• No results found

5.   Strafdoelen en straf theorieën

5.2.   De straftheorieën en strafdoelen

5.2.2.   De relatieve straftheorie

De grondslag van en de rechtvaardiging voor het straffen wordt volgens de relatieve

straftheorie gezocht in het te verwachten toekomstig effect.181 Deze leer gaat uit van de mens als de ‘homo economicus’, wat hier betekent dat de mens een rationele afweging maakt tussen de voor- en nadelen van het plegen van een strafbaar feit.182 Dit zou moeten resulteren in een maximum aan geluk voor een maximaal aantal mensen, ook wel het utilitarisme genoemd.183 Het doel van de bestraffing is de preventie. Volgens Jeremy Bentham, een van de

belangrijkste grondleggers van het utilitarisme, kun je preventie verdelen in twee soorten: de speciale preventie en de generale preventie. Met de generale preventie probeert men te voorkomen dat medeburgers dezelfde fout als de gestrafte begaan.184 De toepassing van de straf dient steeds als voorbeeld voor de bevolking. Potentiële daders zouden door de

afschrikkende werking wel twee keer nadenken voor ze dezelfde fout als de gestrafte begaan. De speciale preventie probeert te voorkomen of te ontmoedigen dat de gestrafte opnieuw de fout in gaat.185 Het wordt de dader onmogelijk gemaakt om nog misdrijven te plegen door hem uit te sluiten van de samenleving. Daarnaast kan aan de resocialisatie van de dader gewerkt worden zodat het verlangen om misdrijven te plegen afneemt. In sommige gevallen hebben daders nog steeds het verlangen om misdrijven te plegen, maar door de mogelijke strafdreiging zullen zij niet snel een misdrijf plegen. De straf heeft dan een afschrikkende werking op de dader.

5.2.3 De verenigingstheorie

De verenigingstheorie verenigt bepaalde gedachten uit zowel de absolute als de relatieve straftheorie. Pellegrino Rossi, representant van de verenigingstheorie, meende dat de rechtvaardiging van de straf gelegen is in de vergelding.186 De dader verdient een zekere hoeveelheid leed vanwege de misdaad die hij heeft gepleegd. Deze absolute bestraffing kan worden afgezwakt door individuele of maatschappelijke nuttigheid.187 Een straf heeft nut als de dader en medeburgers ermee worden afgeschrikt. Het afschrikkend effect voorkomt dat burgers vergelijkbare strafbare feiten plegen in de toekomst.188

                                                                                                               

181 Bleichrodt & Vegter 2013, p. 12. 182 Bleichrodt & Vegter 2013, p. 12. 183 Verhofstadt, DNA 2014, p. 299. 184 Jörg, Kelk & Klip 2013, p. 326. 185 Ten Voorde 2008, p. 60. 186 Knigge & Wolswijk 2015, p. 28. 187 Jörg, Kelk & Klip 2013, p. 327.

5.2.4 Strafdoelen

Binnen elke straftheorie wordt een aantal concrete strafdoelen geformuleerd. Die doelen geven antwoord op de vraag op welke wijze er gestraft moet worden en wat men ermee wil bereiken.189 De levenslange gevangenisstraf kan worden gezien als een vergeldende sanctie. Naast de vergelding kan de straf gedetineerden helpen bij het resocialiseren.190 De wetgever heeft dit uitdrukkelijk vermeld in art. 2 lid 2 Penitentiaire beginselenwet (hierna: PBW) Voorts kunnen de beveiliging van de samenleving en de afschrikking belangrijke doelen zijn.

