• No results found

4. Resultaten

4.4. Deelconclusies

Dit hoofdstuk had als doel antwoord te geven op de tweede en derde deelvraag. Het doel was om de huidige betekenis van eigen verantwoordelijkheid te vinden zoals die gebruikt wordt in het Nederlandse beleid vanaf 2007 tot 2013 (deelvraag 2). Daarnaast was het doel om te onderzoeken in welke mate deze gevonden betekenissen als neoliberaal aangemerkt kunnen worden (deelvraag 3).

Drie definities van burgerrollen bleken te domineren in de onderzochte beleidsteksten, te weten: de transparante risico vermijder, de meetbare burger en de gereorganiseerde burger. De definitie van eigen verantwoordelijkheid in de context van het participatiebeleid- gerelateerd aan deze definities – is te omschrijven als de (morele) taak om actief bij te dragen aan de preventie van (gedefinieerde) risico’s.

Deze actieve en preventieve invulling van eigen verantwoordelijkheid is gedecentraliseerd en gelokaliseerd- dat is zichtbaar in de wijkaanpak (2007-2008) en in de omschrijving van de transities van het participatiebeleid ( 2013-2014). In tabel 3 wordt zichtbaar tot welke empirische resultaten deze studie heeft geleidt.

65

Tabel 3: neoliberale definities van de burgerrol hekenbaar in de onderzochte beleidsteksten

Neoliberale definitie van de burgerrol

Ministerie waar deze definitie van de burgerrol vooral herkenbaar is

Jaar

De capabele

functionele burger +++

1. Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2. – 3. – De ordentelijke partner in governance +++ 1. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2. – 3. – 11/12 De talentvolle burger + 1. – 2. – 3. Algemene Zaken Ge-(de)moraliseerde ge-emancipeerde burger + 1. – 2. –

3. Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De transparante risico vermijder

+++++ ++++

1. Gezondheid Welzijn en Sport Algemene Zaken Infrastructuur en Milieu 13/14 De meetbare contractuele burger +++++ ++ 1. Infrastructuur en Milieu 2. Gezondheid Welzijn en Sport

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

07/08, 08/09 10/11, 12/13 13/14

66 De gezonde zelfstandige onderhandelaar + 1. – 2. – 3. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 10/11 12/13 De levensplanner +++ 1. – 2. Algemene Zaken

3. Gezondheid Welzijn en Sport Ge- (re)

organiseerde burger

+++++ +

1. Onderwijs Cultuur en Wetenschap 2. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 3. Infrastructuur en Milieu 09/10 13/14 De lokale gemeenschaps-burger

Tabel 3: Neoliberale definities van de burgerrol herkenbaar in de onderzochte beleidsteksten van 2007 tot 2013. De inhoud van deze tabel geeft de mate van aanwezigheid van neoliberale definities van de burgerrol en eigen verantwoordelijkheid ( kolom 1) weer ( kolom 2) in verschillende beleidsdomeinen ( kolom 3) en over verschillende jaren ( kolom 4). Zie voor verdere onderbouwing ook: Bijlage 1, tabel A.

De referentie naar risico’s en de omschrijving van de noodzaak tot het creëren van meer actieve burgers is duidelijk te herkennen in het laatste onderzochte jaar ( 2012/2013). Voor die tijd was het beleid meer gericht op het ‘meten van het probleem’ ( de jaren 2007 tot 2009) en het activeren (door scholing) van ‘passieve’ burgers en gemeenschappen ( de jaren 2010 tot 2012). (zie ook: Bijlage 3, tabel B en C ). De invulling van dit gewenste preventieve gedrag dient op een transparante en ordentelijke manier plaats te vinden. De risico’s van de huidige samenleving worden gedefinieerd als gezondheidsrisico’s, veiligheidsrisico’s en financiële risico’s.

De overkoepelende term voor hét risico is de ‘houdbaarheid’ van het systeem, of ‘de toekomst (van onze kinderen)’. Er wordt binnen deze context (morele) waarde gehecht aan een rendabele uitkomst van actief (participatief) gedrag. Actief burgerschap dient zodoende tot functionele uitkomsten te leiden. Tevens is zichtbaar dat de functionaliteit van burgers wordt bevorderd door ze verantwoordelijk te maken voor hun levensplan. Disfunctionaliteit en

67

onzekerheid van de uitkomst van participatie is in relatie tot de definitie van ‘het risico van de toekomst’ ongewenst. Om de noodzakelijke orde in bedwang te houden ( zeker nu – in de onveilige risicovolle samenleving) én om efficiënt de bureaucratie van de (oude) verzorgingsstaat het hoofd te bieden definieert de overheid zichzelf als ‘digitale overheid’ en wordt de burger gedefinieerd als ‘digitale burger’.Door de burgerlijke afhankelijkheid van het digitale systeem (bijvoorbeeld bij het gebruik van de digi-d code of het burgersservice nummer ) is er altijd een controleapparaat aanwezig; de burger anno 2015 is als het ware één met het controleapparaat. Hoewel autonomie en zelfredzaamheid van de burger hoge prioriteit lijken te hebben in het huidig sociale beleid wordt er paradoxaal tegelijkertijd een afhankelijke burgerrol gestimuleerd. Deze afhankelijkheid komt tot uitdrukking in de verhouding tussen de digitale overheid en de digitale, preventief-actieve burger.

Hoewel het participatiebeleid een verandering (transitie) van wet-en regelgeving omvat die betrekking heeft op het beleid afkomstig van de ministeries van GZW en BZK en AZ is de veronderstelling op grond van de resultaten dat het neoliberale discourse nog steeds domineert. Want- zo is zichtbaar in bovenstaand schema- juist in het domein van GZW wordt herhaaldelijk naar typisch neoliberale definities van de burger en zijn verantwoordelijkheid verwezen. Potentiële openingen voor bevrijdende kaders zijn wellicht aanwezig in het domein van Onderwijs Cultuur en Sport (OCW). Er is in dit domein niet één dominante neoliberale definitie te herkennen; dat is tevens te zien in bovenstaand schema; het domein van OCW wordt maar één keer genoemd.

De neoliberale definitie omschreven als de ‘ge-re-organiseerde burger’ is in het domein van Onderwijs Cultuur en Wetenschap vooral te herkennen. Als deze reorganisatie van de burger niet samengaat met een neoliberale definitie en actief gedrag en participatie op velerlei wijzen mogen worden ingevuld (controle losgelaten wordt) – dan is in dit domein wellicht een voorzichtige tendens van bevrijding uit het neoliberale discourse mogelijk. Ook de lokale wijkburger – als neoliberaal gedefinieerde rol- blijkt niet vaak herkenbaar te zijn in het onderzochte beleid. Mits de aandacht voor het lokale en de verantwoordelijkheid van de burger in de gemeenschap niet gecombineerd wordt met de referentie naar de noodzaak van actieve participatie in een context van toegenomen risico’s – dan is ook hier het potentieel voor een bevrijdend kader mogelijk.

68

5.Conclusie & Discussie

In dit laatste hoofdstuk wordt antwoord op de centrale vraag van dit onderzoek gegeven. De onderbouwing van deze conclusie is terug te vinden in het gehele onderzoek maar de centrale vraag wordt in dit hoofdstuk beantwoord en met de discussie worden de resulaten en interpretaties in het licht van het maatschappelijk en wetenschappelijk kader bediscussieerd. Hiernaast zal ook aandacht aan de methodologische keuzes worden besteed en worden enkele aanbevelinen voor nader onderzoek gegeven.