• No results found

ammoniumhoudende meststoffen met nitrificatieremmer en slow release meststoffen)

4.21 Deel de N-gift voor een hogere efficiëntie

Enquêtevraag

19. Heeft u in 2010 (voor zover mogelijk) de totale hoeveelheid stikstofkunstmest in twee of meer giften gedeeld?

Sectoren en gewassen Alle gewassen

Type maatregel Toedieningswijze/plaatsing

Categorie implementatiegraad Good practice veel toegepast

Milieueffect en onzekerheid Reductie stikstofuitspoeling tussen 5en 20 kg/ha, matige onzekerheid Besparing stikstofbemesting Kleiner dan 10 kg/ha

Omschrijving

Wanneer alle stikstof aan het begin van het groeiseizoen wordt gegeven, kan het gewas dat nog niet opnemen en is het risico op uitspoelen groter. Een oplossing hiervoor is de gift in delen gedurende het seizoen te geven. Dit is niet voor alle teelten mogelijk.

Mate van toepassing

Deling van de N-gift wordt algemeen toegepast in vrijwel alle sectoren, exclusief maïs. In maïs is het delen van de N-gift niet zinvol.

Toelichting resultaten workshop en enquête · De deskundigen geven aan dat stikstofdeling

voor maïs niet van toepassing is. Uit eerder onderzoek is gebleken dat dit niet veel effect heeft. Ongeveer 80% van de telers deelt wel de gift. Mogelijk zien de telers toepassing van drijfmest en kunstmest ook als deling van de gift. Een andere mogelijkheid is dat

maïstelers ook andere gewassen mee hebben genomen in hun antwoord. Bijvoorbeeld bemesting van grasland wordt altijd gedeeld.

· In de akkerbouw wordt deze maatregel volgens de workshopdeelnemers door 90-100% van de boeren toegepast, maar niet op het gehele bedrijfsareaal omdat het alleen van toepassing is op granen en aardappelen. Bij suikerbieten is het delen van de N-gift alleen van toepassing bij hoge basisgiften. Voor regio Noord geldt dat door het risico op droog weer de toepassing op aardappelen beperkter is dan in regio Zuid. Het is de vraag hoe de telers deze vraag beantwoord hebben als ze op een deel van hun areaal stikstofdeling toepassen. In de enquête kon de vraag met ja of nee of niet van toepassing worden beantwoord.

· In de vollegrondsgroenteteelt wordt de gift vrijwel altijd gedeeld. Uitzondering zijn teelten waarbij niet meer door het gewas gereden kan worden en waar de gift in één keer gegeven wordt. Ook in kort groeiende teelten wordt de gift niet gedeeld.

· Bij de bloembollenteelt en boomteelt is deling van de N-gift een algemeen gebruik (schatting 100%). In de boomkwekerij passen de telers het minder toe dan de deskundigen schatten. Er zijn beperkte verschillen tussen de gewassen wat betreft toepassing.

· Alleen van akkerbouwbedrijven in BIN is bekend wanneer de meststoffen zijn toegediend. Aangenomen is dat er van een gedeelde gift sprake is als op een gewas meer dan één keer stikstofkunstmest is gegeven met een tussenpoos van minimaal twee weken. Gedeelde giften blijken voor te komen op aardappel, suikerbieten en tarwe. In de tabel is in de kolom BIN het percentage bedrijven vermeld dat voor minimaal één gewas een gedeelde gift toepast. Op ongeveer de helft van de bedrijven is dat het geval.

Percentage toepassing Workshop Enquête BIN Maïs Noord n.v.t. 81 - Maïs Zuid 81 - Akkerbouw Noord 90-100 63 52 Akkerbouw Zuid 100 51 NB Vollegrondsgroenten 80-90 88 - Bloembollen 100 94 - Boomkwekerij 100 73 -

4.22

Bepaal de hoogte van de bijmestgift aan de hand van meting aan

het gewas (bijv. CropScan, chlorofylmeter, N-sensor, bladsteeltjes,

satellietbeelden)

Enquêtevraag

21. Heeft u in 2010 de hoogte van de benodigde stikstofgift in de bijbemesting bepaald op basis van metingen aan het gewas (bladsteeltjes, N-sensor, CropScan, chlorofylmeter of satellietbeelden)?