5.3 Een filosofische blik op de levenslange gevangenisstraf

De hedendaagse sanctietoepassing is veelal gericht op de vergelding. De mens wil gerechtigheid voor de slachtoffers en dat is volkomen begrijpelijk. Er moet leed worden toegebracht. Zoals de staatssecretaris in de brief van 2 juni 2016 heeft aangekondigd, zoekt hij met zijn beleidswijziging de uiterste grens van de vergelding op.191 Vanuit de absolute

straftheorie beredeneerd zou de levenslange gevangenisstraf proportioneel zijn als vergelding voor de misdaad. Dit is volgens Kant noodzakelijk. Een misdaad kan immers niet ongestraft blijven. De wraakgevoelens verlangen naar de vergelding van de misdaad. Maar er moet wel een bepaalde grens aan de vergelding zitten anders wordt de vergelding, zoals Pompe het verwoordt, een ‘lege formule’. Pompe waarschuwt dat de vergelding een lege formule wordt als in de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf niet de gelegenheid wordt geboden aan de gestraften om het in hem verloren vertrouwen terug te verdienen.192 Volgens Pompe ligt de grondslag van de vergelding in de persoonlijke verantwoordelijkheid van de mens en het goedmaken van de misdaad.193 Boeten in de zin van goedmaken, is voor Pompe de werkelijke betekenis van de vergelding. Uiteindelijk draait alles om het vertrouwen. Het vertrouwen in de veranderbaarheid van de mens, kan de levenslanggestrafte helpen bij zijn resocialisatie. Pompe meende dat een samenleving onleefbaar is als mensen geen vertrouwen hebben in de medemens.194 Hij vindt het vertrouwen tussen mensen daarom ook noodzakelijk in een samenleving. Met vertrouwen wint men, met wantrouwen stoot men hen af, aldus Pompe.195 Ook C. Kelk had een kritische blik op de vergelding. Hij erkent dat de straf per definitie de vergelding is. Maar aan die straf kunnen meer doelen verbonden worden. Het feit dat de straf                                                                                                                

189 Knigge & Wolswijk 2015, p. 20. 190 Schuyt, Sancties 2011, p. 224. 191 Van Hattum, DD 2017, p. 11. 192 Claessen, Strafblad 2014, p. 241 193 Claessen, Strafblad 2014, p. 230. 194 Claessen, Strafblad 2014, p. 229. 195 Claessen, Strafblad 2014, p. 229.

in zijn wezen vergelding is, maakt dat er de eis aan gesteld dient te worden dat deze proportioneel is, aldus Kelk.196 In tegenstelling tot de opvattingen van Pompe en Kelk besteedt de absolute straftheorie geen aandacht aan het vertrouwen in de dader en andere strafdoelen. Deze theorie ziet de vergelding als enige doel en enige oplossing voor de misdaad. Er kan echter een probleem ontstaan wanneer de vergeldingsbehoefte afneemt en verdwijnt. Daarnaast veronderstelt deze theorie dat met de terechtstelling van de dader het doel is bereikt. Als het doel is bereikt, wat rechtvaardigt dan de voortzetting van de straf? Dat de oplegging van de levenslange gevangenisstraf verdiend leed moet toevoegen aan de dader wordt door de meesten wel erkend, Omdat de vergelding praktisch niet te meten is en tot verschillende uitkomsten kan leiden, wordt het moeilijk om de zuivere vorm van de absolute theorie te hanteren. Door de onbepaaldheid van de straf kan er sprake zijn van een

onbehoorlijke vergelding, omdat men niet weet hoe lang die vergelding kan duren.197 Of de vergelding na 25 jaar detentie over is, is discutabel. In sommige gevallen kan het gevaar dat de levenslanggestrafte vormt voor de samenleving al binnen de 25 jaar verdwenen zijn. Waar de vergelding ophoudt, kan de voortzetting van de straf door andere doelen gerechtvaardigd worden.

