• No results found

VAN DEN GEEECHTEIIJKEN EED

In document Het Bewijsrecht volgens het N.'l. (pagina 42-52)

262. Wat is dat voor een eed?

De eed voor den rechter afgelegd, bedoeld als bewijs-middel.

263. Kennen we nog meerdere eeden?

Zeker, de getuigen —. deskundigen —, tolken-eed; de eed van den koopman, die zijn boeken gebruikt enz.

264. Of welke wijze moet de eed worden afgelegd?

— 39 —

De wet schrijft dit niet voor, maar nu wordt zij ook belieerscht door de nieuwe eedsregeling van St. 1920: 69.

265. Welke soorten van g er echtelijken eed kent de wet?

Art, 1929 onderscheidt de z.g. beslissende eed door de eene partij aan de andere opgedragen en de eed door den rechter opgedragen.

266. Waarom is de naam: beslissende eed, niet aanbe-velenswaardig f

Omdat men door de tegenstelling zou kunnen besluiten, d a t de door den rechter opgelegden eed niet beslissend zou zijn. Dat is onjuist, ook de laatste eed moet beslissend zijn voor de feiten, Avaarvoor hij Avordt opgelegd.

267. Hoe worden deze twee soorten van eed daarom beter benoemd?

De partij-eed, als de eed door de eene partij aan de andere opgedragen en ambtelijke eed of ambtshalve eed, als de eed door den rechter opgelegd en die weer verdeeld kan worden in den aanvullende eed en den schattingseed.

268. In welke gevallen kan de beslissende eed ivorden opgedragen?

I n alle geschillen, behoudens 2 uitzonderingen, id.

lo in die geschillen waarover partijen geen dading mo-gen treffen,

2o waarin de bekentenis van partijen niet mag worden aangenomen (art. 1930).

269. In welke gevallen is dan dading niet toegelaten?

Art. 1852 bepaalt dat men alleen een dading mag aan-gaan over die onderwerpen, waarover men mag besrliik-ken, dus niet over rechten, die van openbare orde zijn en waarover partijen geen vrije beschikking hebben, bv. de rechten t.a.v. den staat der personen, wettelrjken

onder-^loudrechten (art. 329) enz.

270. Wat is de gedachte, die aan dit verbod ten grond-slag ligt?

Dat als partijen niet mogen beschikken over de rechten, dit hun evenzeer verboden is t.a.v. de middelen waarmede de feiten Avaarop die rechten steunen, beAvezen kunnen worden.

271. In hoeverre is dan de eedsopdracht een beschik-kingsdaad?

Hij, die den eed opdraagt geeft alle andere bewijsmid-delen prijs.

272. Wanneer kan de beslissende eed worden opgelegd'?

In eiken stand van het geding zegt art. 1930 d.w.z. zoo-lang de instructie der zaak nog niet is afgeloopen, dus zelfs op den dag der pleidooien.

278. Kan de beslissende eed ook in cassatie worden opgelegd?

Neen, want de eed loopt over feiten en in cassatie is een

•onderzoek naar de feiten uitgesloten.

274. Kan zij in kort geding worden opgelegd?

Neen, want de eed beslist over de zaak en het proces voor den president heeft dat karakter niet.

275. Is noodig dat er reeds eenig bewijs moet zijn ge-leverd?

Neen, art, 1930 zegt uitdrukkelijk, dat óók al is er geen ander beAvijsmiddel hoegenaamd aanwezig, die eed kan worden opgelegd.

276. Hoe wordt die eed opgelegd en door wie?

Bij incidenteele conclusie en door de partij zelf, of door een daartoe bijzonder gevolmachtigd persoon (art. -934).

277. Staat de Jurisprudentie tegenover dezen laatsten eisch ook zoo vrij als bij de bekentenis?

Neen hier wordt de gewone volmacht van den procureur niet voldoende geacht, De partij toekent gewoonlijk de conclusie mee.

278. Wat moet de rechter doen vóór hij den eed bij tusschenvonnis toelaat of afwijst?

Hij moet beoordeelen of de eed aan de door de wet vastgestelde eischen voldoet.

279. Welke zijn die eischen?

De eed moot toelaatbaar zijn en beslissend.

280. Aan welke eischen moet de eed voldoen om toe-laatbaar te zijn?

lo. moot in het geding een bekentenis in aanmerking ko-men (art, 1930).

2o. moet hij gaan over rechten waarover partijen be-schikken mogen, dus waarover zij een dading mo-gen aangaan (art. 1930).

— 41 —

3o. moet de eed loopen over feiten, die „persoonlijk zijn verricht door dengene aan wiens eed de beslissing wordt overgelaten", (art. 1931).

