel mannen zouden zich hierdoor opgelaten en beoordeeld voelen als zij hulp zouden zoeken voor hun mentale stoornis (Oliffe et al. 2016: 307-308).

(17)

14 Uit de onderzoeken van Link en Phelan (2001: 369, 374) en Gulliver, Griffiths en Christensen (2010: 117) blijkt dat veel mensen personen met een mentale stoornis classificeren als

gevaarlijk, minder intelligent en onbetrouwbaar, waardoor zij liever uit hun buurt blijven. Deze wij-zijverhouding wordt versterkt als de ziekte wordt toegeschreven aan de identiteit van een persoon. Een voorbeeld hiervan is een persoon die kanker ‘heeft’. Dit is nog steeds een persoon die bij de ‘wij’-groep hoort, maar die pech heeft gehad getroffen te zijn door een ziekte (Link & Phelan 2001: 370). Echter, een persoon ‘is’ depressief of schizofreen. Dit geeft aan dat de mentale stoornis een deel is van zijn identiteit, waardoor hij uitgesloten wordt van de ‘gezonde wij’. Het gevolg hiervan is een verlies van status, waarbij mensen met een mentale stoornis vaker vermeden worden door vrienden en op de, waardoor er een disabling

environment ontstaat. Mensen met een mentale stoornis worden hierdoor tegengehouden om

volledig te participeren in de samenleving (Link & Phelan 2001: 372-373).

Niet alleen de perceived depression stigma, de manier waarop anderen depressie in iemand stigmatiseren, kan een negatieve invloed hebben op iemand met een mentale stoornis, maar ook de personal depression stigma, de eigen stigmatiserende gevoelens en gedachten. Gevoelens van schaamte en een verlies van zelfvertrouwen kunnen mensen met depressie voorzichtig maken om hulp te zoeken (Gulliver, Griffiths & Christensen 2010: 117).

Stigmatiserende processen kunnen volgens de bovenstaande theorieën vooral mannen met een migratieachtergrond ervan weerhouden de juiste hulp te verkrijgen voor depressie. Simich, Maiter en Ochocka (2009: 263) beargumenteren daarnaast dat mentale gezondheidsproblemen in sommige culturen weinig tot niet worden besproken. Er lijkt een taboe op mentale

gezondheidsproblemen te zijn. Een taboe verwijst volgens Jager, Mok en Berkers (2014: 97) naar een specifiek verbod, waarbij wordt geacht hier niet over te spreken. De taboes die gelden binnen een cultuur kunnen er ook voor zorgen dat veel mentale gezondheidsproblemen onbesproken blijven. Dit kan als gevolg hebben dat problemen worden onderdrukt of

nauwelijks worden besproken. De kans op adequate en effectieve hulp voor depressie kan hierdoor afnemen (Simich, Maiter & Ochocka 2009: 263-264).

Westerse versus niet-westerse behandelingen

De ethnic gap bestaat volgens Suinn en Borrayo (2008: 646) omdat mensen uit een etnische minderheidsgroep minder behandeld worden voor hun mentale gezondheidsproblemen dan mensen zonder migratieachtergrond. Een van de redenen hiervoor is volgens Suinn en

(18)

15 Borrayo (2008: 646-647) dat de behandelingen en instrumenten die binnen de zorg worden toegepast in de meeste gevallen zijn gericht op westerse waarden en normen en dat de behandelaars niet goed op de hoogte zijn van de praktijken en behandelingen in andere culturen. Volgens de onderzoekers is dit gebaseerd op de westerse psychotherapie, waarin individualisme vooropstaat en het idee bestaat dat theorieën en behandelingen over de hele wereld toegepast kunnen worden (Suinn & Borrayo 2008: 646-647). Het individualisme versus collectivisme verwijst naar de theorie dat westerse mensen eerder individueel problemen en conflicten oplossen, terwijl ‘niet-westerse’ mensen dit vaker delen met de familie of sociale groep waar zij deel van uitmaken (Suinn & Borrayo 2008: 646-647). Uit het onderzoek van Storck, Csordas en Strauss (2000: 572) blijkt ook dat ‘niet-westerse’ mensen eerder hulp zoeken binnen hun religie voor hun mentale gezondheidsproblemen. Zij zien dit vaak als een waardevolle toevoeging aan de westerse medische behandelingen (Storck, Csordas & Strauss 2000: 591). De invloed van religie wordt volgens Storck, Csordas en Strauss (2000: 573) vaak achterwegen gelaten binnen standaard klinische behandelingen voor mentale gezondheidsproblemen, terwijl dit volgens hen juist nuttig kan zijn tijdens de

behandelingen.

Onderzoeksmethoden en data-analyse

In dit onderzoek is gebruikgemaakt van kwalitatieve onderzoeksmethoden, namelijk participerende observaties en open interviews. Daarnaast is er onderzoek gedaan naar

literatuur om een theoretisch kader te vormen. Om de verkregen data van de respondenten te analyseren, is gebruikgemaakt van de interpretative phenomenological analysis.

