• No results found

Denken met de handen 1939-

Hoofdstuk 11 De vernieuwingsbeweging

Een nieuw begin

Bouman was er begin jaren dertig niet maar eind jaren dertig wel bij, toen stapte hij in de ver- nieuwingsbeweging en werd hij een van de belangrijkste activisten daarbinnen.

De initiatiefnemers en organisatoren van de studentenconferenties waren eind jaren dertig afgestudeerd en hadden de studentenwereld verlaten. Maar het vuur was bij de oor- spronkelijke kern niet gedoofd. Ze waren voortdurend met elkaar in gesprek gebleven voor de vaderlandse zaak en haar problemen: werkloosheid, weerloosheid tegen het binnenlands ex- tremisme, verwaarlozing van de veerkracht naar buiten, verwaarlozing van de onderwijsver- nieuwing en van de volksopvoeding door de concurrentie-zucht der zuilen. Als zogeheten

organisatiekern van de vernieuwingsbeweging ging men verder.546 Die kern bestond uit An- ton M. Brouwer (orthodox protestant), A.H.M. Wijffels (rooms-katholiek en actief in Braban- tia Nostra), W. Verkade (vrijzinnig protestant en religieus socialist) en de jong-liberaal B.W. Haveman.547 In 1939 werd de kern uitgebreid en dat was het moment dat Bouman ging parti- ciperen, tegelijk met de landbouwingenieur L.J.A. de Jonge werd hij lid van de organisatie- kern.

De bekroning van alle inspanningen vond de organisatiekern in het oprichten van een eigen tijdschrift, Het Gemeenebest. In oktober 1938 was het eerste nummer uitgekomen, en- kele maanden later, in januari 1939, werd Bouman ook lid van de redactie. Ook waren de le- den van de organisatiekern mede-initiatiefnemers van de Conferenties van Nationale Veront- rusting waarvan de eerste in januari 1939 werd gehouden. Die conferenties hadden een breed bereik tot in de diverse gezindten van de verzuilde Nederlandse samenleving. De vernieu- wingsideeën leefden in velerlei groeperingen die eind jaren dertig actief waren.

Een van die groeperingen, waarin Wijffels actief was, betrof het eerder genoemde Brabantia Nostra (Ons Brabant), een regionale emancipatiebeweging.548 Brabantia Nostra werd in 1937 in Noord Brabant door studenten in het leven geroepen. Het gelijknamige blad werd vooral gelezen door priesters, leraren, onderwijzers, kunstenaars en katholieke intellec-

546

Christiaan Ruppert, Een vergeten hoofdstuk, 20.

547 Aantekeningen van interviews in 1979 met enkele mensen uit de vernieuwingsbeweging door Christiaan Rup-

pert, privébezit C. Ruppert.

548

J.L.G. van Oudheusden, Brabantia Nostra. Een gewestelijke beweging voor fierheid en ‘schoner’ leven 1935-

tuelen. De leden van de redactie, Geert Ruygers, Frans van der Ven, Jef de Brouwer en Toon Wijffels, werden allen bekende activisten in de vernieuwingsbeweging.

De initiatiefnemers van Brabantia Nostra waren enerzijds wel tevreden over de eco- nomische en culturele groei, maar vreesden anderzijds voor de aantasting van de eigen ge- westelijke aard. Het regionalisme van Brabantia Nostra kenmerkte zich door een conserva- tieve romantiek en een pleidooi voor een harmonischer gemeenschapsleven, een hiërarchische opbouw in de samenleving, een sterk geloofsleven en verzet tegen de geneugten van het mo- derne grote–stadsleven. Autochtone intellectuelen hadden volgens Brabantia Nostra tot taak een ‘katholieke orde’ te helpen vestigen. Maar géén separatisme van Brabant; volkseenheid was het parool.

