• No results found

§. 1.

EEn reden op sijn pas gesproken (seyt de Wijse Salomon Spreuk. 25. v. 11.) is als gulde appelen in silvere gebeelde schalen. Met welke vergelijking dien grooten Koninck te kennen geven wil; dat, gelijk gulde appelen, hoe kostelijk en begeerlijk deselve ook op haar selfs mochten zijn, nochtans glantz en luyster-rijker voorkomen, als se worden aangeboden in schalen van silver, en die noch cierlijk gebeeldt zijn; dan wanneer se wierden vertoont, in ysere, kopere, aarde of houte vaten; even also dit mede plaats vindt in Redenvoeringen, die, daar se alle op alle tijden juyst niet welvoeglijk zijn, en daar door haar luyster verliesen; te meer nadruk en kracht by 't volk erlangen, wanneer se na voorval op een gelegene tijdt, en na vereysch van saken worden voortgebraght.

§. 2.

Dit (om uwe Christ. Aand. in 't portaal niet lang op te houden) is de reden, waarom by voorval van den grooten ophef van de Canonizatie van Paus Pius de Vde, en van het so plechtelijk vieren van des selfs Feest dagh, nu onlangs in de Kerk van de PP. Dominicanen, en van het aanplakken en verkopen van so veele Aflaats-Bullen en van noch een ander Boekjen; het leven en de mirakelen van dien Heyligh vervattende; die t'samen so veel geruchts hier in de Stadt veroorsakt hebben; ick met gemeyn goedtvinden voorgenomen hebbe de stoff van de Canonizatie der Heyligen in dese Avondt-stondt te verhandelen, en daar nevens by wege van een Mantissa of toemate, nader het leven en bedrijf van Paus

Menso Heidenrijk, De canonizatie der heyligen en de excanonizatie van Paus Pius de V. in een gemeyn betoog van de sekere onsekerheyt der

Pius de Vde, uyt eygene Roomsche Historie-schrijvers aan 't Licht te brengen; en sulks alles ter versekering van uwe harten in de waarheyt, tegens een opgepronkte ydelheyt en afdwaling.

§. 3.

Om dit nu met eenige voeglijke ordre te volbrengen; so moet men naspeuren 1. wat Canonizatie eygentlijk wil zeggen: 2. de maniere en wijse, op welk die in de Roomsche Kercke wordt voltrokken: 3. aan wien het recht daar toe eygentlijk behoort; en 4. de grondtvesten op welke deselve is op gebouwt. Na overlegh en ondersoek van welcke Hooft-stukken genoegh sal openbaar worden, dat het een geheel ydel, onseker, en los gebouw is, na de wijse van het oude Heydendom in de Christen Kerck eyndelijk ingevoert.

§. 4.

Canonizatie (anders ook in een Voorreden voor het Roomsche Ceremoniaal tot Keulen, by Birkman in 't Jaar 1588. gedrukt, en ook van andere, genoemt Apotheosis Divorura, dat is in onse taal, Vergodinge der Heyligen) is in de Roomsche Kerck van Antoninus Aartz-Bisschop van Florencen, en nu mede een Gecanonizeerde Sanct in sijne Summâ part. 5. tit. 12 Cap. 8. aldus beschreven: Dat de Heylige daar door van de Paus worden voorgestelt als een voorbeelt van 't geloof en een heyligh leven, en om van alle aangebeden, en in noden aangeroepen te worden. In 't Latijn aldus: & ab omnibus adorandi & in necessitatibus invocandi. De Kardinaal Bellarmijn seyt lib. 1. de Eccles. Triumph. Cap. 7. Dat se niet anders is als een openbaar getuygniss van de Kerck, over de ware heyligheyt en heerlijkheyt van een mensch die gestorven is, en te gelijk een oordeel en vonnis, waar by aan hem worden toege-eygent sulke eerbewijsen, als men schuldigh is aan sulke, die geluksaliglijk met God heerschen: Hoedanige eerbewijsen Hy dan in 't vervolgh optelt.

§. 5.

