• No results found

Denkt gij daar wel aan?

Luid klonk ons lied: ‘Gezellen, moed, ten strijde!

dat eindlijk recht weêrvare aan 't werkmanskind, dat de eigen baat niet langer meer benijde de roggen korst die 't zwoegend Volk verslindt!’ Luid klonk ons lied voor knecht en ook voor bazen, het was een' stem doormengd met meen'gen traan... doch, bij het klinken der champagneglazen, zegt, liberalen, denkt ge daar wel aan?

Wanneer het Volk, in geestdrift, langs de straten, het roomsch bedrog al zingend nedersmeet, dan was uw hert van blijdschap uitgelaten en 't koor des Volks stierf in uw' jubelkreet. Gij kwaamt en vroegt aan 't Volk de zegeprale, en plechtig zwoert gij voor zijn recht te staan... thands vloekt het Volk uw' taal als leugentale: zegt, liberalen, denkt ge daar wel aan? 't Is niet genoeg de papen te verachten, (Veronika haar doek raakt afgeweekt...) ge moet het lot van d'arbeidslaaf verzachten, die hijgend u om lafenisse smeekt.

Ziet gij hem niet allengs tot dier vervallen? wat heeft, eilaas! de martelaar misdaan? Uw' leuze was: beschaving, brood voor allen!... zegt, liberalen, denkt ge daar wel aan?

Wijl elke dag den prijs van 't zweet doet dalen, groeit in elk hoofd de kennis van het Recht; o vreest dat eens, door wanhoop aan het dwalen, 't geraamte zich aan uwe schreden hecht'!

Wanneer het dan, tot razernij verbolgen, de hand aan uwe broze macht zal slaan, wat zal er uit die woeste worstling volgen? zegt, liberalen, denkt ge daar wel aan? Onthoudt het wel, de werkman is uw broeder, 't is hij die gansch de samenleving schraagt; zóo wel als u is hem de Wet een' moeder: o geeft hem dan wat hij zóo billijk vraagt. Wat hij verzoekt, hij zou het kunnen vergen; 't is hooge tijd ons' woorden te verstaan:

het Volk is goed, waarom zijn' goedhéid tergen?... o, liberalen, denkt, ja denkt daaraan!

Brussel, 3 April 1859.

Brood!

(1)

Weer is uit Gent ons een' tijding gekomen

die ons het herte bevangt met verdriet:

't Volk wierd opnieuw er als rundvee genomen, waarvan de slachter 't geloei niet ontziet... Vrienden, ter hulp van den lijdenden werker roep ik u toe in dit ure van nood:

Zeventig broèrs zuchten daar in den kerker... ach, voor hun' vrouwen en kinders wat brood!

(1) Dees liedje werd vervaardigd ter gelegenheid van een vonnis te Gent uitgesproken tegen 71 brave en eerlijke werklieden (wevers), beticht van samenspanning!

Weet ge wat misdaad zij hadden bedreven om toch zóo bitter een' straf te ondergaan? van hunnen loon niet meer kunnende leven lieten ze in wanhoop het weefgetouw staan. Recht wilden zij bij den rechter gaan vragen; 't goudene Kalf lag, o Wet, op uw' schoot: zeventig zijn ze in het kot nu aan 't klagen... ach, voor hun' vrouwen en kinders wat brood! Ziet ginds die moeder, beschaamd, langs de straten dwalen half naakt met haar wicht aan de borst: 't foltrend gebrek deed haar 't woonhol verlaten, de arme die raaskalt van honger en dorst!

Laat 't schuldloos meisje haar' deugd niet verpanden: eens zou de wroeging u wegen als lood...

zeventig eerlijke broeders aan banden wachten voor haar van uw' meèlij wat brood! ‘Burgers, bij wie nog de stiklucht der eeuwe alle gevoel niet ontreinigd en heeft,

helpt het ons redden, het kroost van den Leeuwe, helpt het ons beuren uit 't slijk waar het sneeft!’ Gij die zóo vaak zulke verzen liet vloeien, meent ge met dichtjes te weren den dood?

zeventig slachtoffers wringen hun' boeien... geeft aan hun' vrouwen en kinders wat brood! Vrijheid van Breydel, wie dorst u verneed'ren! telkens waanneer gij ontvingt eenen stamp trokken de Gilden, in dichte geleed'ren, om u te wreken ten heiligen kamp.

Eendracht der zwoegers, herleef bij mijn' zangen! Gilden, verrijst! het perijkel is groot(1)

: zeventig Klauwaarts zijn wreèral gevangen... Ach! voor hun' vrouwen en kinders wat brood!

Brussel, 29 Mei 1859.

(1) Het spreekt van zelf dat wij de herinrichting der Vlaamsche Gilden op denzelfden voet der middeleeuwen niet droomen. De zeden der oude Gemeente te midden onzer hedendaagsche maatschappij in haren groven luister of eenvoudige deugdelijkheid te zien herbloeien, is eene hersensschim waarvan wellicht niemand, die vóoruitdenkt, de verwezenlijking zou verlangen. Wat wij door onzen oproep tot het vervallen nageslacht van de ambachtslieden der ‘Guldene Sporen’ hebben willen doen uitschijnen, is de noodzakelijkheid die er voor de arbeiders bestaat elkander bij te springen in de wanhopige worsteling van de armoede tegen de steeds aangroeiende macht van den walgelijken geldadel. Onzes inziens (wij hebben het reeds elders gezeid), is de verbroedering der verdrukten op het practisch gebied het eenigste middel om ons sedert zóo lang geteisterd Vaderland van de akeligste ellende te verlossen; om de lasteraars en vertrappers onzer taalrechten, als Vlamingen, de siddering in het bastaardlijf te jagen, zoo niet tot den eerbied te dwingen; om eindelijk na den stormnacht, die voor Europa nakend is, niet als slaven eens vreemden alleenheerschers te ontwaken, maar als vrije Nederlanders, de vóorwacht van den ontzaglijken Dietschen Bond. - Moed, dus, broeders! Het gevaar is nog af te weren. Het geldt hier niet alleen het eeuwig vraagpunt van leven of dood. De Zwarte Leeuw ligt te zieltogen, en hij ligt in het slijk der schande! Mannen van elk handbedrijf, van elk ambacht, van elke nering, haast u, het is hooge tijd! Gezellen van elken stiel, loopt u scharen rondom eene zelfde vaan ter verdediging, met de wettelijke wapens, van uwe miskende belangen als menschen en als burgers! Dat er overal vereenigingen van werkers tot stand komen, vereenigingen niet alleen bestaande om het lid, dat ziek valt of zonder werk loopt, eten te bezorgen, maar strevende om den stoffelijken, zedelijken en verstandelijken toestand der zwoegende menigte te verbeteren. - Hoe zullen wij tot het doel geraken? De

omstandigheden moeten de maatregelen aanwijzen die er te nemen zijn. Begint met u bij elkander aan te sluiten. Dank aan onze breede vrijheden kan ons volk veel van wat billijk is bekomen, maar het moet willen. Beziet die geraamten welke uwe kinders zijn, toont dat gij wilt en vereenigt u. Eendracht maakt macht! Het staat op onze kluiten... maar in 't fransch!

(Nota van de oorspronkelijke uitgave.)

GERELATEERDE DOCUMENTEN