Een andere regionale beweging die veel vernieuwers leverde was de Groninger Ge- meenschap. De nog jonge Commissaris van de Koningin van de provincie Groningen J. Lint- horst Homan nam het initiatief daartoe nadat koningin Wilhelmina in januari 1939 via de ra- dio een oproep deed in aansluiting op de actie van de Beweging voor morele en geestelijke herbewapening.549 Zij riep vervolgens de commissarissen bij elkaar en drong er bij hen op aan om ernst te maken met de morele en geestelijke herbewapening. Want ‘verdeeldheid en voort- schrijdende splitsing en versnippering’ waren slechte heelmeesters. Het was nodig om op el- kaar gericht zijn, ‘elkander te begrijpen en begrepen te worden’.

De Groningse Commissaris, die al zogeheten Groninger Dagen organiseerde, confe- rentiedagen waarop deskundigen uit verschillende kringen algemene vraagstukken bespraken, richtte de stichting Groninger Gemeenschap op.550 Die was bedoeld om cursussen op te zetten en volksontwikkeling te bevorderen. Het bestuur was breed samengesteld en bestond uit zes- tig personen. De samenstelling was voor die tijd ongekend: een hervormd predikant zat naast een katholieke deken, een sociaaldemocratische wethouder naast een antirevolutionaire bur- gemeester. De activiteiten lagen op concreet terrein en waren ingegeven door de nood van de economische crisis. Linthorst Homan zou later vooral bekend worden als lid van het drieman- schap van de Nederlandse Unie.551 De secretaris van de Groninger Gemeenschap, H. Roelfsema, ging met hem mee naar de Unie om uiteindelijk algemeen secretaris van de Unie worden.

549

L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog (Den Haag 1969-1994) deel 42, 505-

506.

550 Ruppert, Een vergeten hoofdstuk, 34-36. 551

Door zijn pro-Duitse houding als lid van het Driemanschap van de Nederlandse Unie was Linthorst Homan na de bezetting gedurende lange tijd ambteloos burger. Later vervulde hij hoge functies bij de EEG.

De vernieuwers kwamen vanuit alle windrichtingen of in termen van het toenmalig spraakgebruik: vanuit alle gezindten. ‘Christelijk-sociale politici, neocalvinisten, rooms- katholieke sociale denkers, sociaaldemocratische hervormers, vrijzinnig-democratische ver- lichte liberalen en autoritair gezinde nationalisten.552 ‘Zij hadden, volgens Roelfsema, tussen 1935 en 1940 grondig met hoofd en hart kennis gemaakt met de moedeloosheid in ons volk over de verstarde politieke verhoudingen, die bijvoorbeeld geen oplossing van de ellendige, massale werkloosheidsproblemen mogelijk maakten.553 Evenals bij Bouman leefde bij hen het besef dat de scheiding in hokjes wel tot geestelijke verarming en juist niet tot een nieuwe, forse aanpak van de economische problemen en met name de werkloosheid zou leiden.

Opvallend trouwens, al die sociologen en sociografen, als voortrekkers bij de ver- nieuwingsbeweging. Zoals de twee leiders van het volkshogeschoolwerk Van der Wielen en De Vries Reilingh, de sociograaf J.P. Kruijt en de selfmade socioloog Bouman. Die betrok- kenheid komt wellicht, schrijft Van Ginkel, omdat we bij Bouman en andere sociologen een vermenging van descriptie en prescriptie vinden.554 Dat is ook een adequate omschrijving van de sociologische teksten waarmee Bouman in de vernieuwingsbeweging bekend was gewor- den: zijn artikel over sociologie in het handboek Scientia en vooral Van Renaissance tot we-

reldoorlog. Bouman, zo weten we, vond dat de westerse wereld kampte met een ernstige cul-

tuurcrisis en van daaruit ook met een sociaaleconomische crisis. Van Ginkel schrijft dat Bou- man een remedie voor deze crisis zag in een ‘herstel van de gemeenschapszin en culturele tradities onder krachtige leiding en in een op saamhorigheidsgevoelens stoelende corporatieve maatschappijordening.’555