In welke beschrijvinge de Kardinaal niet rondt uyt gaat; immers eygent hy voor eerst de Canonizatie aan de Kerk; daar tegens men in 't vervolgh sal aantoonen en uyt Bellarmijn selve sterken: dat het recht daar

Menso Heidenrijk, De canonizatie der heyligen en de excanonizatie van Paus Pius de V. in een gemeyn betoog van de sekere onsekerheyt der

toe aan de Paus alleen wort opgedragen. Doch dit is de Kardinaal licht te vergeven; om dat, als men goedt ondersoeck doet, wat de Roomsgesinde door de Kerck verstaan, het tegenwoordigh eyndelijck alleen op de Paus uyt draeyt. Daar na spreekt Hy oock alleen van een getuygniss over de ware heyligheyt en heerlijkheyt; terwijl hy voor by stapt de naaste en wesentlijcke vereysch-stucken in sodanigh een, die Gecanonizeert sal worden, als daar zijn, niet alleen de heyligheyt in 't leven, maar voornamentlijk de Wonderwerken in 't leven, en na de doodt. Immers mogen noch moeten niet alle die hier heyligh hebben geleeft en vervolgens tot de eeuwige heerlijkheyt sijn overgebracht, daarom, volgens der Roomsgesinden eygen-stellinge, gecanonizeert worden. Doch dit overgeslagen.

§. 6.

Dese Canonizatie der Heyligen is nu in de Roomsche Kerck onderscheyden van een Beatificatie en Elevatie.

§. 7.

De Beatificatie, dat is in onse taal een Saligh verklaringe, gaat altijdt voor de Canonizatie, en geschiet van de Paus of heymelijk in de Conststorie alleen, gelijk plaats grijpt omtrent sulcke, die t' effens verder worden gecanoniseert. Of ook wel door een opentlijcke verklaring aan de Kerck omtrent die Heylige, welkers Canonizatie noch voor een tijdt word verschoven, en die 'er oock wel noyt op komt te volgen. Hoedanige gebeatificeerde in de voorgaande Eeuwe waren Felix van Cantalicien, Andraeas Aveliinus, Cajetanus, Threnaeus, Franciscus Borgia, Jacobus de Marchia, Johannes Dei, Ludovicus Bertrandus, Maria Magdalena de Pazzis, Petrus de Alcantara, Paschalis Baylon, Philippus Bennitius, Thomas à Villa nova en 23. Minder Broeders of Observanten in Japan gekruyst, alle opgetelt in Constitut. Pontif. aangetrokken van Augustinus Barbosâ in Collectaneis Bullarii in voce Beatificatio, uytgegeven in 't Jaar 1634. Waar toe in 't Jaar 1672. op het sterck aandringen van de Koninck van Vrankrijk noch is toegekomen Paus Pius de Vde, en mogelijck oock noch wel andere. Uyt welke

Gebeatifi-Menso Heidenrijk, De canonizatie der heyligen en de excanonizatie van Paus Pius de V. in een gemeyn betoog van de sekere onsekerheyt der

ceerde den 22. Mey deses Jaars, ten genoegen van de PP. Capucijnen Felix van Cantalicien, en ten genoegen van de PP. Dominicanen Pius de Vde, door de

tegenwoordige Paus Clemens de XIde zijn Gecanonizeert geworden; en dus die twee Monnicke Orders yeder een nieuwe volstrekten Heyligh ter aanbiddingh verkregen hebben; terwijl so vele andere reets gebeatificeerde achter gebleven zijn, die mogelijk wel noyt tot dien hoogsten trap opklimmen sullen.

§. 8.

Waar omtrent men in opmerking neemen moet, dat alles aan 't Roomsche Hof op een geheel wereltse wijse gedreven wort, en Canonizatien daar naeuwlijks worden verkregen als door sterck aandringen van Koningen, Vorsten, Volkeren en Religieuse Orders; somtijts oock wel ten ongenoegen van de Paus, veelmaals niet wetende, hoe Hy 't yeder sal te pas maken, en daar nevens door veel gelts te schieten ter vergoedinge van so zware kosten, en so excessive Pompe, als men datelijk sien sal; terwijl 'er evenwel noch wel een Capitaaltjen overschiet. En dus klimt men te Romen niet alleen langs een gulde en silvere ladder ten Hemel op; maar wordt men 'er daar door oock verder tot een Aanbiddelijken Heyligh plegtelijk uytgeroepen; gelijk de ondervindinge van verscheydene Eeuwen herwaarts 't selve seer overtuygende geleert heeft. Immers is binnen Romen alles voor gelt te koop; vergevinge der Sonden in de volle Aflaats Bullen, een ontslaginge van de grootste Schellemstucken in de Taxa Cancellariae Apostol. en elders, gelijk eygene Roomsche Schrijvers, daar van ten vollen overtuygt zondelijk hebben erkent. AEneas Sylvius naderhant Paus onder de naam van Pius de IIde, schreef in sijn 66. Brief aan Johannes Paragellus aldus: Daar is niets, 't welk het Roomsche Hof sonder gelt geeft. De oplegging der handen selve, en de gaven van den H. Geest worden verkocht, oock wort de vergevinge der sonden niet gegeven aan yemant, als die van Penningen voorsien is. So dat Roomsche Geestelijke selve opentlijk daar mede den spot gedreven hebben, als sy seyden: Dantes