Locatie

Het onderzoek heeft drie maanden geduurd en heeft plaatsgevonden bij een steunpunt voor mentale gezondheid in Den Haag. Dit steunpunt is een onafhankelijke stichting die

gefinancierd wordt door gemeente Den Haag, waar mensen met een psychische

kwetsbaarheid informatie, steun en hulp kunnen krijgen voor hun mentale gezondheid. Het steunpunt heeft meerdere begeleiders die de vrijwillige, ervaringsdeskundige hulpverleners coachen bij anderen helpen op verschillende vlakken, zoals behandeling, financiën, werken en wonen. De vrijwilligers hebben zelf ervaring hebben met mentale gezondheidsproblemen en de ggz, waardoor zij een goed inlevingsvermogen hebben en vanuit eigen ervaringen en perspectieven kunnen handelen. De drempel om ondersteuning te krijgen van dit steunpunt is

(19)

16 laag, aangezien de ondersteuning gratis is, mensen kunnen binnenlopen zonder een afspraak en er geen professionele diagnose noodzakelijk is.

Respondenten

De onderzoekspopulatie die centraal staat in dit onderzoek zijn mannen binnen het steunpunt tussen de 38 en 58 jaar oud, die professioneel of zelf gediagnosticeerd zijn met depressie. De voornaamste reden dat ook mannen met een zelfdiagnose zijn betrokken in dit onderzoek, is omdat niet elke man toegang heeft tot gezondheidsvoorzieningen of de voorzieningen niet even eenvoudig vindt te benaderen.

In totaal zijn er elf respondenten geïnterviewd binnen het steunpunt. De respondenten zijn geworven door middel van mijn netwerk bij het steunpunt. In de drie dagen per week dat ik aanwezig was, ging ik in gesprek met bezoekers om hun hulpvragen te beantwoorden. Hierna introduceerde ik mijn onderzoeksonderwerp of dit kwam tijdens het gesprek ter sprake en ik vroeg hen of ze wilden participeren in het onderzoek. De selectie van de respondenten is hierbij niet beïnvloed door hun etnische achtergrond. De respondenten moesten wel depressief (geweest) zijn om te kunnen deelnemen aan het onderzoek.

Literatuurstudie

Voorafgaand aan het veldwerk, is een literatuurstudie uitgevoerd. Hierbij zijn verschillende bronnen geraadpleegd, zoals wetenschappelijke artikelen, boeken en websites, om een theoretisch kader te vormen.

Participerende observatie

Tijdens het veldwerk heb ik een groot deel van mijn aanwezigheid ingevuld met participerende observatie. Fine (2015: 530) beschrijft participerende observatie als een methode waarbij de onderzoeker de cultuur en structuur van een bepaalde groep mensen bestudeert, door deel uit te gaan maken van deze groep.

Als onderzoeker ben ik deel uit gaan maken van het hulpverlenersteam van het steunpunt. Dit houdt in dat ik gesprekken voerde met bezoekers om hun hulpvragen te beantwoorden, maar ook om over persoonlijke interesses te praten. Ook heb ik de bezoekers geobserveerd op momenten dat zij in gesprek waren met andere bezoekers en vrijwilligers van het steunpunt. Tijdens deze gesprekken is vooral gelet op de onderwerpen van de gesprekken, de manier waarop zij reageerden als hun problemen besproken werden in een open ruimte en op de

(20)

17 reactie van bezoekers als een stagiaire zoals ik aan het gesprek wilde deelnemen. Uit deze observaties viel op dat alleen vrouwen mijn deelname aan het gesprek hebben geweigerd. Mannen leken hier minder moeite mee te hebben. Daarbij leken vrouwen zich ook

ongemakkelijker te voelen op het moment dat de vrijwilliger hard sprak over hun problemen, waarbij er een aantal keer is gevraagd het volume van de stem te verlagen. Dit is bij één man geobserveerd.

Veel bezoekers kenden elkaar bij naam en praatten bij wanneer zij elkaar zagen met een kop koffie of thee. Ook werd mijn rol als onderzoeker binnen het steunpunt steeds bekender, waardoor ik vaak werd betrokken in gesprekken tussen bezoekers. Deze gesprekken

resulteerden regelmatig in een introductie van het scriptieonderwerp, waarin zowel mannen als vrouwen zich vaak konden vinden in de stereotype relatie tussen mannen en depressie.

Tijdens de observaties had ik te allen tijde een notitieblok paraat gehad om mijn ervaringen, gedachten en merkwaardige situaties op te schrijven. Deze methode zorgt voor ‘personal

witnessing’ en gedetailleerde data, waardoor er een krachtiger beeld geschept kan worden van

gebeurtenissen (Fine 2015: 530). Mijn eigen ervaringen en gedachten heb ik tijdens het veldwerk besproken met mijn begeleider bij het steunpunt en andere vrijwilligers, om zo tot een beter beeld te komen van de ervaringen.