281. Wat beteehent deze laatste eisch?

De rechtspraak formuleert deze eisch ruimer, nl. dat de eed moet loopen over „daadzaken, welke den persoon be-treffen, of waar de persoon bij betrokken is, aan wiens eed de beslissing wordt overgelaten."

282. Waarom is deze formuleering ruimer?

Onder deze formnleetring vallen dus niet alleen feiten door de persoon persoonlijk verricht, maar ook feiten die hij uit eigen waarneming weten kan, zoodat ook de zg.

wetenschapseed (bv. dat men niet wist dat iemand failliet was) toegelaten wordt.

283. Wellte eeden weigert echter de rechter?

Eedem die niet loopen over daadzaken, maar over ge-volgtrekkingen uit, of de waardeering van daadzaken.

284. Kunnen rechtspersonen een eed •afleggen?

De rechtspraak laat dit toe. maar dan moet de eed wor-den afgelegd door wor-den vertegenwoordiger in rechte, maar

dan moeten de daadzaken waarover de eed loopt, ook hem betreffen.

285. Wanneer is de eed beslissend?

Dit is een zaak van feitelijke waardeering. Vandaar dat de TT. Baad in cassatie zich met de beoordeeling daarvan niet bemoeit.

286. Wat moet de rechter dan beoordeelen?

Of de eed werkelijk omvat bet tusschen partijen be-staande geschilpunt,'zoodat na het afleggen omtrent dat punt alle twijfel is buitengesloten.

287. Moet de eed dan niet het geheele geschil omvat-ten? . . .

Neen, de eed behoeft niet het geheele geschil te be-slissen, maar het is voldoende, dat de eed kan strekken tot bewijs van een of meer der gestelde feiten, die met andere te samen de beslissing der zaak bepalen.

288. Moet degene aan ivie de eed wordt opgedragen dien afleggen? i

Hij kan zich bereid verklaren den eed af te leggen, hij kan hem terugwijzen of weigeren. '

289. Is de opdracht van den eed herroepbaar?

Jawel, zoolang de andere zich nog niet over die eed heefl uitgesproken bv. om dien af te leggen of terug te wijzen

(art. Ï935).

290. Welke gedachte ligt daaraan ten grondslag?

Dat de eed een overeenkomst is.

•291. Wat is het gevolg van de eedsaflegging?

Dat de feiten waarover de eed loopt, ten gunste van den eedsaflegger zijn beslist en de tegenpartij niet ont-vankelijk is om de valschheid daarvan te beweren" (art.

1936).

292. Kan men dan ongestraft meineed plegen?

Neen hij kan bij voldoende bewijs als meïneedige wor-den gestraft, maar burgerrechtelijk zijn de gevolgen van den eed niet meer ongedaan te maken.

293. Is een eed altijd voor terugwijsing vatbaar?

Neen de teruggewezen eed moet ook weer loopen over feiten, die de tegenpartij persoonlijk betreffen (art. 1933).

294. Wat is voor die terugwijzing verder noodig?

Legt de andere partij den eed dan af, dan is het geschil-punt waarover de zaak loopt ook weer beslist en is de terugwijzer niet ontvankelijk om de valschheid daarvan te beweren.

296. Wat is hel gevolg van de weigering om den eed af te leggen?

Dan wordt hij die den eed heeft opgedragen in het ge-lijkgesteld.

297. Moet die weigering uitdrukkelijk uitgesproken worden?

Neen, zij wordt ook aanwezig geacht, wanneer hij die zweren moet, daartoe bekoorlijk omgeroepen door zijn te-genpartij, zonder wettige redenen (bv. verblijf in het tenland wegens dringende redenen, niet voorzien en bui-ten schuld ontstaan) niet verschijnt.

298. Wat is de kracht van den af gelegden of terugge-wezen eed?

Dat zij — vlg. art. 1927 - - alleen te voordeele of ten na-deele strekt van hem die den eed heeft opgedragen of te-ruggewezen, en van zijne erfgenamen en rechtverkrij-genden.

_ 43 —

299 Waar doet deze formuleering aan denken?

Aan de formuleering van art. 1340, waardoor blijkt dat ook liier de wetgever de eed zich dacht als een overeen-komst.

300. Wat is eigelijk de bedoeling van art. 1937. _ Om duidelijk te "doen uitkomen, dat op den eed, die aan-leiding gaf tot een vonnis, in een procedure tegen een derde geen beroep kan worden gedaan.

301. Was dat eigenlijk nog noodigf

Om tweeërlei reden niet: l o . art. 1917 beperkt reeds in het algemeen de kracht van een vonnis — waaronder ook dit eed-vonnis valt - - en 2o. in een ander proces zon de eed moeten loopen over geheel andere feiten.

302. Hoe beschouwt men dan ook art. 1937f

Als een inleiding op de volgende artikelen, die de kracht regelen in geval van hoofdelijkheid en borgtocht.