Menso Heidenrijk, De canonizatie der heyligen en de excanonizatie van Paus Pius de V. in een gemeyn betoog van de sekere onsekerheyt der

exaudit, non dantibus ostia claudit. Dat is, Het Roomsche Hof verhoort de Gevers, maar sluyt de deuren voor die niets mede brengen. En Baptista Mantuanus een Carmelijter Monnick, voor honderden van Jaren in sijne Schimpdichten, onder andere uytdrukkingen oock dese gebruykt Eccl. 9.

_____Venalia nobis

Templa, Sacerdotes, Altaria, Sacra coronae. Ignis Thura preces, Coelum est Venale Deusque.

Dat is, By ons sijn te koop Kerken, Priesteren, Altaaren, Heyligdommen, Kroonen, Vuir, Offeranden, Gebeden, Ja den Hemel en Godt selve is te koop.

Petrus Mirandula rijmde van Alexander de VIste, dese versjens: Vendit Alexander Cruces, Altaria, Christum,

Emerat ille prius, vendere lure potest.

Dat is, Alexander verkoopt Kruycen, Altaren, Christus. Hy hadse eerst gekocht, Hy kan se weer verkopen. En Accius Sannazarius songh van Leo de Xde, om dat Hy op sijn laatste de heylige dingen niet kon ontfangen, niet onaardigh dit Schimpdicht.

Sacra sub extremâ si forte requiritis, horâ Cur Leo non poterat sumere? vendiderat.

Dat is, Indien je mogelijk vraagt, waarom Leo op sijn uyterste de heilige dingen niet kon ontfangen? hy hadse verkocht.

§. 9.

In so verr dat wanneer een Gebeaticeerde geen verdere aandringende voorstandt vindt van Koningen, Vorsten, Volkeren of Orders, en andere die gelt willen

voorstrecken, deselve als dan in 't Vergeet-boeck raakt, en sig dus tussen beyden met een halve eere moet behelpen; wordense aangebeden niet in 't algemeyn van de geheele Kercke; maar van dese of gene in 't bysonder, of van de eene of d'andere Stadt of Volk of Order; voor so veel uyt de Roomsche Schrijvers hebben konnen naspeuren. So dat 'er oock in den Hemel door den Paus een graad of trap tot hooger heerlijkheyt is gestelt door de Beatificatie, gelijk in 't Kerkelijke hier op aarden het

Menso Heidenrijk, De canonizatie der heyligen en de excanonizatie van Paus Pius de V. in een gemeyn betoog van de sekere onsekerheyt der

Diaconaat een voor af vereyschte trap is tot het Priesterschap; en 'er so veel

onderscheyt tusschen een Gebeaticeerde en Gecanonizeerde schijnt te zijn, als 'er is tusschen een Candidaat of Licentiaat en Doctoraat.

§. 10.

De Elevatie, in onse taal Verheffinge, brengt dit mede: Dat de Reliquien der Heylige van de gemeyne Begraafnis-plaatsen der gestorvene worden opgehaalt, en als Heyligh afgesondert, en in een bysondere plaats en Kasse tot Godts dienstige Eerbewijsing worden bewaart. Waar op oock wel volgt een versenden van eenige der selver Reliquien na andere Landen en Steden. Hoedanigh een Verheffing, als se voor de Canonizatie geschiet, alleen behelst een bysondere dienst van dese op gene hier voor gemelt. Maar wanneer die na de Canonizatie wort volbracht, alleen een toevallige sake wordt gerekent, die by de Canonizatie zijn kan; of oock wel daar van, doch seer selden, kan afgesondert blijven.

§. 11.