Ook bij De Vries Reilingh valt, volgens Van Ginkel, ‘zijn maatschappelijke stelling- name als voorvechter van volkseenheid duidelijk af te lezen aan zijn wetenschappelijke publi- caties.’ Bijvoorbeeld in zijn proefschrift over het volkshogeschoolwerk.556

Kruijt zou, volgens Van Ginkel, minder pessimistisch zijn, want liet ‘zich in zijn sociologische werk niet verlei- den tot een vermenging van descriptie en prescriptie.’557

Dat valt nog te bezien, Kruijt was dan misschien wars van pessimisme maar anderzijds meende hij dat een sociologische analyse van ‘de vermakelijkheidsindustrie, de gemechaniseerde arbeid en de grote stad als woon- en

552 Wichert ten Have, De Nederlandse Unie. Aanpassing, vernieuwing en confrontatie in bezettingstijd 1940-

1941 (Amsterdam 1999) 59.

553

H. Roelfsema, In de ban van de tijd (Schiedam 1981) 321.

554 Van Ginkel, Op zoek naar eigenheid, 129-132.

555 Van Ginkel, Op zoek naar eigenheid, 130. 556

H.D. De Vries Reilingh, De volkshogeschool (Groningen/Batavia 1945).

leefoord’ aangaf dat het ontwikkelingswerk onder volwassenen uiterst noodzakelijk was om- dat ‘het voortbestaan van onze cultuur er van afhangt’.558

De vernieuwers werden globaal genomen door twee standpunten met elkaar verbon- den. Het ene betrof het stimuleren van gemeenschapszin die boven ‘de gezindten’ uitsteeg. Het andere het nastreven van een corporatieve ordening van de economie om met name de werkloosheid aan te pakken. Het eerste thema ging over zowel het doorbreken van het ver- zuilde politieke stelsel, steevast de ‘oude partijen’ genoemd, als over het uitbannen van de ‘hokjesgeest’ in de Nederlandse samenleving. Dit ideaal werd besproken in de volkseenheids- conferenties van de studenten, uitgedragen door het lijfblad van de vernieuwers Het Ge-

meenebest, gepraktiseerd in de volkshogescholen, nagestreefd door de Nederlandse Unie en

droeg tenslotte bij aan de oprichting van de Partij van de Arbeid. De ideeën over een corpora- tieve ordening waren altijd op de achtergrond aanwezig en kwamen onder andere tot uiting in Boumans artikel in Scientia en zijn nog te behandelen boek over sociale opbouw,559 maar ook in de programma’s van onder meer De Nederlandse Gemeenschap, de Nederlandse Unie en de Nederlandse Volksbeweging.

Het Gemeenebest

Het lijkt dat de oprichting van Het Gemeenebest te danken is aan de inspanningen van de or- ganisatiekern van de vernieuwingsbeweging. Maar in werkelijkheid was het ingewikkelder. Het blad ontstond binnen het netwerk van contacten van aan de vernieuwingsbeweging gere- lateerde studiegroepen, van bijeenkomsten op de volkshogeschool ‘Allardsoog’ in Bakkeveen en mede door een enquête van De Groene Amsterdammer, het opinieblad waarvan Verkade redacteur was.560 Met het blad streefden de vernieuwers naar een eigen forum voor al die groepen en initiatieven. Het tijdschrift ging een brugfunctie tussen verschillende eenheids- stromingen vervullen. Al snel na verschijnen van het blad was een aantal van zeshonderd abonnementen bereikt.561 Hoewel de inhoud op min of meer intellectuele lezers was gericht, liep de oplage niet veel later op naar een paar duizend.562

558

J.P. Kruijt, Ontwikkeling van volwassenen, rede uitgesproken tijdens de 158ste Algemene Vergadering van de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen 30/31 mei 1950, Boumanarchief, RuG.

559 P.J. Bouman, Sociale Opbouw (Amsterdam 1941).

560 Ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van het opinieblad organiseerde de krant een onderzoek naar de

‘reële vraagstukken van de nationale politiek’. De enquête leidde onder veel meer tot een grotere bewust- heid over de vraagstukken die in de vragenlijst aan de orde komen. Thema’s van de enquête waren: de ver- zuiling van de cultuur en de maatschappij, sociaal economisch vraagstuk, volksopvoeding en onderwijs, tegenstellingen tussen landelijke en regionale groeperingen en buitenlandse en koloniale politiek.

