• No results found

DE PROVINCIALE AMBTENAREN

In document PROVINCIAAL RECHT (pagina 48-54)

Benoeming, Het hoofdstuk over de ambtenaren wijdt een afdeeling aan schorsing, ont- ^ ambtenaren in het algemeen en een speciale aan den

voor-naamsten ambtenaar, den secretaris.

Als regel worden de ambtenaren benoemd, geschorst en ontslagen door het college van gedeputeerden (artikel 31 P.O.), tenzij de raad zich dit heeft voorbehouden, zooals met den secre-taris het geval is. Ook hierbij oefent het college van gedeputeerden invloed uit door een voordracht van twee personen voor secretaris aan den raad in te dienen (artikel 35 P.O.). Zoo is het ook geregeld ten aanzien van den griffier der staten in Nederland (artikel 36 der provinciale wet), terwijl voor den gemeentesecretaris in de moederlandsche gemeente slechts een aanbeveling van het college van burgemeester en wethouders wordt vereischt. Oppenheim86) acht terecht een voordracht be-ter, omdat juist het college van burgemeester en wethouders met den secretaris dagelijks heeft samen te werken. Echter wordt de aanbeveling in het ontwerp der staatscommissie-Oppenheim e s . gehandhaafd. In den volksraad8 6) werd aangedrongen om de voordracht te vervangen door een aanbeveling met een beroep nog wel op de autonomie van den raad !

Ook aan anderen dan aan gedeputeerden kan de benoeming van ambtenaren worden opgedragen, waardoor dus de mogelijk-heid geopend wordt om ondergeschikte ambtenaren te laten benoemen door provinciale dienstchefs, waartoe ook het voorge-stelde artikel 161 van het ontwerp-staatscommissie Oppenheim c.s. gelegenheid geeft.

85) Oppenheim II, blz. 408.

86) Afdeelingsverslag ad artikel 35 P.O.

De regeling van de bezoldiging der provinciale ambtenaren Bezoldiging, geschiedt door den raad, doch het college van gedeputeerden

stelt met inachtneming van die regelen en binnen de grenzen der begrooting de bezoldiging vast, alweer met het voorbehoud, dat de raad zich dit niet heeft voorbehouden of aan anderen opgedragen. Hoe laat zich dit rijmen? De memorie van toelich-ting ad artikel 30 P.O. zegt hieromtrent, dat de raad onder hoogere goedkeuring de algemeene regels vaststelt omtrent bezoldigingen, doch dat het toekennen ervan aan het college van gedeputeerden is overgelaten. Waarschijnlijk is bedoeld, dat, wan-neer de raad voor de een of andere betrekking een maximum of minimum wedde bepaalt, gedeputeerden binnen die grenzen het voor het speciaal geval vereischte salaris kunnen bepalen.

Of is het misschien oneerbiedig te onderstellen, dat bij het opne-men van artikel 29 P.O., blijkbaar overgenoopne-men van artikel 136 der gemeentewet naast artikel 30, overeenkomende met artikel 160 van het ontwerp der staatscommissie Oppenheim es., over het hoofd gezien is, dat de staatscommissie voorstelde, artikel 136 dier wet in te trekken, omdat het naast het nieuw ontworpen artikel niet bestaan kon? In ieder geval, de regeling, die in het moederland is voorgesteld, is duidelijk, die in Indië is moeilijk uitvoerbaar en zal hierop neerkomen, dat de raad alle bezoldi-gingen regelt waardoor artikel 30 P.O. een doode letter wordt.