De maniere en wijse, op welke de Canonizatie wort voltrokken, bestaat in drie onderscheydene stucken, te weten, in een Ondersoek; in een Besluyt; en in de Uytvoering van dien; ondernomen in onderscheyden vergaderingen van 't Roomsche Consistorium. Waar door alles; hoewel de Canonizatie reets voor af by de Paus volstrekt is vastgestelt, op so een wijse word verhandelt, als of men over het uytbrengen van dien noch geheel onseker was, en dies halven noch eerst goed ondersoek doen moest. Jokkende dus, tegens haar beter weten, met haar eygen werk, om het onwetende en bygelovige Volk te beter te foppen, en als met de neus om te leyden.

§. 12.

De Canonizatie dan vastgestelt en maandt en dagh tot de Uytvoeringe beraamt zijnde, so wordt alles op 't kostelijkste tegens die tijdt voorbereydt. Kerck, Preekstoel, Altaaren, Toneelen, Throonen, en wat daar by verders sou mogen opgericht worden, op 't heerlijkste toegetakelt, aan alle kanten pronkt men met goude en silvere lakenen, goude en silvere franjens: Ja gout en silver selve in Kerkvaten en andersins, Peerlen en Juweelen niet uygesondert; so dat het prachtigste,

Menso Heidenrijk, De canonizatie der heyligen en de excanonizatie van Paus Pius de V. in een gemeyn betoog van de sekere onsekerheyt der

dat men uytdenken kan, daar te voorschijn komt. Van welk alles men hier in de Stadt en in de Kerck van de P. P. Dominicanen, (hoe seer het daar oock anders van gout en silver blonk) niet meer als een enkele schaduw, of een ruwe schetz met houtzkool getekent, onlangs gesien heeft. Nu sal uwe Christ. Aand. wel licht begeerte hebben, om te weten de geheele verdere uytdracht van desen so pompeusen toestel, die ick dan hier vervolgens aantoonen sal met twijffelende, of een yegelijk sal sigh daar over moeten verwonderen.

§. 13.

Als dan de tijt, tot het Uytvoeren van de Canonizatie bestemt, daar is, so gaat de Paus met sijn roode Mantel en overkostelijke Myter onder een prachtigh verhemelt, verselt van Kardinalen, Prelaten en Officialen &c. alle op 'et cierlijkste in haar Pontificaal Habijt gekleedt Processie's wijse na de Kerck daar worden in de Parament Kamer de Wasse-keerssen uytgedeylt; van waar men vervolgens met de brandende toortsen onder het singen van Litanyen in Processie sigh begeeft na de Kerck van St. Pieter. Als men nu aan de galerye voor die Kerk gekomen is, so word de Paus daar van de Clergie der Stadt op ´t ootmoedigst ontfangen, en na binnen geleyt, opgaande met Kardinalen, Prelaten en Officialen na een verheven plaats, rontsom welke de Clergie blijft staan.

§. 14.

De Paus, hebbende voor den Altaar een reden gevoert, klimt dan verder op een meer verheven Stoel, en ontfangt daar de gewoonlijke eer-bewijsen van de Kardinalen; waar na Hy weder afklimt, en sig nochmaals op een andere stoel, daar toe voor den Altaar gestelt, met de rugg' na den Altaar nederset, voerende op nieuws een reden; waar in Hy verhaalt wat 'er gedaan is, en daar nevens vermeldt van het leven en de mirakelen van den Heyligh in 't gemeyn; vermanende wijders het Volk, dat se Godt met Hem willen bidden; dat Hy niet mocht toelaten, dat de Kerck in desen sou dwalen. Daar na rijst de Paus op, desselfs Stoel word wegh genomen, en Hy knielt met de Mijter op

Menso Heidenrijk, De canonizatie der heyligen en de excanonizatie van Paus Pius de V. in een gemeyn betoog van de sekere onsekerheyt der

het Tapijt neder. De Litanye wordt van 't Choor gesang gesongen, terwijl zy alle met gebogen knyen bidden. Als de Litanye ge-eyndigt is, so staat de Diaken aan de rechterhandt op, en roept het volk overluydt toe: Bidt: Hy knielt ook selfs wederom, en sy alle bidden noch langer. Daar na rijst den Diaken aan de linkerhandt op, en roept mede overluydt: Richt u op, en dan staan se alle op.

§. 15.

De Paus nu staande sonder Myter begint het gesangh: Veni Creator Spiritus &c. en op het singen van het eerste vers so buygt Hy en alle die daar zijn nochtmaals de knijen; De Sangers vervolgen het gesangh, en de Paus klimt met sijn Mijter weder op een hoogen stoel, en de Mijter daar afgeset hebbende, wacht Hy af het eynde van den Lof-sangh. Hier na seggen twee Sangers: Sendt uwen Geest uit, en zy sullen geschapen worden; en de andere antwoorden: En gy sult het aangesigte der aarde vernieuwen. Dan seyt de Paus wederom; Oremas &c.

