• No results found

Definities en opvattingen over onverzekerbaarheid

In document De toekomst van de AWBZ (pagina 88-90)

Grondslagen van de AWBZ, een historisch overzicht

2 Definities en opvattingen over onverzekerbaarheid

In de loop der tijd is onverzekerbaarheid op verschillende manieren gedefinieerd. Hieronder worden een aantal opvattingen op een rij gezet, zodat de onderlinge verschillen zichtbaar worden.

Het oorspronkelijke voorstel van Veldkamp voor een Wet zware geneeskundige risico's ging ervan uit dat bepaalde risico's particulier niet te verzekeren waren. Veldkamp definieerde onverzekerbaarheid in termen van grote financile risico's. Hij sprak over 'zeer zware lasten, welke uit hoofde van ernstige langdurige ziekten en gebreken op iedereen kunnen komen te drukken en door niemand zonder bij- stand van de overheid of van derden kunnen worden gedragen'.

Veldkamp ging uit van grote finan- ciële risico's

In een advies over dit wetsvoorstel gaf de Ziekenfondsraad aan dat aan een 'zwaar geneeskundig risico' de betekenis moet worden toegekend van het risico van zeer hoge financiële lasten, welke uit langdurige en kostbare vormen van verpleging en verzorging kunnen voortvloeien. De zwaarte van een risico wordt bepaald door verschil- lende factoren, zoals persoonlijke omstandigheden (financiële draag- kracht van de betrokkene) en bestaande dekkingsmogelijkheden. Uiteindelijk werd gekozen voor een min of meer pragmatische invulling van 'onverzekerbaarheid'. Gegeven de wens om de bestaande ziekenfondsverzekering zoveel mogelijk in tact te laten

De Ziekenfondsraad koos voor een

pragmatische invulling, comple-

mentair aan de ziekenfondsverzeke- ring

De toekomst van de AWBZ

82

pakket van de basisverzekering moeten behoren. De definitiekwestie wordt in feite omzeild via een inhoudelijke opsomming. In totaal omvat de basisverzekering 85% van de verstrekkingen en voorzieningen aan gezondheidszorg en maatschappelijke dienst- verlening. De overige 15% zou moeten worden opgenomen in een aanvullende verzekering.

De relatieve betekenis van deze definitie blijkt enige jaren later. Aanvankelijk nam de toenmalige CDA-VVD regering het percen- tage van 85% als omvang voor de basisverzekering over. De latere CDA-PvdA regering, met Simons als staatssecretaris van volksge- zondheid, kwam echter op een percentage van circa 95%. De omvang van de basisverzekering was uiteindelijk een politiek besluit.

Indirect komt het vraagstuk van (on)verzekerbaarheid ook aan bod in een advies van de Ziekenfondsraad uit 1989 over het al dan niet opnemen van in vitro fertilisatie in het verstrekkingenpakket van de ziekenfondsverzekering. Onverzekerbaarheid als financieel niet te dragen risico is afhankelijk van individuele omstandigheden. Volgens de Raad spelen bij de afweging

zorginhoudelijke en verzekeringspolitieke criteria een rol. Eén van de criteria heeft betrekking op de vraag of de zorgvoorziening een financieel zelf te dragen risico vormt. De Ziekenfondsraad geeft geen eenduidig antwoord, maar concludeert in het geval van IVF: 'In de praktijk blijkt dat mensen soms veel geld over hebben voor "hun laatste hoop op een kind". Het is duidelijk dat deze bereidheid natuurlijk afhankelijk is van de financile mogelijkheden van een paar.' In het advies over de Nota verandering verzekerd geeft de Ziekenfondsraad aan dat de criteria een handvat bieden, 'zij het dat op politiek/financile gronden de keuzen kunnen worden doorkruist'.

Onverzekerbaarheid als financieel niet te dragen risico is afhankelijk van individuele omstandigheden

In 1995 gaf de huidige Paarse regering aan te willen komen tot een verzekeringsstelsel dat bestaat uit drie compartimenten. Het eerste compartiment, de AWBZ, bevat in de eindsituatie langdurige zorg en particulier onverzekerbare risico's. In beleidsnota's is niet aangegeven wat hiervoor de onderscheidende criteria zijn, maar in- middels zijn wel een aantal voorzieningen uit de AWBZ gehaald die daarin terecht waren gekomen op weg naar een basisverzekering. Het betreft de aanspraken farmaceutische hulp, revalidatie,

Ook in de huidige plannen van een AWBZ voor onverzekerbare risico's ontbreekt een duidelijke definitie

hulpmiddelen, audiologische hulp en erfelijkheidsonderzoek. Bij de bekendmaking van de plannen gaf het kabinet zelf al aan dat de overheveling van andere zorgvormen, zoals psychiatrische hulpverlening, nog zou worden onderzocht, maar dat vanwege de onderlinge samenhang tussen de zorgonderdelen de integrale opname binnen één verzekeringsvorm de voorkeur heeft boven de verdeling van deze zorg over meerdere verzekeringsvormen. De discussie over wat wel en wat niet in de AWBZ thuishoort is in feite nog niet beslecht en woedt tot op de dag van vandaag nog steeds voort. Zoals gezegd verschillen de politieke opvattingen onder meer over de plaats van delen van de geestelijke gezondheidszorg en de thuiszorg.

Het politieke debat is nog gaande

Tijdens een invitational conference over de zogenoemde knip in de ggz, op 13 juni 1997, gaf Van Hoek (OZ-verzekeringen) aan dat het perspectief op verzekerbaarheid tussen klant en verzekeraar verschilt. Of een klant zich wil verzekeren wordt bepaald door een rationele keuze op basis van de kans op ziekte, de omvang van de kosten, inkomen en risico-aversie en de hoogte van de premie. Met name bij een lage kans en hoge kosten is de verze- keringsgeneigdheid groot, maar inschatting van het eigen risico zal leiden tot een lagere geneigdheid. Vanuit het perspectief van de verzekeraar is de verzekerbaarheid volgens Van Hoek afhankelijk van de hoogte van de maximale schade, de hoogte van de gemiddelde schade, de frequentie en het optreden van moral hazard.

Ook klant en verzekeraar hebben

verschillende perspectieven op

verzekerbaarheid

In document De toekomst van de AWBZ (pagina 88-90)