Interviews

Om een diepgaand beeld te schetsen van op welke manier mannelijkheid en de culturele achtergrond een rol spelen in de beleving en omgang met depressie zijn er open interviews afgenomen, die minimaal een uur duurden. De interviews waren zodanig open dat de mannen hun eigen verhaal konden vertellen. Op deze manier zijn betekenissen, meningen en

ervaringen verworven die van belang zijn voor de respondenten. Ondanks dat de interviews open van structuur waren, is het gesprek bijgestuurd door bepaalde onderwerpen aan te kaarten indien dit nodig was voor de relevantie van het onderzoek.

Een centraal onderwerp van de interviews was depressie. De interviews leidden al gauw naar wat de respondenten onder depressie verstonden, hoe zij dit ervaren en hoe dit van invloed is op hun mentale staat en sociale omgeving. Verder zijn de respondenten gevraagd of en hoe zij hulp hebben gezocht voor hun depressie. Een ander centraal onderwerp was mannelijkheid. Toen de respondenten eenmaal een idee hadden wat mannelijkheid voor hen betekende, is

(21)

18 doorgevraagd naar hoe dit een rol speelt in hun dagelijks leven, maar ook in hoe zij depressie ervaren hebben of hoe zij hier hulp voor hebben gezocht. De respondenten vonden het lastig om ‘mannelijkheid’ te definiëren. Aan de ene kant is ‘mannelijkheid’ iets waar de meeste respondenten niet veel over nadenken in het dagelijks leven en aan de andere kant is het volgens hen iets wat verschillend is voor iedereen, waardoor de respondenten tijd nodig hadden om het concept te definiëren. Tijdens de interviews is ook de etnische achtergrond van de respondenten ter sprake gebracht. Hierbij is vooral gefocust op hun opvoeding en hoe zij hebben geleerd om met psychische en sociale problemen om te gaan.

In de eerste aantal interviews kwamen ook aspecten van de identiteit naar voren. De meeste respondenten benoemden een laag zelfbeeld. Het feit dat respondenten uit zichzelf

identiteitsaspecten benoemden, laat het belang zien van de identiteit in de ervaring van depressie. Dit is de reden dat deze identiteitsaspecten ook zijn verwerkt in latere interviews. Er is vooral gevraagd naar het zelfbeeld van de respondenten, het zelfvertrouwen, maar ook of zij mannelijkheid en hun etnische achtergrond als een essentieel deel van hun identiteit

beschouwen en of dit eventuele gevolgen heeft gehad voor hoe zij betekenis hebben gegeven aan hun depressie.

Analyse

Om alle verkregen data te analyseren en een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag, is gebruikgemaakt van een interpretative phenomenological analysis (IPA). De IPA wordt vooral binnen kwalitatief onderzoek gebruikt om de verkregen data te analyseren (Smith & Shinebourne 2012: 73). Binnen de IPA wordt er vooral gefocust op de lived experience en hoe mensen betekenis geven aan verschillende aspecten in hun leven. Volgens Smith en

Shinebourne (2012: 73) bevat IPA drie belangrijke normen: phenomenology, hermeneutics en

idiography. Phenomenology draait om de human lived experience, waarbij de persoonlijke

betekenissen, meningen en gevoelens die mensen beschrijven, cruciaal zijn. De persoonlijke betekenissen zorgen ervoor dat een onderzoek zo min mogelijk geleid wordt door bestaande vooroordelen van de onderzoeker. Alhoewel, de data van de respondenten worden

geïnterpreteerd door de onderzoeker, waardoor deze niet helemaal los kunnen staan van zijn oordeel. Dit is de tweede norm van IPA, hermeneutics (Smith & Shinebourne 2012: 73). Als laatste veronderstellen Smith en Shinebourne (2012: 74) dat IPA een idiographic approach is. Dit betekent dat het verhaal van elke respondent nauwkeurig bekeken en besproken wordt. Daarna wordt er gekeken of er een patroon te zien is in de verkregen data.

(22)

19

Phenomenology is volgens Knibbe en Versteeg (2008: 48) binnen de medische antropologie

een veel gebruikte methode om de verkregen data te analyseren. Er is voor een

phenomenological approach heb gekozen omdat phenomenology de nadruk legt op de

culturele leefwereld van de respondent. Het is volgens Toombs (1995: 10) een methode die de dagelijkse leefwereld van mensen beschrijft. Deze leefwereld bestaat uit de waarden en normen die voor mensen van belang zijn. Vanuit deze leefwereld kennen mensen betekenissen toe aan dingen, waardoor zij zelf een realiteit creëren, gebaseerd op hun persoonlijke ervaringen. Volgens Appelrouth en Edles (2008: 544) is het hierdoor

noodzakelijk om de sociale en culturele context van een mens te includeren op het moment dat de betekenisgeving van een mens wordt onderzocht. In dit onderzoek staat de sociale identiteit van de respondenten centraal, waarbij onderzocht wordt welke persoonlijke betekenis zij geven aan depressie en hoe zij hiermee omgaan. Daarbij wordt er in dit

onderzoek rekening gehouden met hun referentiekader, hun ‘leefwereld’. De hermeneutische processen van deze methode maken mij als onderzoeker bewust van mijn eigen interpretaties, aangezien het gehele onderzoek gebaseerd is op de betekenisgeving van de respondenten. Om de data te kunnen interpreteren, zijn alle interviews opgenomen en getranscribeerd. Daarbij was het labelen en coderen van de informatie cruciaal. Zo konden bepaalde verbanden gelegd worden tussen verschillende onderwerpen. De labels en codes zijn noodzakelijk om eventuele patronen te kunnen ontdekken (Smith & Shinebourne 2012: 77).