In tegenstelling tot de absolute straftheorie kijkt de relatieve straftheorie naar een daarbuiten gelegen doel dat de straf rechtvaardigt om zo herhaling in de toekomst te voorkomen. Preventie zou de oplossing moeten zijn. De generale preventie zal een weinig afschrikkend effect hebben op de levenslanggestrafte, omdat deze als doel heeft de bevolking af te schrikken. De speciale preventie heeft een groter afschrikkend effect op de

levenslanggestrafte, omdat deze zich richt op de individuele dader. In de samenleving zijn beide soorten van preventie belangrijk, maar men zal ze niet in de zuivere vorm tegenkomen. Dit komt omdat de meeste misdrijven die gepleegd worden, niet gepleegd worden vanuit een rationele afweging, maar vanuit een emotie. De meeste levenslanggestraften zijn impulsieve daders die vaak moeite hebben om hun behoefte uit te stellen. Snel handelen om zo aan hun behoefte te voldoen staat voorop. Bij de negatieve consequenties van hun handelswijze, staan deze daders niet stil. De theorie zou misschien werken bij verkeersdelicten maar bij

levensdelicten zou dit weinig bevredigend zijn.

                                                                                                               

196 Kommer, Sancties 2016, p. 1. 197 Ten Voorde, NJB 2002, p. 1294.

Naast de afschrikkende werking heeft de speciale preventie ook als doel de bescherming van de samenleving en resocialisatie van de dader. De samenleving wordt beschermd door de dader uit te sluiten van de samenleving. Door resocialisatie van de dader wordt aan de verbetering van de levenslanggestrafte gewerkt. Plato zei ooit dat de straf vooral de

verbetering van de misdadiger moet dienen.198 De verbetering van levenslanggestraften zou uiteindelijk kunnen leiden tot terugkeer in de samenleving. Voor een lange tijd werkte Nederland mee aan de verbetering van de levenslanggestraften door perspectief te bieden op vervroegde vrijlating. Rechters waren van mening dat levenslanggestraften bij (zeer ernstige) misdrijven vanuit humanitaire overwegingen in beginsel uitzicht behoren te hebben op terugkeer en re-integratie in de samenleving.199 Dit perspectief veranderde in 2004 van karakter.200 Levenslang werd werkelijkheid. De verbetering van de levenslanggestrafte verdwijnt naar de achtergrond.

Alles overziend lijkt Nederland te kiezen voor de ‘Kantiaanse vergelding’ en de

‘Benthamiaanse afschrikking’. Uit onderzoek blijkt dat veel straffen en streng straffen niet gelijk staat aan slim straffen.201 Dit wordt onder andere door Beccaria erkend. Volgens Beccaria hebben niet alle straffen een afschrikkende werking. Hij constateert dat harde en wrede straffen een onvoldoende afschrikkende werking hebben, omdat misdrijven er niet mee werden voorkomen. De zekerheid dat er gestraft zou worden, voorkomt de meeste

misdrijven.202 De straf is pas efficiënt als nieuwe criminaliteit ermee wordt voorkomen.203 Toch blijven politici volhouden dat streng straffen helpt. Volgens hen prevaleert de beveiliging van de samenleving. Enerzijds is dit begrijpelijk, omdat sommige feiten zo schokkend zijn voor de openbare orde waardoor de levenslange gevangenisstraf de enige passende oplossing is. Anderzijds is de duur van de straf lastiger te bepalen dan wanneer de rechter kiest voor vergelding als voornaamste doel. Dit komt door het feit dat een rechterlijk oordeel slechts een momentopname is.204 Hij kan geen rekening houden met toekomstige ontwikkelingen zoals de verschuiving van penologische strafdoelen of het veranderd inzicht van zowel de levenslanggestrafte als het slachtoffer. Daarnaast kan het gevaar dat de

                                                                                                               

198 Nemo prudens punit, quia peccatum est se ne peccetur: niemand straft met verstand omdat er gezondigd is, maar opdat er

niet (meer) gezondigd zal worden.

