• No results found

1.3 A DMINISTRATIEVE GEGEVENS OVER HET NATUURRESERVAAT

1.3.3 Deelgebieden

Binnen het Vlaams Natuurreservaat De Noordduinen worden verschillende deelgebieden onderscheiden (figuur 3):

Deelgebied 1:

Dit deelgebied bestaat uit een mozaïek van duingraslanden, mosduinen en struweel. Voor de kalkrijke duingraslanden met Liggend bergvlas en Geel walstro is dit het belangrijkste gebied.

Verspreid over het gebied liggen nog een aantal intacte graslandjes. De soorten van dit type grasland zoals Zonneroosje, Voorjaarsganzerik, Nachtsilene, Vleugeltjesbloem, Grote tijm staan in vlekken tussen het duinroosdwergstruweel. Op oude foto’s is te zien dat het grootste gedeelte van dit deelgebied vroeger grasland was. De watertafel in het gebied vertoont extreem grote schommelingen (tot 2,09 m tussen voorjaar 2002 en najaar 2005), maar beïnvloedt de vegetatie grotendeels slechts in natte perioden. Deze plaatsen zijn het meest geschikt voor de graslanden. Op de vochtigste plaatsen in het gebied schommelt de watertafel tussen 0,5 m en 2,5 m onder het maaiveld. De duinroos rukt steeds verder op een groeit ook in de hoogte aan. De stukken duingrasland die niet door de konijnen of betreding worden kort gehouden vergrassen en verruigen. Duindoorn en Sleedoorn verdringen de graslanden.

Deelgebied 2:

De vegetatie van deelgebied 2 bestaat voor het grootste deel uit Sleedoorn- en

Duindoornstruweel. Het duindoornstruweel is op dit moment nog in een vitale staat, vooral op de geëgaliseerde duinen waar een aangerijkte humusbodem aanwezig is en de watertafel periodiek tot minder dan 1,5 m onder maaiveld voorkomt.

Deelgebied 3:

De relicten van de oude akkertjes met wallenstructuur zijn in dit deelgebied goed bewaard gebleven. In het noorden (geen deel van VNR, eigendom van de gemeente) komt stuifduin en mosduin voor.

Deelgebied 4:

De vegetatie van dit deelgebied bestaat zoals deelgebied 1 uit een mozaïek van struweel met duingraslanden en stuifduinen/mosduinen. Het aandeel stuifduinen en mosduinen is er groter, maar er is minder grasland aanwezig. Ook hier is het mozaïek van kalkrijke duingraslanden, kalkrijke mosduinen en pionierduingraslanden, (matig) kalkrijke struwelen met duindoorn, humusarme stuifduinen het streefbeeld. Dit mozaïek van vegetaties wordt het best in stand gehouden door begrazing. Deze begrazing zorgt voor een dynamisch milieu. Ook hier komen de kritische soorten Liggend bergvlas en kalkbedstro voor. De kalkrijke duingraslanden komen vooral voor in het oosten tegen de school en in het westen tussen het militair domein en de baan. In het oostelijk grasland schommelen de waterpeilen tussen de 1.7 en 2.5 m onder het maaiveld. In dit gebied liggen de graslandelementen verspreid in de andere vegetatietypes.

Ook hier is begrazing de meest aangewezen vorm van beheer. In dit gebied is er minder sleedoornstruweel.

Binnen het gebied komen twee pannen voor. P1 is gelegen nabij de abdijmolen en is nog aan verstuiving onderhevig. In deze panne komen talrijke steenfragmenten aan de oppervlakte. Dit zijn restanten van de Duinenabdij. In het zuiden tegenaan het militair domein ligt de vochtige duinvallei P2 die recentelijk uitgestoven is .

Recreatie, verdroging (bemaling Duinenabdij) en de extreme jaarschommelingen van het grondwaterpeil hebben tot nog toe de ontwikkeling van een duinpannevegetatie in Panne 1 verhinderd. Het (eutrofe) Middeleeuwse maaiveld, met de resten van de Duinenabdij, ligt er tot zeer dicht bij het maaiveld, waardoor verdere uitstuiving (of uitgraving) uitgesloten is.

Momenteel komt er in Panne 2 wel reeds een pioniervegetatie van vochtige duinvalleien met Parnassia (Parnassia palustris) voor op een kleine oppervlakte, met Dwergzegge,

Drienervige zegge en Rond wintergroen. Parnassia palustris zelf werd hier nog niet waargenomen. Duindoorn en boomopslag is deze panne aan het overgroeien. In het meest westelijk deel van de panne staat nu een berken-wilgenstruweel.

In jaren met hoge waterstanden (b.v. 2001-2002) staat deze panne ‘s winters in het natste oostelijk gedeelte onder water. De peilbuis die halverwege de panne staat geeft aan de het water in de winter van 2001-2002 boven maaiveld stond en in de winter van 2002-2003 20 cm onder het maaiveld. In de zomer van 2002 zakte het water er tot 80 cm onder het maaiveld.