Ethische overwegingen

De onderzoekspopulatie betreft mannen met een stoornis, depressie. Dit is een onderwerp dat zwaarbeladen, emotioneel en taboe kan zijn voor veel mensen, waardoor het van belang was om rekening te houden met de gevoelens en mentale staat van de respondenten. De

onderwerpen konden herinneringen of nare gevoelens opwekken. Daarom is voor en tijdens het onderzoek aan de respondenten aangegeven dat zij te allen tijde mochten aangeven wanneer zij een onderwerp niet prettig vonden, zich niet prettig voelden of wilden stoppen met de deelname aan het onderzoek. Hierbij is aangegeven dat hier verder geen consequenties aan vast zaten.

De gevoeligheid van het onderwerp heeft ervoor gezorgd dat een aantal participanten een extra navraag deden over hun anonimiteit in het onderzoek. Alle respondenten zijn voorafgaand aan het onderzoek ervan verzekerd dat hun anonimiteit en welzijn in het

(23)

20 onderzoek de prioriteit hadden. Om de privacy van de respondenten te beschermen, zijn persoonsgegevens en uiterlijke kenmerken weggelaten in de dataverwerking en de scriptie. De data van het onderzoek is daarnaast opgeslagen op een externe schijf en niet op een netwerk op het internet, zodat de data ontoegankelijk is geweest voor anderen. Dit was voor vele respondenten een geruststelling, waardoor zij bereid waren hun levensverhaal te delen. Iets wat sommigen nooit eerder hebben gedaan. Zij gaven aan dit kalmerend te vinden, waardoor sommigen het interview als een vorm van therapie behandelden. Als onderzoeker heb ik deze uitspraken als prettig ervaren, maar voelde ik tegelijkertijd een druk om enige verlichting te brengen in de problematiek. Hierdoor heb ik de respondent duidelijk gemaakt dat ik een luisterend oor aanbiedt, maar dat ik geen getrainde hulpverlener ben.

Voor het onderzoek zijn de respondenten gevraagd om een verbale informed consent te geven, nadat het onderzoek en de doeleinden waren uitgelegd. De verbale toestemming is aan het begin van het interview gevraagd en opgenomen. Hierbij is meerdere malen gevraagd of de doeleinden van het onderzoek duidelijk waren en of er nog vragen waren. Tijdens de uitvoering van de participerende observatie was het onmogelijk om toestemming te vragen van elke bezoeker. Wel is om toestemming gevraagd aan de begeleiders van het steunpunt. Zij gaven toestemming om de bezoekers te observeren, zolang de bezoekers op geen enkele wijze te herkennen zouden zijn in het onderzoek.

Het onderzoek heeft ook risico’s gevormd voor mij als onderzoeker. Tijdens het onderzoek heb ik drie maanden stagegelopen bij een steunpunt voor mentale gezondheidsproblemen. De interviews hebben mij blootgesteld aan psychologische problemen van de respondenten, wat een emotionele impact op mij heeft gehad. Ook hebben verhalen van andere bezoekers van het steunpunt een negatieve invloed gehad op mijn emotionele staat. De verhalen van de respondenten en bezoekers waren naar mijn mening heftig en gevoelig, waardoor ik dit lastig vond om te verwerken. De verhalen bleven in mijn gedachten, lang nadat de interviews en gesprekken afgelopen waren. Daarnaast zijn er gevoelige onderwerpen aangekaart tijdens de interviews, waardoor de reacties van de respondenten onvoorspelbaar waren. Het was hierdoor moeilijk om te anticiperen op de gevolgen van het aankaarten van gevoelige

onderwerpen. Om deze risico’s te minimaliseren heb ik voor elk interview een gesprek gehad met mijn begeleider van het steunpunt, waarbij de zaak van elke respondent besproken werd.