561

Verkade, ‘Vijftien jaar’, 366.

De eerste redactieleden waren de leden van de organisatiekern van het eerste uur: Brouwer, Bouma, Wijffels, Verkade en Haveman, aangevuld met de landbouwingenieur L.J.A. de Jonge, de Brabander F. Van der Ven, de socialisten H. Brugmans en J.A. Berger, de katholieke filosoof A.G.M. van Melsen, de industrie-ingenieur F. Prakke en De Vries Rei- lingh de volkshogeschoolleider.563 Brugmans vertrok in januari 1939 al weer om hoofdredac- teur van Socialisme en Democratie te worden. Hij werd opgevolgd door drie nieuwe redactie- leden mevr. B.J. A. de Kanter-van Hettinga Tromp, J.P. Kruyt en Bouman. Geert Ruygers, hoofdredacteur van Brabantia Nostra, behoorde niet tot de redactie maar leverde wel regel- matig artikelen.

Vanaf de oprichting van het blad in 1938 had Het Gemeenebest als ondertitel: Maand-

blad voor het Nederlandse volksgeheel en tot bevordering van de volksgemeenschap. Het was

volgens de redactie niet alleen een tijdschrift maar als geheel ook een program.564 Het blad richtte zich daarvoor tot het gehele volk, mensen van alle bevolkingslagen, geloofsovertuigin- gen en regio’s, en zelfs tot de Nederlanders in de overzeese gebiedsdelen. Het gescheiden leven van al deze bevolkingsgroepen was verontrustend en het nastreven van sociale gerech- tigheid was een opdracht. De redactie van het blad constateerde dat in het Nederlandse volk een sterke behoefte aan gerechtigheid leefde. Aan dat verlangen moest vorm worden gegeven door het stimuleren van een volksgemeenschap met daarin een gelijke plaats voor een ieder. Bovendien leefde bij de redactie de overtuiging dat voor het streven naar een gemeenschaps- leven al een nieuwe aanpak in de Nederlandse samenleving was gegroeid.

De redactie doelde op de ‘volkshogeschoolmethode’. Niet toevallig hadden de oprich- tingsplannen voor het tijdschrift mede vorm gekregen tijdens bijeenkomsten in de volkshoge- school te Bakkeveen.565 De nieuwe aanpak werd al gepraktiseerd in centra als Bakkeveen, Barchem en Bentveld en op de volkseenheidsconferenties. Onder de volkshogeschoolmethode verstond de redactie de zogenoemde ‘ronde tafel’–gesprekken. Een methode (en een tafel) die binnen het volkshogeschoolwerk gebruikt werd en beoogde om mensen vanuit verschillende maatschappelijke posities, levensbeschouwelijk, maatschappelijk en regionaal, met elkaar in gesprek te brengen. De redactie was ervan overtuigd: dat door middel van het samenbrengen van mensen van verschillende professies, gezindten en regio’s gemeenschappelijke oplossin- gen konden worden gevonden en daarmee de gemeenschapszin kon worden bevorderd. ‘Men dringt door middel van onderling gesprek, lezingen en gezamenlijk verrichte handenarbeid in

563 Ruppert, Een vergeten hoofdstuk, 26-27.

564 Het Gemeenebest. Maandblad voor het Nederlandse volksgeheel en tot bevordering van de volksgemeen-

schap. I (1938/1939) 1-3.

elkanders levenssfeer in, en men leert elkaar beter begrijpen.’566 De volkshogeschoolmethode was in de verzuilde jaren dertig een vernieuwende aanpak. Feitelijk is de werkwijze een vorm van groupwork die als een sociaalwetenschappelijke benadering vanuit Amerika was overge- waaid.