199 Vegter, Strafblad 2006, p. 293. 200 Vegter, Strafblad 2006, p. 293. 201 Claessen, Strafblad 2011 p. 78. 202 Verhofstadt, DNA 2014, p. 301. 203 Claessen, TPWS 2016, p. 1. 204 Van der Grinten, TPWS 2015, p. 3.

levenslanggestrafte vormt in de loop der tijd veranderen door onder andere ouderdom, ziektes of psychische behandelingen. In sommige gevallen kan dat gevaar zelfs helemaal verdwijnen. Het recidiverisico is geen vaststaand gegeven. Het is daarom altijd belangrijk om per

individueel geval een afweging te maken te maken tussen de noodzaak tot beveiliging van de samenleving en de belangen van de levenslanggestrafte. De oplegging van de straf zou altijd een strafrechtelijk doel moeten dienen, anders zou de straf disproportioneel zijn.

Het Nederlands strafrecht gaat voornamelijk uit van de verenigingstheorie. De reden hiervoor is dat een bestraffingssysteem dat slechts gebaseerd is op één doelstelling in de praktijk onhoudbaar en weinig bevredigend is.205 De verenigingstheorie ziet de vergelding als de buitenkant van de straf. De binnenkant staat in het teken van de verbetering en de dienstbaarheid aan de terugkeer in de samenleving van de levenslanggestrafte.206

Ook de verenigingstheorie kent een aantal strafdoelen. De grenzen van deze doelen zijn echter niet eenvoudig vast te stellen. Met goede wetgeving en samenwerking van de drie machten, te weten: de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechterlijk macht, zou dit geen probleem moeten zijn. Met de ingevoerde beleidswijziging krijgen levenslanggestraften de kans om deel te nemen aan re-integratieactiviteiten. Zo kan er gewerkt worden aan de verbetering van de levenslanggestraften. De vergeldingsbehoefte zou na 25 jaar verdwenen zijn, daarna staan de doelen beveiliging van de samenleving en verbetering van de

levenslanggestraften centraal. Maar ook deze doelen kunnen in sommige gevallen na een tijd verdwijnen. Men zegt weleens dat tijd alle wonden heelt. Tijd zorgt er ook voor dat de

vergeldingsbehoefte en de wraakgevoelens verdwijnen waardoor er geen strafdoel meer wordt gediend.207 Uiteraard moeten niet alle levenslanggestraften vrijgelaten worden. De doelen zouden per individueel geval opnieuw moeten worden beoordeeld. Aan de hand van die beoordeling kan een beslissing worden gemaakt of de levenslanggestrafte in aanmerking komt voor vervroegde vrijlating. Alleen levenslanggestraften die hun leven echt hebben verbeterd en geen gevaar meer vormen, zal het worden gegund terug te keren in de maatschappij.208 Abraham Lincoln zei ooit ‘If there is anything that a man can do well, I say let him do it. Give him a chance’.209                                                                                                                 205 Kelk 1994, p. 270. 206 Kommer, Sanctie 2013, p. 2. 207 Kwakman, DD 2007, p. 2. 208 Nan, NJB 2016, p. 2531.

5.4 De vergeving

Denkbeelden over straffen en daders kunnen in de loop der tijd veranderen. Door de

medemenselijkheid had men vertrouwen in de veranderbaarheid van de daders.210 Voorheen was men bereid om iemand op het goede pad te krijgen, omdat zij het idee hadden dat de dader ook de vader of de broer had kunnen zijn. Tegenwoordig denkt meer dan de helft van de bevolking dat de daders afkomstig zijn uit Marokko. De mens heeft een stereotype gecreëerd. Het probleem dat ontstaat is dat mensen zich slecht kunnen identificeren met de daders waardoor het vertrouwen in de daders verdwijnt.211 Wraak en vergelding is waar het allemaal dan om draait. Er is geen ruimte voor berouw of vergeving. Claessen stelt dat vergeving juist nodig is in een samenleving, want door vergeving kan men het verleden afsluiten. Zonder vergevingsgezinde houding loopt een mens reële kans te verzuren,