(24)

21 Een ander ethische reflectie is mijn positie als onderzoeker en vrouw. Veel vaste bezoekers waren ervan op de hoogte dat ik een onderzoeker was. Ik was mij ervan bewust dat ik als onderzoeker een bepaalde invloed kon hebben op de respondent en zijn antwoorden. De respondenten zouden tijdens de interviews sociaalwenselijke antwoorden gegeven kunnen hebben, omdat zij tijdens het onderzoek meerdere malen hebben benadrukt mij zo goed mogelijk te willen helpen met het onderzoek. Het kan hierdoor zijn voorgekomen dat zij antwoorden hebben gegeven die overeenkomen met stereotype gedachten of dat zij eerder vanuit een logische redenering antwoord hebben gegeven dan vanuit hun persoonlijke

gedachten en gevoelens. Uit de literatuur blijkt dat mannelijkheid in combinatie met depressie zwaarbeladen kan zijn, waardoor sommige mannen het misschien lastiger of minder fijn vonden om met een vrouw hierover te praten. Aan de andere kant gaven enkele mannen aan het juist makkelijker te vinden om met een vrouw de problematiek te bespreken. Beide posities kunnen de antwoorden van de respondenten hebben beïnvloed.

Daarnaast heeft ook mijn positie als een onderzoeker met een migratieachtergrond invloed gehad kunnen hebben op het onderzoek. In het onderzoek zijn respondenten met een migratieachtergrond geïnterviewd. Het kan zijn voorgekomen dat respondenten met een migratieachtergrond het hierdoor fijner of makkelijker hebben gevonden om met mij te praten over de problematiek. Ook zou het kunnen dat respondenten met een migratieachtergrond meer informatie aan mij hebben gegeven dan zij zouden doen bij een onderzoeker zonder migratieachtergrond. Enkele respondenten benoemden mijn etnische achtergrond tijdens de interviews en gaven daarbij de opmerking: ‘dat begrijp jij wel toch?’ Door deze vraag voelde ik mij in een lastige positie gezet, omdat ik de meningen aan de ene kant begreep en herkende in mijn eigen culturele omgeving, maar tegelijkertijd voelde ik de plicht om door te vragen, omdat ik een onderzoeker ben. Daarbij heb ik de gesprekken met mannen zonder

migratieachtergrond op een andere manier ervaren. Tijdens deze gesprekken heb ik niet gevoeld dat bepaalde onderwerpen (cultureel) gevoelig lagen, waardoor ik goed kon

doorvragen. Bij de interviews met mannen met een migratieachtergrond voelde ik dit sneller, waardoor ik eerder besloot niet door te vragen.

Bij kwalitatief onderzoek is de onderzoeker het onderzoeksinstrument. Dit betekent dat ik de data moest interpreteren en verwerken. Hiervoor was het van belang om mij bewust te zijn van mijn eigen bias en framework. Mijn eigen bias berustte aan het begin van het onderzoek vooral op de theorieën die ik vooraf gelezen had over mannen met depressie. Mijn gedachte

(25)

22 was dat mannen vaker gesloten zijn en minder hulp zoeken en dat dit ook zou worden

bevestigd in dit onderzoek. Naarmate er meer data verzameld was, veranderde mijn mening en gedachten steeds meer. Door mijn eigen vooroordelen kan ik een uitspraak anders geïnterpreteerd hebben dan de respondent had bedoeld. Het was daarom van belang om hier zoveel mogelijk afstand van te nemen tijdens de data-analyse. Dit heb ik gedaan door mijn interpretaties te bespreken met enkele respondenten. De vaste bezoekers van het steunpunt die hebben deelgenomen aan het onderzoek heb ik vaker kunnen spreken over de resultaten van de interviews. Tijdens deze gesprekken heb ik gecontroleerd of mijn interpretaties klopten. De resultaten van de interviews met respondenten die minder vaak het steunpunt bezochten, heb ik meerdere malen besproken met mijn begeleider van het steunpunt. Dit is gedaan om een ander licht te werpen op de resultaten, zonder iets kenbaar te maken van de respondent. In beide gevallen bleken mijn interpretaties overeen te komen met die van de respondenten en begeleider.

Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten besproken die verkregen zijn tijdens de interviews. Er worden verschillende fragmenten gepresenteerd, waarbij een korte analyse wordt

weergegeven van elk fragment. Om de respondenten zo onherkenbaar mogelijk te maken, is een pseudoniem gebruikt achter elk fragment, zoals ‘respondent 1’, enzovoorts. In totaal zijn er drie subhoofdstukken die gezamenlijk een beeld geven van de relatie tussen depressie en sociale identiteit, depressie en mannelijkheid en depressie en migratieachtergrond.

Depressie en sociale identiteit

In dit hoofdstuk wordt in kaart gebracht hoe de respondenten hun depressie hebben ervaren en welke rol depressie speelt in hun levens met betrekking tot hun sociale identiteit. De

fragmenten bevatten uitspraken over wat de symptomen van een depressie zijn, hoe de depressie is begonnen en wat de gevolgen zijn geweest van de depressie.