De redactie, naar geloofsovertuiging, maatschappelijke positie en regionale herkomst divers samengesteld, wilde de gespreksmethode ook zelf gebruiken. Luisteren naar elkaar, elkaar proberen te begrijpen en bruggen slaan. De beschrijving van die gewenste attitude van de redactie van Het Gemeenebest lijkt veel op de mentaliteit van Bouman, zoals herkend door mensen die hem hebben meegemaakt.567 Hij wilde bruggen slaan, conflicten voorkomen, mensen begrijpen en samenbrengen en hij maakte ook steevast tijd voor degenen die een be- roep op hem deden.

De redactie vormde zich in discussies ook een gemeenschappelijk beeld van de histo- risch gegroeide tegenstellingen in ons land. Verkade formuleerde die zienswijze in een artikel dat in het eerste nummer van het blad verscheen.568 Zijn ‘sociologische en historische analyse bepaalde de algemene lijn van het blad. Vanuit die optiek werd er geschreven over een orde- ning van het maatschappelijk leven en gezocht naar een gemeenschappelijke geestelijke basis daarvoor.’569 Veel vernieuwers beschouwden het artikel van Verkade als een beginselverkla- ring van de vernieuwingsbeweging.570 In het Nederlandse volk bestonden, volgens Verkade, scheidslijnen die als tegenstellingen absoluut werden gemaakt. Daardoor werd elke ontmoe- ting en samenwerking van bevolkingsgroepen onmogelijk. Hij signaleerde vijf scheidslijnen: tussen arbeiders en burgerij, tussen geloof en ongeloof, ten noorden en ten zuiden van de Moerdijk, tussen stad en platteland en tussen werklozen en werkenden.

De oplossing voor de tegenstellingen zagen de vernieuwers niet bij fascisten of natio- naalsocialisten, noch bij de bestaande politieke partijen. Zij voelden zichzelf bruggenbouwers tussen de verschillende groepen, die moeite hadden zich nog een volk te voelen. Daarvoor was volksopvoeding nodig, ‘een werkelijke volksopvoeding in niet-totalitaire zin.’571 Brouwer verwees daarvoor naar de activiteiten op de eerste volkshogeschool in Nederland te Bakke- veen. Die leidde tot samenwerking tussen de verschillende bevolkingsgroepen over de poli-

566 Het Gemeenebest I, 2.

567 Bijvoorbeeld Rien Verburg, oud-leerling en daarna vriend van Bouman, is daarover uitgesproken in de eerder

genoemde interviews.

568 ‘De scheidslijnen in het Nederlandse volk’, Het Gemeenebest I (1938/1939) 8-22.

569 Ruppert, Een vergeten hoofdstuk, 27. 570

Ten Have, De Nederlandse Unie, 66.

tieke, sociale en sociologische scheidingen heen. Het Gemeenebest zou de lezer zowel theore- tisch als praktisch informeren over deze volksopvoeding.

Gezien de soms kritische reacties, bijvoorbeeld uit antirevolutionaire kring, vond de redactie het nodig te benadrukken dat men niet streefde naar staatsabsolutisme of een totalitair bewind.572 Het ging om het streven naar een bewuste en levende volksgemeenschap en sociale gerechtigheid. Het was een zuivere uiting van een eenheidsideologie, niet het nastreven van een partijpolitieke doelstelling. De problemen van het land vergden een intense samenwer- king, maar met behoud van de eigen principes. Die samenwerking was de basis voor vernieu- wing van met name de sociaaleconomische structuur, voor het bestrijden van de massale werkloosheid, omdat die voor de sociaal voelende elite onaanvaardbaar was.

De context van de op te lossen problemen beschreef de redactie als een tijd van geeste- lijke en materiële crisis waarin ‘oorlogsgevaar en massale bewegingen met overspannen heils- leren hand in hand gaan’.573

Een tijd van dictators ook, die zowel nieuwe waarden opleggen alsook wilden doen geloven dat wat ‘de meerderheid wil als zodanig waar, rechtvaardig en goed is.’ De vernieuwers van Het Gemeenebest wezen het fascisme, het nationaalsocialisme en het communisme af, maar waren tegelijkertijd kritisch over de democratie.