verbitterd te raken en te eindigen als een eenzame cynicus die vastgebonden zit aan het boze verleden, aldus Claessen.212 Nelson Mandela, een levenslanggestrafte, zei ooit ‘Wraak nemen is pijnlijker dan vergiffenis schenken’. Door vergeving zou er volgens hem een energie vrijkomen die anders de opgekropte woede in bedwang moet houden. Het brengt vrede en kracht, het voedt de geest en het hart, aldus Mandela.213 Mijns inziens zou vergeving voor veel verandering kunnen zorgen. Los van alle straftheorieën en strafdoelen zou de vergeving een oplossing kunnen bieden voor de huidige discussie over de levenslange gevangenisstraf. Als mensen bereid zijn om te vergeven en dit ook aangeven tijdens het onderzoek naar de mogelijkheid tot re-integratieactiviteiten,214 dan zou het Adviescollege en de Minister dit moeten meenemen in hun overweging. Dit kan wellicht leiden tot vervroegde vrijlating.

5.5 Conclusie

De meeste straftheorieën erkennen dat een straf in een bepaalde vorm nodig is in een samenleving. Welke straf het meeste geschikt en rechtvaardig is, daarover kunnen de

meningen uiteenlopen. Deze theorieën onderscheiden zich van elkaar door de strafdoelen en de algemene rechtvaardiging die ze geven voor het straffen. De grondslag van en

rechtvaardiging voor het straffen wordt bij de absolute straftheorie vooral gezocht in de vergelding. Deze theorie maakt geen ruimte voor andere strafdoelen. Het gaat uitsluitend om                                                                                                                

210 Kommer, Sanctie 2013, p. 2. 211 Claessen, TPWS 2016, p.2. 212 Claessen, Strafblad 2011, p. 78.

213 M. Kalungu-Banda, Leading like Madiba, Cape Town: Double Storey Books 2006. 214 Zie art. 4 lid 5 Besluit Adviescollege levenslanggestraften.

de vergelding van de misdaad. De grondslag van de relatieve straftheorie richt zich vooral op het voorkomen van misdaad en delictgedrag in de toekomst. Het draait bij deze theorie om de preventie. De preventie kan bestaan uit de generale preventie en speciale preventie. Belangrijk is dat de preventie een afschrikkende werking heeft op daders en medeburgers. Voor de levenslanggestrafte is de speciale preventie van groter belang, omdat de focus hier op de individuele dader ligt. De dader afschrikken is dan niet het enige doel, ook kan er gewerkt worden aan de resocialisatie van de dader. De verenigingstheorie verenigt bepaalde gedachtes uit de absolute en relatieve straftheorie. In Nederland zien we meer elementen terug van de verenigingstheorie, omdat de absolute en relatieve straftheorie in de praktijk onhoudbaar en weinig bevredigend zijn. Tenslotte zouden meer mensen moeten open staan voor vergeving, dan zouden we wellicht een heel eind komen met het levenslangbeleid. Vergeving helpt niet alleen het slachtoffer en de nabestaanden om het verleden los te laten, het zou de

staatssecretaris ook veel helpen bij de beslissing op het gratieverzoek.

6. CONCLUSIE

In de jaren tachtig is het Nederlandse strafklimaat aanzienlijk verhard. De verharding van het strafklimaat heeft de discussie over de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf opnieuw doen oplaaien. De RSJ en het Forum Levenslang hebben in hun rapporten benadrukt dat de huidige wijze van de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf in strijd is met art. 3 EVRM. Ook nationale rechters geven een waarschuwing aan de staatssecretaris over de problematiek omtrent de levenslange gevangenisstraf. Hoe graag staatssecretaris Dijkhoff van Veiligheid en Justitie het oude levenslangbeleid wil behouden, de