Depressie

Om erachter te komen hoe de respondenten zelf omgaan met depressie, heb ik eerst gevraagd hoe zij hun eigen depressie zouden omschrijven en welke symptomen zij ervoeren. Alle respondenten gaven tijdens de interviews aan dat zij veel piekerden. Ze waren alleen bezig met hun eigen gedachten. Een Marokkaanse respondent gaf daarbij aan “naast zijn ziel te

(26)

23

lopen” in de tijd dat hij depressief was. Ook waren angsten, stress, verdriet, vermoeidheid,

boosheid en frustratie verschijnselen die alle respondenten deelden. Dit wijst erop dat er in grote lijnen geen verschil is tussen de symptomen van depressie bij respondenten met en zonder migratieachtergrond. Een respondent gaf de volgende beschrijving van hoe hij zijn eerste momenten van depressie heeft beleefd:

“Mijn depressie kent niet echt diepe dalen, maar het is een vorm van depressie die

constant aanwezig is. Dus ook in tijden dat het goed gaat, kan ik mij nog steeds niet echt happy voelen. In tijden dat het goed gaat, sluit de depressie daar goed op aan, dus voor mij is het heel moeilijk om te onderscheiden wat echt depressie is en wat een slechte toestand is. De depressie voelt als een grijze deken, zo een gevoel dat je door stroop heen moet om dingen te doen, om weinig energie te hebben. Je zeult door de dag heen. Ik heb altijd gedacht dat dat normaal was en dat dit voor iedereen het geval was, dat het gewoon bij het leven hoort. In een zekere zin hoort het ook bij het leven, maar niet constant” (respondent 6, 56 jaar, zonder migratieachtergrond).

Een andere beschrijving van een respondent leidt tot de volgende uitspraak:

“Als ik alleen thuis zat, dan kreeg ik van die aanvallen en dan had ik van die

denksessies. Heel erg denken en ik kwam er maar niet uit. Daar werd ik erg depressief van. Verdrietig en dat ik de deur niet meer uit durfde. Ik heb ook angsten gehad om mensen te ontmoeten, dat mensen mij aankeken als ik buiten liep, dan kreeg ik echt paniekaanvallen. Het is heel naar. Je voelt je heel alleen. Ook voelde ik mij boos en gefrustreerd. Ik werd ook bozer naar mensen op straat, vooral in het verkeer. In het verkeer kon ik ontzettend uit mijn dak gaan, echt ontploffen. Heel agressief worden ook. Ik ging ook niet meer voor mezelf zorgen. Mijn huishouden was echt een zooitje. Niks interesseerde mij meer. Dus ja, jezelf verwaarlozen was een logisch gevolg”

(respondent 1, 46 jaar, zonder migratieachtergrond).

De bovenstaande fragmenten geven weer dat een aantal respondenten depressie beschrijft als een grijze deken. Hier gingen weinig energie, denksessies en verdrietige gevoelens mee gepaard. Deze uitspraken komen sterk overeen met de ervaringen met depressie van de andere respondenten. Hier zijn weinig tot geen verschillen te detecteren tussen mannen met en

(27)

24 zonder migratieachtergrond. Het volgende gedeelte bespreekt hoe depressie zich voor een aantal respondenten tot een identiteit heeft gevormd.

Depressie als identiteit

“Ik heb nu nog steeds depressieve momenten. Ik heb mij er nu bij neergelegd, de depressie

hoort nu gewoon bij mij. Het hoort bij mijn identiteit. Iedereen in mijn omgeving weet het. Ik ben open en direct erover en als het je niet bevalt, dan zeggen ze maar dat ik gek ben. Dan

zeg ik: ja dat ben ik ook. Zwart op wit. En nu?” (respondent 1, 46 jaar, zonder

migratieachtergrond).

De omlijnde uitspraak geeft weer dat depressie op den duur onderdeel kan worden van de identiteit. Zo gaf deze respondent later in het interview aan dat hij al tien jaar lang met depressie rondloopt: “op een gegeven moment moet je eraan toegeven en kan je het maar

beter omhelzen.” In totaal gaven drie respondenten tijdens de interviews aan dat depressie een

grotere rol speelt in hun leven dan zij ooit verwacht hadden, waarvan de meerderheid geen migratieachtergrond heeft. Zo zei een van de respondenten het volgende:

“Waarom werk ik waar ik nu werk? Is het iets dat mij intellectueel stimuleert? Nee.

Maar het is voor mij ook niet echt nodig, ik ben nu omringd met jongens van mijn eigen leeftijd. Ik wil die pijn van vroeger niet meer. Het blijft onderdeel van je, omdat je weet dat het altijd terug kan komen, onverwachts of verwacht. En dat is aan de ene kant wel heel frustrerend dat je altijd met die herinneringen en pijn zit, omdat je continu denkt van oke ik kan nu carrière maken bij het bedrijf waar ik nu werk, maar ik doe dat liever niet, want dan heb ik een baan waarbij je alleen maar in de auto zit en buitendiensten hebt. Daarmee gaat de warmte en dat gevoel wat ik nu op de afdeling heb weg en dat wil ik niet. Op een gegeven moment is het hoe rijker je wordt, hoe minder mensen je om je heen hebt. Hoe groter je huis, hoe minder mensen er dichtbij wonen. Ik zou dan nog steeds de leegte voelen. Dus ja, de depressie

achtervolgt je altijd, waardoor het onderdeel wordt van jou en je leven” (respondent 7,

37 jaar, met Turkse migratieachtergrond).