De inval van de Duitse Wehrmacht in Polen op 1 september 1939, waarmee de Twee- de Wereldoorlog begon, was volgens de redactie van Het Gemeenebest een Europese, mis- schien wel wereld-catastrofe, een strijd tussen wereldmachten.574 Toen vervolgens ons land door de Duitsers werd bezet meende redactielid Prakke dat Nederland zijn zelfstandigheid en neutraliteit moest handhaven door samenwerking en veerkracht van het Nederlandse volk. Alleen door eendracht kon het verlies in winst worden omgezet. Dat vergde een ‘grote open- heid ten opzichte van de Duitse ideeën’.575

Maar wel vanuit een zuiver pro-Nederlands stand- punt, een derde richting, buiten de tegenstelling voor Duitsland of voor de geallieerden. In hetzelfde nummer van Het Gemeenebest schreef J. Bierens de Haan dat de harde werkelijk- heid moest worden aanvaard.576 Alleen dan konden de nodige vernieuwingen gezamenlijk en doortastend worden aangepakt. Daarbij vertrouwde hij op de door de bezetter beloofde vrij- heid, want de innerlijke vrijheid en het volkskarakter mochten niet worden aangetast.

Het Gemeenebest verwoordde met deze artikelen de zienswijze van het merendeel van

de vernieuwers over hoe te handelen nu de Duitse nazi’s Nederland hadden bezet. De oude

572

Het Gemeenebest I, 33.

573 ‘Verantwoording’, Het Gemeenebest I, 1. 574 Het Gemeenebest II (1939/1940) 225 e.v. 575

F. Prakke, ‘Onze weg’, Het Gemeenebest II (1939/1940) 225-233.

politieke partijen waren aan de kant gezet, partijpolitieke vernieuwingen konden juist nu doorgang vinden en ook op andere gebieden konden nu de beoogde vernieuwingen worden doorgevoerd. Zoals op sociaaleconomisch gebied waar corporatieve organen nodig waren om de massale werkloosheid effectief te bestrijden. Voor al deze vernieuwingen was eendracht nodig, versterking van de volkseenheid. Daarover kon van Duitsland veel worden geleerd. Maar dan wel met behoud van het eigen karakter van Nederland.

De taak die de redactie van Het Gemeenebest in de nieuwe omstandigheden voor zichzelf zag weggelegd was: het geestelijk leiding geven aan het realiseren van volkseenheid en een corpo- ratieve economische ordening. De inmiddels opgerichte Nederlandse Unie had tot taak om de beoogde vernieuwingen daadwerkelijk tot stand te brengen. Het is niet toevallig dat De Unie hetzelfde nastreefde als de redactie van Het Gemeenebest: in beide kunnen we, als onderlig- gend gedachtegoed voor hun concrete idealen, het personalisme herkennen.

Het personalisme ontstond als filosofie én als beweging in het begin van de jaren dertig van de twintigste eeuw in Frankrijk. In Nederland werd het personalisme vooral bekend door de protestantse Zwitserse filosoof Henri Denis de Rougemont, die van 1930 tot 1940 in Parijs werkte. Zijn boeken Politique de la personne (1934) en Penser avec les mains (1936) werden in het Nederlands vertaald.577

De Rougemont schreef deze boeken terwijl hij een cultuurcrisis en het oorlogsgevaar op het netvlies had. De cultuur was voor hem een probleem omdat de moderniteit ernstige problemen met zich meebracht; het individualisme, het materialisme en de vervreemding van de mens in de moderne maatschappij. Ook dreigde er opnieuw een wereldoorlog, maar van wie is die oorlog, waarom daaraan meedoen? Aan zijn generatiegenoten schreef De Rouge- mont: ‘Voor ons, die onze levensloop begonnen zijn onder de bedreiging van een algehele ineenstorting van de aarde, waarop wij leven, kan het om niets anders dan om het volgende

GERELATEERDE DOCUMENTEN