§. 16.

Vervolgens verschijnt de Procurator Causae of Saak-besorger en versoekt uyt den hoofde van sijn Volmacht Sijn Heyligheid seer ernstelijk; Dat dese of die N. N. mach in 't register der Heylige worden aangeschreven om &c. Hier op schikt sigh de Paus tot de Verklaring of Canonizatie selve, maar protesteert voor af; Dat Hy niet

voornemens is door die Canonizatie iets te doen, 't welk mocht zijn tegens het geloof, of de Katholijke Kerk, of de eere Gods. Waar na Hy gemijtert sittende met een verheven stemme uytroept: Ter eeren van de Heylige en ondeylbare Drie-eenigheid en tot verheffing van 't Christelijk geloof, en vermeerdering van de Katholijke Godsdienst, besluiten en verklaren wy opentlijk door de macht van deselve Almachtige Godt Vader Soon en H. Geest: en van de Salige Apostelen Petrus en Paulus; en van de Onse, op den raadt en bysondere toestemminge onser Broederen; dat N.N. van goeder gedachtenis; nu onder de reyen der Salige in 't Hemelsche Jerusalem opgenomen en aan de eeuwige

Sa-Menso Heidenrijk, De canonizatie der heyligen en de excanonizatie van Paus Pius de V. in een gemeyn betoog van de sekere onsekerheyt der

ligheyt overgegeven; Heyligh is, en in het Register der Heilige moet aangeschreven worden, gelijk wy Hem in dat Register aanschrijven. Vast stellende; dat sijn Feest en Officie gelijk van een Confessoor of Martelaar devotelijk en plegtelijk sal worden geviert, ieder jaar in sulk een maandt op sulk een dagh, en dat by hem gunste of hulpe van de gelovige Christenen gebeden en verwacht magh worden. &c.

§. 17.

Wanneer nu dese overluyde verklaringe is volbracht, so versoekt de Procureur Fiscaal van de Proto-notarisen blijk van 't protest door de Paus gedaan; en de Saak-besorger enkelijk een Instrument vervattende het so plegtelijk voltrekken van de Canonizatie, en dat het de Paus magh behagen daar over behoorlijke Bullen te verleenen.

Onmiddelijk daar na staat de Paus sonder Mijter op, en begint Te Deum laudamus &c. 't welk van 't Choor-gesangh ten eynde toe word vervolgt; terwijl de Kardinaal Diaken aan de rechterhandt op het eyndigen van den Lof-sang seyt: Bidt voor ons Heilige N N. En de Sangers daar op antwoorden: Op dat wy der beloften Christi mogen waardig gemaakt worden.

§. 18.

Hier na bidt de Paus met luyder stemm' en singender wijse een eygen gebedt over den Heylig aldus: Heere! wy die u toebrengen de rechten van onse dienstbaarheid bidden u, dat gy door de gunstige bescherminge van de Salige N N. in ons uwe gaven wilt vermenigvuldigen, en tegens alle tegenspoedt beschermen door onsen Heere Jesum Christum. Daar op bereydt Hy sigh verder met sijn Pontificaal habijt tot het singen van de Miss onder de gewoonelijke Ceremonien: of anders een Kardinaal; indien de Paus daar toe onvermogende mocht zijn. Terwijl het Credo gesongen wort, so dalen drie Kardinalen die Commissarisen in die sake geweest zijn neder na de benedenste poort van het Theater, en schikken daar in order het Offertorium. dat is, het geene daar staat geoffert te worden; en voor en al eer de Paus de handen wascht op een verheven stoel, so verschijnen zy daar ordentelijk een yder met sijn offerande. De

Kardi-Menso Heidenrijk, De canonizatie der heyligen en de excanonizatie van Paus Pius de V. in een gemeyn betoog van de sekere onsekerheyt der

naal Bisschop offert twee groote Wasse-keerssen, en met hem den Eersten Redenaar (Orator) sijn Wassen-keers en een verguldt Korfken met twee Tortelduyven. Dan volgt de Kardinaal Priester offerende twee grote brooden met Servetten, en de Tweede Redenaar ook sijn Wassen-keers en een silvere Korfken met twee witte