• No results found

Hoofdstuk 3 Methode

5.1 De verborgen realiteit in de kleine verhalen

Met dit onderzoek is gezocht naar kleine verhalen van mannen met een migratieachtergrond in het hoger onderwijs die het gewoon goed doen. We dachten namelijk iets te kunnen leren van de uitzonderingen in de risicogroep van mannelijke studenten met een

migratieachtergrond, zodat die kennis ingezet kon worden om andere (mannelijke) studenten (met een migratieachtergrond) te binden aan de opleidingen. Zij zouden de voorbeeldfiguren zijn waar het in de huidige onderwijssetting aan ontbreekt en met dit onderzoek zouden we het profiel van die succesvolle, geslaagde, doorsnee, gewone mannelijke studenten met een migratieachtergrond kennen door antwoord te geven op de centrale onderzoeksvraag: Wat zijn profielen van aan een hogeschool afgestudeerde mannen met een migratieachtergrond?

Dat leverde interessante gegevens op. Om te beginnen bleek er sprake te zijn van een paradox tussen de uitzonderlijkheid van de afgestudeerde mannen met een migratieachtergrond en de vanzelfsprekendheid die zij verlangen. Dit komt tot uiting bij de complexiteit rondom de benoeming van de respondenten. Succesvol is namelijk een term die zij zichzelf niet graag toebedelen. Zij zien zichzelf liever als ‘gewoon’ geslaagd. De afgestudeerde mannen met een migratieachtergrond zijn echter niet gewoon of doorsnee, omdat zij tot een minderheid behoren. De mannen met een migratieachtergrond willen graag dat het vanzelfsprekend is dat zij afstuderen en aansluiting vinden op de arbeidsmarkt, terwijl zij tegelijkertijd op

verschillende vlakken juist de uitzondering op de (theoretische) regel zijn. Van de factoren die van invloed zijn op studiesucces hebben de mannelijke studenten met een migratieachtergrond laten zien dat hun geslacht hen niet heeft belemmerd te slagen en zijn zij gezien hun etniciteit en sociaaleconomische status niet op minder geslaagde posities in de arbeidsmarkt terecht gekomen. Zij ‘bewijzen’ ook, met hun verschillende voortrajecten, dat zij buiten de norm vallen die geldt voor havo en mbo instromers. De afgestudeerde mannen met een

met de verwachtingen die zij waar hadden moeten maken als mannen, met een andere etniciteit en uit een overwegend sociaaleconomisch laag milieu.

Een interessant tweede punt is dat het niet ervaren van ondersteuning, wat wederom de (theoretische) verwachting is bij studenten met een sociaaleconomisch lage status en studenten met een andere etniciteit, in de kleine verhalen van deze respondenten niet naar voren komt. Zij hebben zich voornamelijk op emotioneel vlak en in grote mate ook op

faciliterend vlak door hun sociale context gesteund gevoeld. Hun achtergrond (of die van hun ouders) werkten in de meeste gevallen juist inspirerend en motiverend voor de respondenten. Bij de meerderheid zorgde de aanwezigheid van een hoogopgeleide partner daarnaast voor intellectuele ondersteuning als dat nodig was.

Gezien de hypothese dat de respondenten in mindere mate ondersteuning zouden hebben dankzij hun sociale context, is in dit onderzoek gekeken naar eventuele

voorbeeldfiguren die de verklaring zouden kunnen zijn voor het studiesucces van de

afgestudeerde mannen met een migratieachtergrond. De kleine verhalen toonden aan dat bij de meerderheid van de respondenten een voorbeeldfiguur een rol heeft gespeeld in hun socialisatie, ook al kunnen ze die figuur in de meeste gevallen niet direct benoemen. De voorbeeldfiguren die de respondenten noemen zijn onder te verdelen in twee groepen. De eerste figuur is gericht op kwaliteiten en uitingen die de respondent bij zichzelf (nog) niet voldoende vindt. James Baldwin is een voorbeeld van een dergelijk figuur die emoties op een bepaalde manier weet te benoemen, zodat ze voor de respondent herkenbaar zijn, zonder dat de respondent daar zelf die woorden aan kan geven. Met de tweede figuur is de respondent een positieve persoonlijke relatie aangegaan. Deze figuur heeft de respondent opvallend vaak gevonden in de sportleraar.

Ondersteuning heeft een deel van de respondenten ook gevonden in hun

vriendengroep. De vriendengroepen van de respondenten zijn weer onder te verdelen in twee groepen. In de eerste groep is de respondent de groep (sociaaleconomisch) ontstegen en treedt de respondent op als inspirator, waarbij hij zijn vrienden probeert te motiveren. In de tweede groep is er sprake van een gedeelde levensvisie, wat de vrienden bindt. Dat werkt wederzijds inspirerend, waarbij af en toe een toon van competitie hoorbaar is tijdens de interviews.

Een interessant laatste punt richt zich op binding. Als mensen het gevoel hebben ergens bij te horen wordt een basale behoefte bevredigd, hebben we in de inleiding kunnen

zien. Daarom zijn we als mensen op zoek naar blijvende, positieve en interpersoonlijke relaties welke worden gezien als het fundament van menselijke motivatie. In een onderwijssetting betekenen relaties die studenten aangaan met anderen dat zij eerder

gemotiveerd zullen zijn hun opleiding af te maken. De eenzijdige binding, die voornamelijk uitgaat van een beweging vanuit de student, is met de bevindingen van dit onderzoek in een ander daglicht komen te staan. De positieve relatie die een docent met studenten aangaat, zou gezien theoretische studies cruciaal zijn voor studiesucces. In de verborgen realiteit van deze kleine verhalen komt dit echter in geen enkel opzicht tot uiting. Rondom de rol van de docent is gezien de verhalen van de respondenten daarom een ambivalentie ontstaan. Er zijn geen uitdrukkingen van de respondenten waaruit blijkt dat zij een sterke binding hebben ervaren met docenten en dat dit dé cruciale factor is geweest waardoor zij zijn afgestudeerd. Dit is wel de verwachting volgens diverse studies. (Hogeschool)docenten hebben geen (positieve) tot een minimale rol gespeeld in de studieloopbaan van de respondenten. Gezien de inzet van hogescholen op de rol van docenten is het de overweging waard of dergelijke interventies zinvol zijn.

De binding, of in ieder geval positieve relaties, die deze respondenten in hun

onderwijssetting zijn aangegaan, richten zich eerder op andere factoren dan de docent. De rol van medestudenten heeft in de kleine verhalen van de respondenten namelijk een veel

prominentere rol gespeeld. De respondenten hebben daarnaast laten zien dat zij zich sterk identificeren met hun werk. Ook is zichtbaar geworden dat de afgestudeerde mannen met een migratieachtergrond zodanig ambitieus zijn dat zij, dankzij hun doelen, gedreven zijn iets te bereiken. Het iets bereiken van de respondenten gaat over zowel persoonlijke- als zakelijke ambities. In veel van de gevallen is hun gedrevenheid gebaseerd op de mogelijkheden die de respondenten in tegenstelling tot hun ouder(s) hebben gekregen. Om die reden proberen zij een opwaartse sociale mobiliteit te bewerkstelligen. De binding van deze afgestudeerde mannen met een migratieachtergrond gaat dus eerder over relaties met medestudenten, (ver)binding met hun beroepsidentiteit en ambities die zij zich voorhouden.