• No results found

13 DE TWEEDE KUNSTSTOFREVOLUTIE: DE GESLOTEN KETEN

Epiloog: de tweede kunststofrevolutie

13 DE TWEEDE KUNSTSTOFREVOLUTIE: DE GESLOTEN KETEN

Het andere scenario gaat ervan uit dat de huidige, op fossiele grondstoffen gebaseerde kunststoffen voorlopig nog dominant blijven. Het scenario zet niet in op een zo naadloos mogelijke aansluiting van de technologie op het natuurlijke ecosysteem, maar op een zo radicaal mogelijke afzonderen van kunststoffen van het natuurlijke ecosysteem. Concepten als ‘cradle to cradle’, ‘het sluiten van de keten’ en ‘de circulaire economie’ passen binnen dit scenario.369 Zij zien kunststoffen als onderdeel van een technische materialenstroom met een moeizame verhouding tot natuur en milieu. Een gesloten kunststoffenketen houdt technisch gezien in dat input van nieuwe materialen nauwelijks nog nodig is en het lekken van

kunststoffen naar natuur en milieu tot nagenoeg nul gereduceerd wordt. Alleen

energietoevoer van buiten de keten is dan nog noodzakelijk. Deze bestaat bij voorkeur uit hernieuwbare energie.

In Nederland vindt 93% van de kunststoffen aan het einde van de kunststoffenketen nog een bestemming. Circa 60% wordt verbrand en levert deels energie, circa 33% wordt

hergebruikt.370 De rest komt op vuilnisbelten terecht of lekt weg. Dat betekent dat nog steeds duizenden tonnen kunststof jaarlijks in het milieu terecht komen. De vuilnisbelt en het weglekken zijn in dit scenario uit den boze.

Verbranding

Het verbranden is een discussiepunt. Enerzijds kan de warmte die vrijkomt bij (schone) verbranding van kunststoffen dienen ter vervanging van het verbranden van aardgas of kolen om bijvoorbeeld stroom op te wekken. Kunststoffen worden op deze wijze twee keer

gebruikt. Eerst om nuttige kunststofproducten te maken (in het vervoer bespaart de lichtheid van kunststoffen vele malen meer olie als brandstof dan ooit gebruikt was om die

kunststoffen te maken), vervolgens om de behouden gebleven calorische warmte in

kunststoffen te benutten. Anderzijds maakt verbranding van kunststoffen nieuwe input van fossiele grondstoffen en van fossiele energiebronnen ter bewerking van de grondstoffen noodzakelijk. In dat opzicht zou verbranding tot een minimum beperkt moeten worden. De keuze zal mede afhangen van de energie die het kost om de verschillende soorten

kunststofafval te scheiden. Bij huishoudelijk kunststofafval dat momenteel nog moeilijk te scheiden valt, ligt verbranding voor de hand.

Hergebruik

Het hergebruik vormt een apart hoofdstuk. Hergebruik van kunststoffen komt nu nog in veel gevallen neer op het herwinnen van een materiaal van lagere kwaliteit. Een gesloten keten impliceert het inwinnen, demonteren en herwinnen op een zodanige wijze dat er nieuwe, gelijkwaardige materialen van gemaakt kunnen worden. Dat vereist dat alle processen in de keten hierop ingericht moeten zijn. Voor sommige processen in de keten lukt dat,

bijvoorbeeld bij het hergebruik van het ‘afval’ van kunststoffen bij de

kunststoffenverwerking in de fabriek. Het materiaal is doorgaans zo zuiver dat het na verhitting en enige bewerking weer als de oorspronkelijke kunststof gebruikt kan worden.

Technisch gezien is een verregaande sluiting van de keten in Nederland binnen afzienbare termijn te realiseren - sommigen spreken van 2025371 - hoewel nog veel onderzoek nodig is om verschillende kunststofsoorten te kunnen scheiden en te hergebruiken.

Twee typen van hergebruik

Het onderzoek richt zich onder andere op twee typen van hergebruik.372 Allereerst het

terugbrengen van kunststofafval na scheiding tot monomeren op basis waarvan weer dezelfde polymeren kunnen worden gefabriceerd. Daarvan is bijvoorbeeld sprake bij het recyclen van PET-flessen. Een tweede optie is het afbreken van het afval tot de grondstoffen CO en H op basis waarvan monomeren en polymeren kunnen worden gemaakt. Het gaat hier met name om het vergassen of pyrolyseren (verhitting zonder toevoeging van zuurstof) van afval van verschillende kunststoffen.

Een apart probleem is - zoals we zagen - dat van de micro-kunststoffen. Het onderzoek naar de oplossingen voor dit grote vraagstuk moet nog opgang komen.