De respondent geeft met deze uitspraak aan dat depressie in bepaalde situaties een

referentiekader is om stappen te nemen. Dit weerhoudt de respondent ervan om bijvoorbeeld hogerop te komen in zijn werk. De respondent geeft hierbij aan dat dit wel een bewuste keuze

(28)

25 is, maar dat de pijnlijke herinneringen van depressie een rol spelen in hoe hij zijn leven

indeelt en hoe hij zijn keuzes maakt. Hij doet er namelijk alles aan om te voorkomen dat hij zich weer voelt zoals hij zich voelde tijdens zijn depressie. Een andere respondent voelt ook dat de depressie onderdeel is gaan uitmaken van zijn identiteit, maar probeert hier een positieve draai aan te geven. Hij gaf hierbij het volgende aan:

“Op zich ben ik wel een optimistisch figuur. Ik heb naast mijn diagnose depressie ook

de diagnose ADHD en Asperger gekregen. Toen ben ik op zoek gegaan naar de voordelen. Men heeft het altijd over de nadelen, maar er zijn gigantische voordelen. Zo kan je bijvoorbeeld heel goed alleen zijn, kan je heel goed van de kleine dingen genieten, in ieder geval nu, en ben je ook gewoon veel realistischer. Je ziet niet alles door een roze bril, maar je kan gewoon rationeel nadenken, wat in velen gevallen een groot pluspunt is” (respondent 5, 58 jaar, zonder migratieachtergrond).

Uit de bovenstaande afspraak valt af te leiden dat de respondent de positieve aspecten van zijn stoornissen benadrukt. In het interview gaf de respondent aan juist te genieten van de

voordelen van de ‘stempels’ van de stoornissen. Bovendien gaf hij aan ook lekkerder in zijn vel te zitten nu hij gediagnosticeerd is. Voorheen kon hij zich nooit associëren met

leeftijdsgenoten en nu snapt hij beter waar zijn struikelblokken vandaan kwamen. De

respondent geeft aan zijn stoornissen omarmd te hebben, aangezien zij nu een deel uitmaken van wie hij is.

Verlies van sociale identiteit

De bovenstaande fragmenten tonen hoe depressie zich als een identiteit kan ontwikkelen. Acht van de elf respondenten, waarvan de helft een migratieachtergrond heeft, gaven daarnaast aan dat hun depressie is begonnen of heftiger werd na het verlies van hun partner, familielid of vriendengroep. Uit de interviews is gebleken dat vooral scheidingen tot een depressie hebben geleid. De depressie bleek heftiger te zijn als er ook kinderen in het spel waren. Een van de respondenten deelde het volgende verhaal:

“Mijn dochter is plotseling overleden op een jonge leeftijd. Dit is ongeveer twee jaar

geleden nu. Mijn andere dochter en zoon praten niet meer met mij. Als vader zijnde heb ik gedaan wat ik moest doen en heb ik voor hen gezorgd, maar toch ben ik niet gelukkig in mijn familie. Mijn dochter is plotseling in haar slaap overleden. Ik doe

(29)

26

mijn dingen, maar je weet in je achterhoofd dat je kinderen en kleinkinderen hebt, die je niet ziet. Dat doet mij pijn. Ik kan niet genieten. Ze vinden dat ik geen goede vader ben geweest, maar ik heb wel de kinderen grootgebracht en opgevoed. Maar het feit dat ik nu mijn kinderen niet zie, doet mij heel erg veel pijn en dat geeft mij zo veel verdriet, dat ik echt momenten heb dat ik niet meer wil leven” (respondent 2, 58 jaar,

met Hindoestaanse migratieachtergrond).

Het plotselinge overlijden van zijn dochter heeft ervoor gezorgd dat de respondent zijn andere kinderen ook is kwijtgeraakt. De respondent verloor zijn rol als vader, wat deel uitmaakte van zijn sociale identiteit, waardoor de depressie is ontstaan. Het kwijtraken van zijn kinderen bezorgt hem veel verdriet en pijn, waardoor hij niet meer optimaal van zijn leven kan genieten. Later in het interview gaf hij aan vaker aan zelfmoord te denken, omdat de eenzaamheid hem de laatste tijd te veel wordt.

Meerdere respondenten gaven aan dat een scheiding ten grondslag lag aan de depressie. Een van de respondenten zei hierover het volgende:

“De depressie had ik al wel lichtjes, maar het is alleen maar erger geworden door de

breuk met haar moeder. Ik kwam er voorheen altijd wel uit, dus ik ging maar door. Na de breuk ging het alleen maar berg afwaarts, daarna ging de depressie niet meer weg, niet totdat ik gedwongen werd opgenomen. Ik kon niet meer eten, niet meer slapen, ik was er kapot van. Het raakte mij echt heel erg. Opeens sta je er helemaal alleen voor, terwijl je gewend bent alles samen te doen. Dat is wel echt een ruk uit je leven zeg, jeetje” (respondent 1, 46 jaar, zonder migratieachtergrond).