In jaren met lage waterstanden (2004, 2005) droogt deze zone, ter hoogte van de peilbuis, in de nazomer evenwel uit tot ca. 160 cm onder het maaiveld! Deze zelfs voor een duinpanne extreme schommelingen hypotheceren dus de potenties van deze panne voor pioniervegetaties van vochtige duinvalleien met Parnassia in hoge mate.

Deelgebied 5:

Landschappelijk bestaat dit deelgebied uit voormalige akkertjes met walletjes begroeid met elzen. Binnen deelgebied 5c komt een duinbos voor. Het bos bestaat uit verschillende boomsoorten zoals Populier, Gewone es, Zwarte els, Gladde iep, Zomereik en Abelen.

Deelgebied 6:

Ook in dit deelgebied bestaat de vegetatie uit een mozaïek. De mozaïek ziet er als volgt uit:

struweel met duingraslanden en stuifduin/mosduinen. Het struweel bestaat hoofdzakelijk uit gemengd -, Duindoorn- en Kruipwilgstruweel. Onder gemengd struweel worden de volgende soorten verstaan: Sleedoorn, Eenstijlige meidoorn, Hondsroos en Wilde kardinaalsmuts. Aan de (kant van de) Zeelaan staan hoofdzakelijk Populieren en Essen.

Deelgebied 7:

Deelgebied 7 wordt ingenomen door een duinbos. Het duinbos bestaat vooral uit een aangeplant bos. De boomsoorten die er voorkomen zijn onder andere: Witte en Grauwe abelen, Gewone esdoorn, Corsicaanse den en Populier

Deelgebied 8

Noordduinen-zuid bestaat uit twee deelgebieden gelegen ten zuiden van de R.

Vandammestraat : 8a ligt het meest in het westen tussen de Ten Bogaerdelaan en de weg naar het militair vliegveld, 8b ligt in het oostelijk deel . Het bestaat uit voormalige akkertjes met walletjes en afgegraven percelen (in slechte staat) en een restant van het paraboolduin.

Deelgebied 8a:

De laagst gelegen delen van dit deelgebied bestaan uit een soortenarme

raaigrasweidevegetatie. In het zuidelijk en hoger deel tegen het militair domein zijn mosduinvegetaties terug te vinden. In het oosten van het deelgebied bevindt zich een oude boomkwekerij met een aantal exoten zoals Tamarix sp. en Chamaecyparis sp.

De watertafel helt af naar het westen toe. De hoogste grondwaterstanden ten opzichte van het maaiveld zijn te vinden in het centrum van het deelgebied. In dit nat gedeelte schommelen de waterpeilen tussen maaiveld en 90 cm onder het maaiveld. Volgens de peilbuismetingen en het terreinmodel (DTM) zou in deze zone de laagste waterstand 15 cm onder het maaiveld zijn. Dit komt niet overeen met een aantal boringen die in de periode met de laagste

grondwaterstand zijn uitgevoerd. Waarschijnlijk is een onnauwkeurig DTM op deze plaats de oorzaak van de fouten. Zowel het model als de grondboringen geven wel dezelfde meest vochtige plaats aan. Een kleilaag ligt ongeveer op 1.2 tot 1.4 m onder het maaiveld. Er treedt geen kwel op van onder deze kleilaag. Er is wel een toestroom van kalkrijk water vanuit het duinmassief door het zand boven deze kleilaag.

Deze bodems vertonen een dikke ploeglaag (A.p-horizont) dikwijls tot 50/55 cm diep met een nieuwe A-horizont (tot 10 cm dik). De nieuw A-horizont wordt dikwijls gekenmerkt door een oppervlakkige ontkalking. In de zuidwesthoek van deelgebied 8a werd een hoge duinrug afgegraven tot binnen de invloedsfeer van het grondwater (cf. relictsoorten als Gewoon

sikkelmos en Zeegroene zegge). Momenteel is deze voormalige zandgroeve begroeid met bos.

In deze zone situeert zich momenteel vermoedelijk het hydrologisch meest belovende terreindeel van het VNR (hoge waterstand t.o.v. het maaiveld, verhoudingsgewijs geringe schommelingen, …)

Deelgebied 8b

Dit deelgebied kan in 3 worden opgesplitst.

Het meest westelijk deel ligt ongeveer 30 cm hoger dan het middenste deel. In het westelijke deel zijn de walletjes van de voormalige akkers nog duidelijk zichtbaar.

Het middenste gedeelte van deelgebied 8b is lager gelegen (afgegraven duin) maar ook de watertafel ligt er lager. Van west naar oost neemt de diepte van het water ten opzichte van het maaiveld toe. Bij langdurige regenval in de winter kunnen delen van de percelen tijdelijk onder water staan. Het oostelijk deel is een restant van een paraboolduin. Op deze duin komt een mozaïek voor van stuifduin, mosduin en kalkrijk duingrasland voor. Het kalkrijk

duingrasland heeft door de betreding (en voormalig gebruik) affiniteiten met de

duingraslanden van het zeedorpen type, de associatie van Wondklaver (Anthyllis vulneraria)) en Nachtsilene (Silene nutans) (Anthyllido-Silenetum). Deelgebied 8b wordt jaarlijks

eenmalig gebruikt voor de organisatie van een (internationale) veldritwedstrijd.