Sectoren en gewassen Alle sectoren behalve maïs

Type maatregel Meten/rekenen voor mestgift

Categorie implementatiegraad Best Practice: effectieve maatregel die nog in ontwikkeling is Milieueffect en onzekerheid Reductie stikstofuitspoeling kleiner dan 5 kg/ha, kleine onzekerheid Besparing stikstofbemesting Kleiner dan 10 kg/ha

Omschrijving

Door de gewasstand en de stikstofstatus van het gewas te meten kan bepaald worden hoeveel stikstof nog nodig is voor de verdere groei. De gewaswaarnemingen kunnen gericht zijn op de gerealiseerde groei en stikstofopname via meting van gewasreflectie (CropScan, N-sensor, satellietbeelden) of via rechtstreekse meting van de nitraatconcentratie in plantsap (bladsteeltjes). Meting aan het gewas heeft als voordeel dat de informatie snel beschikbaar. Met de N-sensor wordt deze op de trekker zelfs direct vertaald naar een bijmestgift. Deze vertaling is nog vrij onzeker, omdat de groei van het gewas door meer factoren wordt bepaald naast bemesting. Combinatie met informatie over de stikstofvoorraad in de bodem kan deze

maatregel verder verfijnen, maar vanwege de extra benodigde kosten wordt dit in de praktijk weinig toegepast. Deze wijze van bemesting kan ten opzichte van eenmalige giften of standaard gedeelde giften een kleine besparing op de stikstofgift opleveren. Onzekerheid in de mate van besparing is echter groot, met als belangrijkste oorzaken de verschillen in weer tussen jaren en de vertaling van gewasstand naar

bemestingsbehoefte. Deze onzekerheid en de extra kosten maken dat gewaswaarneming in de praktijk nog beperkt wordt toegepast.

Mate van toepassing

Bijbemesting aan de hand van metingen aan het gewas is alleen van toepassing in gewassen die worden bijbemest. De toepassing van de verschillende systemen is beperkt en de technologie is nog in ontwikkeling.

Toelichting resultaten workshop en enquête · In de maïsteelt is deze maatregel niet van

toepassing omdat er niet wordt bijbemest. · In de akkerbouw vindt bijbemesting beperkt

plaats waardoor deze maatregel beperkt toepasbaar is. Voor de noordelijke dalgronden en de zetmeelaardappelen zijn ijklijnen nog onvoldoende bekend, maar daar wordt in projecten wel aan gewerkt.

Satellietbeelden zijn op dit moment nog niet bruikbaar door gebrek aan kennis. Yara N-

sensor werkt goed, maar is kostbaar, de analyse van bladsteeltjes kost veel tijd. Bovendien moet voor bladsteeltjes en NBS de grond vochtig zijn, anders is het systeem onbetrouwbaar.

· In de groenteteelt speelt deze maatregel vooral in de aardbeienteelt, waar bladanalyse betrouwbaarder en perspectiefvoller wordt geacht dan bladsteeltjes. Ongeveer 10-20% van de telers passen deze maatregel toe, waarbij de toepassing sterk wordt gestuurd door de adviseur en zijn ervaring ermee.

· In de bloembollenteelt en boomkwekerij wordt deze maatregel niet toegepast volgens de

Percentage toepassing Workshop Enquête Maïs Noord n.v.t. 3 Maïs Zuid 2 Akkerbouw Noord 0-5 4 Akkerbouw Zuid 10-20 9 Vollegrondsgroenten 20 26 Bloembollen 0 10 Boomkwekerij 0 15

· In de boomteelt wordt volgens de workshopdeelnemers geen meetapparatuur gebruikt, maar vertrouwt men wel op vakbekwaamheid (´groene vingers´). Deze maatregel wordt in de boomkwekerij alleen zinvol geacht voor de akkerbouwmatige boomkwekerij. Er is momenteel te weinig kennis over de relatie tussen meetwaarde en gewasbehoefte. Als die kennis groeit, kan mogelijk ook de mate van toepassing