303. Hoe is dan de kracht van den eed bij hoofdelijk-heid? , • , ,

Bij actieve hoofdelijkheid bevrijdt de eed door den schuldenaar afgelegd tegen één der hoofdelijke eischers, hem tegenover de andere hoofdelijke schuld-eischers' slechts voor het aandeel van dien schuldeischer

(art. 1938). . . . - , , - , 3 ~ , Bij passieve hoofdelijkheid bevrijdt de eed van een der hoofdschuldenaren ook de andere (art. 1939).

304. En hoe is dit voor borgtocht geregeld?

De eed van den hoofdschuldenaar bevrijdt den borg (art. 1938) en (art. 1939) de eed van den borg bevrijdt eveneens den hoofdschuldenaar.

305. Waarover mag de eed in die gevallen echter niet Hij mag niet loopen over de hoofdelijkheid en de borg-tocht, maar alleen over het bestaan der schuld.

•306. Wut is het karakter vam. den aanvullenden (sup-pletoir en) eed?

Dat hij bestaand, maar onvoldoend bewijs (by. een ge-tuige, vermoeden of begin van bewijs bij geschrifte) aan-vult. 'Hij is slechts toegelaten v art. 1941) wanneer de

vor-dering of receptie niet volledig bewezen is en niet ge-heel van bewijs ontbloot is, welke twee uitdrukkingen het-zelfde beteekenen.

307. Waarin verschilt hij van den beslissenden eedf Dat hij niet door de partij, maar alleen door den rech-ter kan worden opgedragen.

308. Waarin komt hij overeen met den beslissenden end?

Dat hij ook voor de feiten waarover hij loopt beslissend moet zijn.

309. Is de rechter verplicht den aanvullenden eed op te leggen?

JSTeen, hij staat daarin geheel vrij en beeordeelt — als hij hem op wil leggen — zelf aan wie der partijen hij hem op zal leggen.

310. Kan de partij aam, wien de eed opgedragen wordt hem terugwijzen?

Neen, art. 1943 sluit dat uitdrukkelijk uit.

311. Wellte derde soort van eed wordt hier nog be-handeld'?

De z.g.schattingseed, die ook door den rechter wordt opgedragen.

312. Hoe formuleert de wet die schattingseed?

De eed, om daardoor een toe te wijzen bedrag te bepalen.

313. Is de rechter hier ook vrij t.a.v. de opdracht?

Neen hij moet den eed aan ei scher opleggen tot een door hem (rechter) bepaald bedrag.

31é. Is deze schattingseed altijd toegelaten?

Neen, alleen indien liet onmogelijk is om de waarde der gevorderde zaak op een andere wijze te bepalen (art.

1942). v

315. Moeten de aanvullende en schattingseed ook ho-pen over fetten persoonlijk door de partijen verricht?

Ï1931).

Neen, de plaatsing van art. 1931 maakt waarschijnlijk dat het met geldt voor deze eeden.

316 Kan men tegen de eedsaflegging opkomen als de valschheid bewezen wordt?

J a , art. 1936 slaat alleen op den beslissenden eed en niet op den aanvullenden en den schattingseed. Blijken die eeden valsch te zijn, dan kan men gebruik maken van request-civid, (art. 385 Ev.) om burgerrechtelijk herstel te vragen.

— 45 —

317. Waar moeten de eeden ivorden afgelegd?

Voor den rechter, die van het rechtsgeding kennis neemt, bij uitzondering is het toegelaten in de woning of het verblijf van den eedsaflegger hl. als er wettige

belet-solen zijn (art. 1944).

318. Hoe geschiedt die eedsaflegging dan?

Voor een van de leden van het eollegie, door het college daartoe gemachtigd (art. 1944).

319. En als de woonplaats te ver afligt of buiten het rechtsgebied van den rechter?

Dan kan de rechter het afnemen van den eed opdragen aan den rechter of het hoofd van het bestuur van de woonplaats van den eedsaflegger (art. 1944).

320. Hoe moet in 't algemeen de eed afgelegd worden?

Persoonlijk tenzij de ' rechter om gewichtige redenen toestaat aan partij om den eed te doen afleggen door een bijzonder gemachtigde (art. 1945).

321. Aan welke voorwaarden moet de volmacht voldoen?

Zij moet bij authentieke akte zijn gegeven en daarin moet de afteleggen eed omstandig en nauwkeurig worden opgenomen (art. 1945).

322. Welk vereischte stelt de wet ten slotte nog?

Dat' de eed moet worden afgelegd in tegenwoordigheid van de wederpartij ; althans moet deze daartoe behoorlijk zijn opgeroepen.

m

Ï J T ^

In document Het Bewijsrecht volgens het N.'l. (pagina 42-52)

GERELATEERDE DOCUMENTEN