• No results found

DE VLIEGENDE HOLLANDER

In document GELEENDE EQUIPAGE. (pagina 34-40)

57

boos op haar waren, doch nicht noemde haar nooit anders dan Rina, ja, soms wel Rinatje-lieve!

Op dien laatsten naam was Rina in het geheel niet gesteld, en wie nu denkt, dat ze boos werd, als men haar Rinus noemde, heeft het glad mis. Ze hoorde wat graag zich zoo noemen, ja, ze was grootsch op dien naam, want het speet haar maar altijd, dat ze een meisje en niet een jongen was.

Mocht ze eens visite hebben, dan zorgde ze wel, dat er altijd een paar jongens bij waren, en met deze jongens was ze dan het liefst van al aan het spelen, hoe wilder, hoe liever, en als de meisjes, die bij haar op visite waren met haar en de jongens niet meespeelden, dan deed ze net, alsof ze er niet waren.

Eens nu, dat ze jarig was, had ze weer visite mogen vragen, en wel vijf meisjes en vijf jongens. De meisjes hadden bij eene vorige gelegen-heiil echter zoo weinig'pleizier gehad, dat vier van de vijf eene uitvlucht verzonnen om met fatsoen voor de uitnoodiging te bedanken.

«Heerlijk,» zeide Rina toen ze hoorde, dat er maar één meisje kwam.

«Heerlijk! Hoe minder van die bangerds, hoe liever! Ze durven toch niemendal en ze loopen me maar in den weg!»

Op den bepaalden dag verschenen al de jongens, doch bij het eene meisje, dat niet had durven bedanken, kwam er toch nog één, die dan dat meisje op de partij zou bezig houden.

Zoodra de kinderen bijeen waren, was de eerste vraag: «Wat zullen we nu eens spelen?»

«Krijgertje spelen,» zeide Rina. «We hebben er hier heerlijk de ruimte voor!»

En daar begon het, hoe wilder en ruwer hoe liever! Achter vaten en kuipen, ja, er dikwijls niet alleen om heen, maar er zelfs over heen.

Verscheidene keeren sprong Rina er zelfs zoo dapper over heen, dat geen der jongens haar dien sprong durfde nadoen.

Na zoo een uurtje gehold en rondgestoven te hebben, moest men eens uitblazen. Men ging voor de gezelligheid maar liever op de kuipen zitten, want rusten op stoelen of banken, bali, hoe llauw!

ip

58

• . (

l i

«Wat een ding is zoo'n iiuip toch,» merkte een der jongens aan.

«Ik wed, dat men er wel in varen kan!» zeide er een.

«Iten-je nou wel mal?» riep een derde. «Ze zijn wel groot, maar in

ry.i

fj!aan varen is tocii eene onmogelijkheid! Ik zou het er ten minste niet op wagen, want ik weet zeker, dat ik met een nat [tak thuis kwam.»

Die derde was de dapperste van al de jongens, en zoodra hij dut gezegd had, dacht Kina: «Komaan, ik zal dan eens durven, wat hij niet durft! Wat zullen ze dan wel van me zeggen?»

Ze sprong op en riep: «Kijk, daar ligt zoo'n kuip iii den vijver (iicht te trekken! Weet-je, wat ik doen zal? Ik zal er op den vijver rnee rondvaren, zoo mooi, als je het nog nooit gezien hebt!»

«Dat durf-je niet!» rie|»en de jongens.

«Niet durven? Je zal zien. dat ik het wel durf,» riep Hitia, en in een ommezien had ze met een' langen, dikken tak de kuip naar den kant gehaald. Voorzichtig orn ze niet te laten omkantelen, stapte ze er in, en, daar begon de vaar-partij!

Het ging werkelijk zelfs voel beter dan Kina het zich had kuinu-ii voorstellen. Kr bleef nog een groot gedeelte van <len wand der kuip boven watei' uitsteken, en van kantelen was, zoo meende zij, volstiekt geen ge-vaar, zoodat ze begon met allerlei da|)pere dingen te doen tot groote verbazing van een [»aar, die <len moed hadden om het gevaarlijke spelletje te blijven aanzien. De jongens, die er over begonnen waren, hadden zich uit de voeten gemaakt om daardooi- alle verantwoording van een tnogelijk ongeluk zich van den hals te schuiven, doch ze zorgden wel om toch uit de verte te blijven toekijken om te zien hoe al dat moois alloopen zou.

Kina zag best welke groote, onverschrokken helden die weggeloopen jongens waren. Om te toonen, dat zij heel wat meer mans was, ging ze wat rechter op in de kuip staan om die jongens heter te kunnen zien en om door hen ook beter gezien te worden, en toen zij hen goed in het oog gekregen had, riep ze: «Kijkt eens, bange hazen, wat ik, — en ik bon toch maar een meisje, — zooaldurf! Ik ben nu «De Vliegende Hollander»!