Het leven van de respondent maakte een negatieve draai op het moment dat hij en zijn partner gingen scheiden. De respondent verloor zijn partner, waardoor de depressie, die al licht aan het opspelen was, nog heftiger werd. De breuk met zijn partner heeft ervoor gezorgd dat hij niet meer uit zijn depressie kon komen, wat hij volgens hem voorheen wel altijd heeft gekund. Ook een andere respondent maakte een scheiding mee, waar depressie het gevolg van was. Tevens deed het verlies van zijn kind bij de scheiding hier nog een schepje bovenop:

“Ja, het moment dat ik wist dat ik ging scheiden kwam de depressie. Ik ben in totaal 20

jaar getrouwd geweest. We hadden echt een mooi leven, we hebben een zoontje samen, we wonen in een groot huis, ik heb mijn baan, zij heeft haar baan. Alles gaat gewoon

(30)

27

goed. Opeens, zij wil scheiden. Nou, mijn wereld stortte in. Ik wist niet meer wat ik moest doen. Nou, wij gescheiden. Het is vreselijk. Plus ik mag mijn zoontje niet zien. Ik mag hem van haar gewoon niet zien. Ik heb hem al maanden niet gezien. Dat maakt de depressie erger. Ik raak gewoon in een put waar ik niet meer uitkom. Ik blijf

piekeren, wat is zij nu aan het doen, heeft zij al iemand anders, hoe is het met mijn kind, hoe ziet de toekomst eruit voor mij, maar ook voor hem. Ik heb gewoon geen zekerheid. Ik weet gewoon niet of mijn zoon af en toe bij mij mag langskomen in de toekomst en of ik hem überhaupt nog wel ga zien in de komende vijf jaar. Ik mis hem gewoon en dat doet pijn. Maar mijn vrouw laat mij hem niet zien” (respondent 3, 42

jaar, met Hindoestaanse migratieachtergrond).

Zowel de scheiding als het niet meer zien van zijn kind hebben volgens de respondent een negatieve afdruk achtergelaten op zijn leven. Allereerst benoemt hij de verandering in zijn leven na twintig jaar getrouwd te zijn geweest. Hierdoor is de respondent in een zware depressie terecht gekomen. De respondent benadrukte tijdens het interview alsmaar de onverwachte scheiding en de onzekerheid die de scheiding met zich meebracht. Tot op heden mag de respondent zijn kind niet zien, waardoor hij blijft piekeren en de depressieve

gevoelens aanhouden. Een andere respondent ervoer juist dat de depressie zelf voor verlies zorgde. Hier sprak de respondent over het verliezen van zichzelf door depressie:

“Door de depressie raak je jezelf kwijt, je bent niet meer die jongen die je normaal

bent geweest. Je raakt je vertrouwen kwijt, in jezelf, maar ook in anderen. De

depressie verandert je gewoon, je hele kijk naar het leven, naar jezelf. Het kan daarna ook gewoon niet meer hetzelfde zijn, na alles wat je hebt meegemaakt. Je voelt je zo waardeloos en je hebt zoveel pijn, je voelt je eenzaam, daarna als je er weer uit bent, je kan dan niet weer zorgeloos van het leven genieten. Je bent altijd op de uitkijk voor iets waardoor je weer in dezelfde situatie terecht komt” (respondent 11, 42 jaar, met

Turkse migratieachtergrond).

Depressie wordt hier beschreven als een stoornis waarbij iemand zichzelf kwijtraakt. Dit houdt volgens de respondent in dat hij door de depressie is veranderd in hoe hij zichzelf en anderen vertrouwt, maar ook zijn zelfbeeld is veranderd en is hij altijd op zijn hoede voor eventuele triggers die een depressie kunnen aanmoedigen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een andere manier waarop de meer instrumentele manier waarop mannen informeel klantcontact inzetten goed te zien is, is dat ze niet alleen hun klanten proberen te ver- wennen en

Hugh Daniel Badcock: The choice of a new town engineer for Pretoria was made between two candidates in 1902. The municipal council favoured George Bastable

derived from vegetable oils and animal fats via transesterification reaction. Therefore, their productions compete with food/feed and cannot be considered as sustainable

Dit leidt er toe dat het bestuur, mede door de wijze waarop aansprakelijkheid voor een onjuiste verklaring wordt gevestigd, wordt geprikkeld om extra zorgvuldigheid

Die kaan met die streekindeling van die RSA (deur die Afdeling Streekgeskiedenis) kan oak meet dikwels geplaas word om byvoorbeeld aan te toon watter plekke, dorpe, stede

While developing his narrative, Knight gives readers a deep insight in the challenges of conducting business in early nineteenth century Java: next to difficulties to

Er zijn verschillen in stress respons tussen mannen en vrouwen aangetoond; de HPA-as activiteit is hoger in vrouwen, oestrogenen hebben een effect op de PFC regulatie, tijdens

This paper has presented the work of 17 student team projects during the “Data Visualization” course of the spring semester 2018 at the University of Twente, focusing