Ontwerp

Een gesloten kunststoffenketen als onderdeel van een circulaire economie vereist echter meer dan techniek (zie ook Kader 13: ‘Industrieel ontwerpen in een circulaire economie’, pag. 187). Kunststofproducten zijn primair ontworpen voor de gebruiksfase. Hoe worden

fabrikanten en ontwerpers op het spoor gezet om producten te ontwerpen voor de fase erna, de fase van het hergebruik en het probleem van het weglekken? De verschillende fases van kunststoffenketens zijn ingericht op het behalen van schaalvoordelen – met andere woorden op economies of scale (grootschalige productie van bulk) of economies of scope (bereik en

spreiding van productie en producten). Ze zijn niet ingericht op het bereiken van een

economy of sustainability, waarin duurzaamheidsoverwegingen centraal staan. Dit laatste

betekent het herontwerpen van kunststoffenketens, waarin duurzaamheid niet langer meer een van de vele randvoorwaarden is voor productie en gebruik, maar een essentiële voorwaarde.

Consumentengedrag

In hoeverre vraagt een gesloten keten om een ander consumentengedrag in het omgaan met kunststoffen? Hergebruik was in de geschiedenis het normale consumentenpatroon. Het moderne patroon is er een van creatieve consumptie: de consument wisselt voortdurend van producten, schaft deze aan en dankt hen af. Op welke wijze is creatieve consumptie in te vlechten in een gesloten keten?373 Welke cultuuromslag is daarvoor vereist?

Overheden spelen in het scenario een cruciale rol. Evenals zij in vorige eeuwen hergebruik met beleid ondersteunden, zullen zij nu de barrières voor een moderne, circulaire economie mee moeten beslechten. Hoe kunnen zij fabrikanten prikkelen tot innovaties, de handel bewegen tot verantwoorde distributie en consumenten verleiden tot aangepast gedrag?

Het scenario kan zich ontwikkelen in een gunstig economisch perspectief: de waarde van kunststofafval neemt toe, waardoor afval geen afval meer is, maar een waardevolle grondstof. Een groot probleem is het aantal maatschappelijke belanghebbenden dat betrokken is bij de realisatie van het scenario: producenten, verwerkers, onderzoekers, consumenten,

afvalverwerkers, overheden, burgerorganisaties en detailhandel om de belangrijkste categorieën te noemen. Toch is dat probleem niet nieuw in de geschiedenis van kunststof. Een belangrijke factor in de eerste kunststofrevolutie in Nederland was - zoals we zagen - de opbouw van een infrastructuur na de Tweede Wereldoorlog, die belanghebbenden de

gelegenheid bood tot velerlei vormen van samenwerking. Dat kunststofplatform bleek een voorwaarde te zijn voor het bereiken van een koppositie op kunststofgebied, nadat Nederland op grote achterstand stond. Ook kende het platform een instituut dat zich uitdrukkelijk

opwierp als probleemeigenaar van de kunststofrevolutie, namelijk het Kunststoffeninstituut TNO (later het Kunststoffen en Rubberinstituut TNO).

Het scenario van de gesloten keten vraagt eveneens om platforms en probleemeigenaren voor onderdelen van de problematiek. In het onderzoek zou dat het Dutch Polymer Institute (DPI) kunnen zijn (zie kader !4: ‘De toekomst van chemie en kunststoffen’, pag. 190). Hoe

moeizaam het opbouwen van een platform en het zoeken van een probleemeigenaar gaat, bewijst bijvoorbeeld het vinden van de oplossing voor de kleine PET-flessen, een van de grootste bronnen van zwerfvuil in Nederland. Samenwerking met de meest relevante organisaties kwam niet van de grond. Geen enkele organisatie wilde het voortouw nemen, hoewel ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ in ieders vaandel stond. Men was bang gebrandmerkt te worden als veroorzaker van deze problematiek. Inname en opslag van de kleine PET-flessen gingen vanwege de kosten die supermarkten moesten maken niet door. Dat er elders wel kosten werden gemaakt, zegt veel over de afwezigheid van ketendenken.

Een nog groter probleem van het scenario van de gesloten keten is de internationale dimensie: de kunststof stromen houden niet op bij de landsgrenzen. Kunststofgrondstoffen en producten worden geëxporteerd en geïmporteerd. Het duurzaam omgaan met de kunststoffenketens elders valt grotendeels buiten het gezichtsveld van Nederland. Binnen de Europese Unie bestaat een zekere aandacht voor de problematiek. Internationaal zijn er nauwelijks voorzieningen om het scenario bespreekbaar te maken. Een oplossing voor een van de belangrijkste vraagstukken - de maritieme vervuiling en de ‘plastic soep’ - is om die reden nog ver weg. Het zal dé uitdaging worden van een tweede kunststofrevolutie.

De eerste kunststofrevolutie creëerde de kunststofwereld. Nederland nam daarin het

voortouw naast diverse andere landen en behoorde tot de vormgevers van die wereld. In de nabije toekomst is een tweede revolutie noodzakelijk, namelijk die van de gesloten

kunststoffenketen als onderdeel van een circulaire economie. Het zou in de traditie van Nederland liggen als het land ook bij die revolutie tot de vormgevers behoorde.

KADERS VAN HET BOEK