Wie die «Vliegende Hollander» was, dat wisten de jongens wel, want ze hadden wel eens een boek van den Kngelschen Kapitein Marrvat gelezen, en dat heette zoo. «De Vliegende Hollander», zoo geloofde men in vroegere eeuwen, was een llolla«»ilsclie spookschipper, die om eene leelijke daad gestraft was geworden met al zijn volk, ook na hun' dood,

I' i

r

('lO

als een spookscliipper op een spookschip te varen. Wie dat scliip zag, zoo vertelden de zeelieden elkander, kon er gerust op rekenen, dat hij binnen-kort met zijn schip met man en muis, midden op den Oceaan vergaan zou. Dat schip van den «Vliegenden Hollander» vloog sneller dan een vogel over de golven, zoo maar dwars door de echte schepen heen, zonder aan die schepen ook maar wat te beschadigen.

Die naam van «De Vliegende Hollander» was dus wel een naam om te toonen hoe dapper men was, en Rina wist voor zichzelve geen naam, die beter was. Zelfs «De Kuyter» was nog niet eens mooi genoeg om te toonen welk een weergalooze durf-al ze wel was.

Om nu eens Hink te laten zien, dat ze dien spookschipper durfde nadoen, gaf ze met den langen stok aan de kuip een' fermen duw, doch daar ze hierbij zooveel kracht zette, bleef de vaarstok in den bodem van den erg mo<lderachtigen vijver steken, en daar zij dien stok niet wilde loslaten.

«36

omdat ze hem bij het varen hard noodig had, kwam zij zich veel te ver vnorover buigen. Dat zou volstrekt niets geweest zijn, als ze in eene echte boot gestaan had, doch het was maar eene kuip waarin ze stond, en zoo'n ding is er niet op gemaakt om vast op het water te liggen en om er mede te gaan varen. Het kon niet anders of ze moest heel gauw omkantelen, als de zwaaite wat al te veel naar één' kant kwam.

Hieraan had Hina nu in het geheel niet gedacht. Ze had maar ge-dacht: de kuip kan mij dragen en dus kan ik er ook mede varen zoo hard en zooveel ik maar wil.

Door het sterke hellen, dat de kuip deed, glipten Uina's voeten uit het midden van den bodem naar den kant. Daardoor helde de kuip nog veel erger, en eer «De Vliegende Hollander» eraan dacht, was ze uit df kuip, die rustig bleef drijven, koppetje onder in den vijver!

De jongens en meisjes, die uit de verte dat gevaarlijke spelletje hadden staan aankijken, begoimen nu uit alle macht te gillen, te schreeu-wen en te galmen, zelf met de handen als eene spreektrompet voor den wijd-geopenden mond: «Help! Help! Help! Hina verdrinkt! Help! Heli)!

Help! Help!»

Rina hoonle dat roepen terwijl ze alweer vun den modderbodem hoven water kwam en weikelijk had ze al plan om eene nog giootere keel op te zetten en ook om hulp te roepen toen zij zich bedacht. Zij zag het werkvolk uit de brouwerij komen loopen met touwen, stokken, planken en dreggen om haar uit het water te halen voor ze verdronken was, doch eer het volk bij den vijver was gekomen, was zij al uit het water. Ze had leeren zwemmen en had gelukkig deJi kant bereikt.

Daai' stond ze nu door en door nat, een modder, al modder. Eerst begon ze eene keel van belang op te zetten en tranen met tuiten te huilen, doch zij bedacht zich, dat dit niet heel erg «Vliegende-Hollander-achtig» stond. Ze boende dus vlug de tranen af en liep naar huis zoo hard, als ze kon, om zich daar in een droog pak te steken. Een kwartiertje later was ze weer met de jongens aan het hoepelen, alsof er niets gebeurd was.

Toen de jongens alweer thuis gekomen waren, vertelden ze daar, wat er gebeurd was en wat Uina geroepen had, en een paar dagen later

Ni 1

wist men in heel de stad de geschiedenis, en noem-de ienoem-dere jongen en ienoem-der meisje haar voortaan «De Vliegende Hollander.»

Bijna dertig jaren zijn verloopen sedert dien tijd.

Mijnheer van Blasborgen is al geruimen tijd geleden gestorven, en na wordt de groote bierbrouwerij ge-dreven en uitstekend goed bestuurd door onze Kina, die eene dame van half de veertig jaar is. Gehuwd is zij niet. Er was geen man in heel de stad, die het gewaagd had om met haar te trouwen, want iedere jonge man kon het op de

vingers uitrekenen, dat zij hem regeeren zou.