rechtsontwikkelingen in Straatsburg dwingen hem tot aanpassing van het beleid dat wel voldoet aan de uitspraken van het EHRM en de eisen van art. 3 EVRM. De eisen die het EHRM door de jaren heen heeft ontwikkeld, zijn vooral gericht op de humane behandeling van levenslanggestraften. De oplegging van de levenslange gevangenisstraf is op zichzelf niet in strijd met art. 3 EVRM, maar de straf moet wel de jure en de facto verkortbaar zijn zodat levenslanggestraften enig perspectief hebben op vrijlating. In de zaak van Vinter heeft het EHRM het toetsingskader uitgebreid door te stellen dat levenslanggestraften recht hebben op een ‘prospect of release’ en ‘possibility of review’. Daarnaast moet bij aanvang van de executie van de straf de levenslanggestrafte op de hoogte worden gesteld van de mogelijkheden om in aanmerking te komen voor vervroegde invrijheidstelling en de voorwaarden die verbonden zijn aan de herbeoordeling. Recentelijk heeft het EHRM in de zaak Murray daaraan toegevoegd, dat levenslanggestraften de mogelijkheid moeten krijgen om te rehabiliteren.

De Nederlandse wetgeving biedt levenslanggestraften twee mogelijkheden om hun straf te verkorten: de civiele procedure en de gratieprocedure. Uit de tenuitvoerleggingspraktijk van de levenslange gevangenisstraf blijkt dat beide procedures enkel een theoretische waarde hebben. De civiele procedure heeft namelijk nog nooit geleid tot vervroegde invrijheidstelling en in 1986 werd gratie slechts eenmaal verleend en sindsdien nooit meer. Het EHRM vond dit onvoldoende om schending van art. 3 EVRM aan te nemen. Wanneer een feitelijk gratiebeleid ontbreekt, dan kan gesteld worden dat er sprake is van schending van art. 3 EVRM. Ook bij het ontbreken van een dergelijke herbeoordelingsprocedure kan strijdigheid met art. 3 EVRM worden aangenomen. In 2016 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat Nederland niet beschikt over een procedure die voldoet aan de beschreven herbeoordelingsprocedure. Volgens de

Hoge Raad staat de tenuitvoerlegging van de straf niet meer in het teken van een prospect of release en de resocialisatie van de levenslanggestrafte. De Hoge Raad acht daarom de huidige tenuitvoerleggingspraktijk onverenigbaar met de eisen uit art. 3 EVRM. In plaats van

uitspraak doen, heeft de Hoge Raad de zaak aangehouden zodat de staatssecretaris de kans krijgt om het beleid aan te passen conform de eisen van het EHRM en EVRM. Of de

staatssecretaris erin is geslaagd om een beleid te maken dat Straatburgs-proof is, wordt aan de hand van de resultaten van dit onderzoek een antwoord gegeven. De vraag die centraal staat in dit onderzoek is dan ook: ‘In hoeverre dient het Nederlands beleid ten aanzien van de

levenslange gevangenisstraf te worden gewijzigd om de toets aan art. 3 EVRM te kunnen doorstaan?’

Het Besluit Adviescollege levenslanggestraften van 25 november 2016, dat reeds bij Besluit van 6 juni 2017 is gewijzigd, is het uiteindelijke resultaat van de besluitvorming van de staatssecretaris. In dit besluit heeft de staatssecretaris een periodieke toets ingevoerd, ook wel de herbeoordelingsprocedure genoemd, die een reëel perspectief op vervroegde vrijlating aan levenslanggestraften moet bieden. Hoewel het EHRM een margin of appreciation toekent aan de lidstaten bij de vormgeving van hun strafrechtsysteem, heeft het EHRM wel een paar randvoorwaarden geformuleerd ter begrenzing van de herbeoordelingsmogelijkheid. De meeste artikelen in het besluit voldoen aan die randvoorwaarden. Zo wordt 25 jaar na aanvang van detentie een herbeoordelingsmoment aangeboden aan levenslanggestraften. De echte

GERELATEERDE DOCUMENTEN