• No results found

5 GENDER VERSCHILLEN IN FRIESLAND

5.5 Deeltijd arbeiders

<15% ao (niet ao) 779 1062 1841 24.1% 33.7% 28.8% AO % LAGER 457 428 885 14.1% 13.6% 13.9% AO % GELIJK 1835 1544 3379 56.8% 49.0% 52.9% AO % HOGER 160 118 278 5.0% 3.7% 4.4% Totaal 3231 3152 6383 100% 100% 100%

Bron: UWV, december 2006

Tabel 10 in Bijlage I illustreert het aantal WAO’ers per arbeidsongeschiktheidspercentage vóór en ná de herbeoordelingen. Vóór de herbeoordeling waren 1.908 vrouwen en 1.639 mannen volledig arbeidsongeschikt. Deze cijfers waren door de herbeoordeling gereduceerd tot 1.279 vrouwen (-629) en 1.386 mannen (-253).

5.5 Deeltijd arbeiders

Op het moment dat dit onderzoek gaande was, beschikte het UVW voor 70% van de herbeoordeelde WAO’ers de informatie omtrent de arbeidsduur. Desondanks kon een analyse gedaan worden met behulp van de beschikbare cijfers welke in figuur 5.7 getoond worden. Van de goedgekeurde herbeoordeelden bestond 43% uit vrouwen die in deeltijd werkten en 32% uit mannen die in deeltijd werkten. Van de herbeoordeelden, waarvan het arbeidsongeschiktheidspercentage lager vastgesteld werd, was 17% deeltijdwerkende vrouwen en 20% deeltijdwerkende mannen. Dit betekent dat na herkeuring van de vrouwelijke deeltijders 60% gedeeltelijk of volledig weer aan het werk moet. Voor de vrouwen die volledig werken is dit percentage 58%. Voor de mannen liggen deze percentages lager. Tabel 11 in Bijlage I geeft het aantal personen per geslacht en arbeidsduur.

Tabel 5.7 Resultaat van de herbeoordelingen per arbeidsduur en geslacht

Arbeidsduur Geslacht <15 % AO Lager Gelijk Hoger Totaal

DEELTIJD Mannen 32% 20% 40% 8% 100% VOLTIJD 31% 21% 43% 5% 100% Totaal 31% 20% 43% 5% 100% DEELTIJD Vrouwen 43% 17% 35% 4% 100% VOLTIJD 38% 20% 38% 5% 100% Totaal 41% 18% 36% 4% 100%

Bron: UWV, december 2006

5.6 Financiële gevolgen

De volledige of gedeeltelijke goedkeuring van WAO’ers heeft directe consequenties voor de inkomenspositie, omdat zij daarmee de WAO-uitkering (geheel/gedeeltelijk) kwijtraken. Het inkomensverlies kan worden opgevangen door een WW-uitkering of Bijstandsuitkering aan te vragen, of door (meer) te gaan werken. Omdat noch het UWV noch de gemeente Leeuwarden de officiële cijfers van het inkomens positie, de reïntegratie en doorstroming naar de bijstand hadden, zullen zowel de commentaren van de WAO’ers die op de bijeenkomst van 1 december aanwezig waren als die welke via e-mail ontvangen werden, gebruikt worden om een beeld te geven van hun situatie. Deze luiden als volgt:

“ De verzekeringsarts heeft weinig begrip als hij niet iets aantoonbaar kan zien. Mijn uitkering was eerst bijna gestopt, maar na meerdere brieven en uitleg van mijn kant dat ik in revalidatie was, werd een ander besluit genomen; ik heb slechts 25-40% uitkering kunnen behouden. Het UWV biedt weinig begeleiding en oplossingen.”

“Ik ben van 80-100% WAO naar 15-25% gegaan. Dit betekent voor mij dat ik nu gedeeltelijk in de WW zit en verplicht ben om een keer per week te solliciteren en dat kan ik niet. Mijn ziekte betekent voor mij behalve gewrichtsklachten en chronisch ontstoken klieren vooral chronische vermoeidheid in vele variaties. De verzekeringsarts vindt dat ik meer kan bewegen, dat ik emotioneel labiel ben en dat psychische factoren een rol lijken te spelen bij mijn vermoeidheid. Een beschouwing waar ik mij totaal niet in herken.”

“Als vrouw schaam jij je ervoor dat je geen steun hebt en dat je financieel afhankelijk bent.”

“Niet alleen alleenstaande vrouwen gaan financieel achteruit, maar ook vrouwen met een partner. In de partner relatie is er heel veel druk op de partner die werkt. Men moet heel creatief worden in het bedenken van mogelijkheden om met het geld om te gaan.”

“Terug naar het werk is een grote stap, ik wil werken maar kan een “normale werkdag” niet volhouden.”

“ Waar ik vroeger niet eens over nadacht, kost me nu handen vol energie, niet alles is vanzelfsprekend.”

“ Ik kan een vast werk rooster niet aan. Op momenten dat ik me goed voel en als ik mijn eigen tijd in kan delen, kan ik inspannende bezigheden verrichten. Ik heb bijvoorbeeld de kerstboom in drie keren verdeeld over vier dagen, versierd.”

“ Het dagelijkse leven is de baas en aan de hand van de hoeveelheid energie van dat moment, bepaal ik de invulling van de dag; belastbaarheid is niet elke dag hetzelfde en dat is lastig.”

“Het is wellicht beter om aandacht te besteden aan het vinden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van vrijwilligerswerk als opstap naar betaald werk.”

“ Activiteiten en rustperiodes wisselen elkaar af. Soms heb ik drie of vier rustperiodes per dag nodig. Gemiddeld ben ik negen uur per dag op, meer energie is er niet. Tijd om te herstellen van een activiteit duurt langer dan de inspanning duurt.”

“ Ik blijf solliciteren, maar ik krijg de ene afwijzing na de ander. Welke werkgever wil iemand in dienst die gemaakte afspraken niet na kan komen?”

“ Leven met beperkingen, of je uitgaat van je mogelijkheden of je beperkingen, de benadering is anders, de grenzen blijven hetzelfde.”

De aanwezigen waren van mening dat veel vrouwen vrijwilligerswerk doen, maar dat dit als meer vrijblijvend wordt ervaren dan betaald werk. De nadrukkelijke (verplichte) gerichtheid van reïntegratie bedrijven op het vinden van betaald werk is voor velen niet altijd een reële optie. Verder vonden zij dat vrouwen in een sociaal isolement kunnen raken en dat dit het proces van werkhervatting vaak bemoeilijkt.

5.7 Conclusies

Friesland telde per 21 oktober 2006 642.230 inwoners. De bevolking bestond uit meer vrouwen dan mannen. Minder dan de helft van de Friese vrouwen is actief op de arbeidsmarkt. De deelname van vrouwen aan het arbeidsproces was in de jaren 2002 tot 2004 toegenomen maar is sinds het jaar 2004 weer gaan afnemen. Van de personen die in 2003 naar een baan zochten was 50% een vrouw; dit percentage was per eind 2005 tot 53% gestegen. De afname van het aantal WAO’ers in Friesland, in de periode van 1 oktober 2004 tot en met eind juni 2006, lag zowel voor de mannen als vrouwen boven de landelijke percentages. De afname percentage van de vrouwen in Friesland was met (-15.2%) het hoogst. In vergelijking met de Friese mannen werden relatief meer vrouwen goedgekeurd. Dit gold voor zowel de vrouwen die in deeltijd als in voltijd werkten.