Ze gaat zoowat als dame gekleed, doch ook zoowat als heer. Ze commandeert kuipers, brouwers, paarden-knechts, schippers en tal van andere mannen meer, alsof ze een Generaal is.

leder gehoorzaamt haar en ieder noemt haar heel beleefd: «JuHrouw,» als hij haar toespreekt, maar is ze er niet bij, dan spreekt niemand van de

«juffrouw,» maar wel van «De V l i e g e n d e Hollander.» Bij dien naam is ze niet alleen bekend in de stad, maar ook ver daar buiten. Zij weet het heel goed.

63

hoe men baar noemt, doch zij stoort er zich niet aan. Dames, die met haar bevriend zijn, heeft ze niet, en deheeren laten haar links liggen. Daardoor heeft ze een eenzaam leven en, zie, dat verdriet haar wel, en het maakt haar ook nijdig, korzelig en kwarrig. Ze kan haar pleizier dus wel op, en als ze zoo heel alleen is, <lan kan ze wel eens treurig worden en denken: «Dat een meisje wat meer dan rechtuit durft, nu, dat kan geen kwaad, maar . . . «Vliegende Hollander» worden, — ik gaf wel wat, als

Men komt dan heel gemak'lijk Heel ver, heel ver van hier!

En wat wij willen worden,

Zijn we alle drie eens groot.

Dat 's zeeman, want die wint toch Op zijn gemak het brood!»

Zoo spraken eens drie jongens.

Die stonden bij een' plas.

Waarop een heel klein scheepje .\an 't spelevaren was.

Dat leek hun toch zoo prettig.

Zooals men 't daar nu deè.

Men dacht: «Zoo doet de zeeman

«Nu ook in volle zee!»

Maar toen er nu des avonds

De krant kwam, en men las.

«38

Dat een der grootste schepen Door storm verong'lukt was, Toen zeiden ze alle drie weer:

«Hoor, wat er ook geschied', Al gingen ze op hun hoofd staan.

Een zeeman word ik niet!»

Zooals dat drietal jongens Opeens eene and're taal Doet hooren, waar gevaar dreigt,

Doen velen menigmaal.

Wat mooi lijkt, dat wordt daad'lijk Door menigeen begeerd.

Maar, komt het leelijks kijken.

Dan is men gauw bekeerd.

W g B J M

t l )

T O C H ER D O O R

BIJ DE TITELPLAAT.

't Is zomer volgens d'almanak, Zoo zeggen alle menschen;

Maar ik zeg toch: voor zomerweer Zou ik het anders wenschen!

Geen zon te zien! Een grauwe lucht, En door dien viezen regen.

Die klein, als speldeknopjes, valt Ook vuile modderwegen!

En toch naar school door al dat weer!

O, was ik baas, maar even, Meel even maar, dan zou ik vast

Terstond vacantie geven!

En als ik klaag, staat heel het huis, Van groot tot klein, op stelten.

Zelfs Moeder zegt: «.Fe bent geen zout,

«En dus zal je ook niet smelten!» — En Vader zegt: «Geen malligheid!

«Je kunt er heel best tegen!

Gerust, je zult niet tlootlgaan van Zoo'n beetje zomer-regen!» — Zelfs groote zus, die net als ik

Naar school moet om te leeren, Zegt: «Pruttel niet! De paraplu

«Zal al den regen keeren!»

DK KINDF.RWTRKI.D. X . III.

m

1 I

1

00

Zoo spieekt ze, maar toch is die zus Verdrietig, geen klein beetje!

Ze bleef veel liever nu ook thuis Dan toch naar school-gaan, weet-je!

(leloof-je 'tniet? Bekijk dan maar Haar raar gezicht eens even!

Het lijkt van oude lappen, en Dat zal u antwoord geven!

Maar bleven wij voor regen thuis, Itan lachten de and're kind'ren Ons zeker allen vroolijk uit.

En dat zou ons erg hind'ren.

Want zeuren we eens bij regen, dan Is 'tdaad'lijk: «Wat mankeert-je

«Hoe Hauw is dat! Voor ons is ' t n u l'as heerlijk zomerweertje!

Dus nemen we allebei 't besluit, — En dat is toch geen wonder? —

«Als 't regent, gaan wij toch er door' Wij doen voor niemand onder!»

En, als ik alles goed bedenk, En mij eens ga bezinnen.

Dan zeg ik: « T o c h e r d o o r ! doet zelfs andere tafel je liuiswei k zit te schrijven,» zeide Moeder, en ze liet er de waarschuwing op volgen: «Je met smaak aangelegd en was blijkbaar met zeer veel zorg oi\(lei hou(len werd, en daar liet nu zomer was en alles in den tuin heerlijk groende en bloeide, was het een lust om voor die glazen tuindeuren tc zitten en al het moois te bekijken. Ook l..ize zat daar graag om hare lessen te leeren of om haar

In document GELEENDE EQUIPAGE. (pagina 34-40)

GERELATEERDE DOCUMENTEN