Alle provinciale ambtenaren en ook de landsdienaren, die ter beschikking van de provincie gesteld zijn, staan onder de bevelen van den gouverneur, waarmede volgens de toelichting op artikel 32 P.O. bedoeld is, dat deze autoriteit het dagelijksch toezicht over hen uitoefent. Dit voorschrift heeft veel te verdu-ren gehad in den volksraad8T) die zelfs een amendement indien-de, om de „krasse bewoordingen" te verzachten in den geest van artikel 26 der provinciale wet, hetgeen echter aan het feit zelf niets veranderen zoude. Er had in dit verband wel eens gewezen mogen worden op artikel 26 L.R.O., dat de verhouding van den secretaris tot 's raads voorzitter nog heel wat scherper uitdrukt door hem „rechtstreeks ondergeschikt" aan den voorzitter te

87) Afdeelingsverslag ad artikel 32 P.O.

verklaren, welke bewoordingen terecht door Woesthoff zijn ver-oordeeld. 88)

Behalve de eigenlijke provinciale ambtenaren en de lands-dienaren, die ter beschikking van de provincie gesteld worden, beschikt de gouverneur voor den provincialen dienst over de hem als landsdienaar ondergeschikte ambtenaren, natuurlijk voorzoover dit met den algemeenen dienst vereenigbaar is (arti-kel 33 P.O.). Als regel, zegt de memorie van toelichting ad arti(arti-kel 33 P.O., dient hun daarvoor geen vergoeding te worden toege-kend, waarbij zij ten aanzien van de bestuursambtenaren de opmerking maakt, dat de dubbele taak in de lijn van het ambt ligt. Echter kan met toestemming van het betrokken departe-mentshoofd bij uitzondering een belooning voor in het belang der provincie verrichte diensten worden toegestaan. Over de ter beschikking der provincie gestelde landsdienaren zwijgt de ordonnantie; hun bezoldiging moet door de provincie betaald worden, zooals ook de opvatting is in artikel 46 van de ontwerp-ordonnantie tot instelling der provincie West-Java.

De regelen voor den overgang in dienst der provincie van lands- en gewestelijke dienaren zullen voor iedere provincie af-zonderlijk bij de instellings-ordonnantie geregeld worden, het-geen noodwendigerwijze tot een in herhaling vervallen moet leiden en door een algemeene regeling te vermijden geweest ware.

Een poging, in den volksraad gedaan,89) om niet den gou-verneur, maar het college van gedeputeerden aan te wijzen om te beschikken over het aan den gouverneur als landsdienaar ondergeschikt personeel, op grond, dat gedeputeerden zich dan rechtstreeks in het belang eener snelle afdoening van zaken tot die ambtenaren zouden kunnen wenden en mede waarschijnlijk op grond van het verzwegen motief, aan de macht van den gouverneur te kunnen tornen, mislukte. Het is juridisch juister, dat de gouverneur als chef over het landspersoneel beschikt, terwijl de beide constructies in de praktijk toch op hetzelfde zullen neerkomen.

Een verdwaald artikel, dat in het hoofdstuk over de amb-tenaren had behooren te staan, is te vinden in hoofdstuk VI over

88) Woesthoff, blz. 94.

89) Afdeelingsverslag ad artikel 33 P.O.

de financiën handelende n.1. artikel 102 P.O. Het is aan het op het allerlaatste moment interpoleeren van hoofdstuk VI, dat in zijn geheel van de locale raden ordonnantie werd overgenomen, te wijten, dat deze anomalie is ontstaan. Het artikel, dat overi-gens slecht geredigeerd is en onder anderen naast ambtenaren nog spreekt van „bedienden" der provincie, verbiedt het direct en indirect deelnemen aan werken, leverantiën en transporten ten behoeve der provincie. Het afzonderlijk vermelden van „borg stellen" had naast de algemeene uitdrukking rechtstreeks of zijdelings deelnemen kunnen weggelaten worden, welke opmer-king reeds gemaakt werd ten aanzien van artikel 8 sub c P.O., dat dezelfde term gebruikt. De beteekenis van leverantiën werd bij dat artikel90) ter sprake gebracht.

Voor het ambt van secretaris stelt de ordonnantie geen De secretaris.

vereischten, hierin afwijkend van de provinciale- (artikel 37) en de gemeentewet (artikel 96), waarschijnlijk om de keuze, die hier te lande toch al moeilijk is, niet te verzwaren. Wel mag hij naast zijn ambt geen andere betrekking bekleeden, hetgeen men in den volksraad te vérgaand vond en voor onbezoldigde betrek-kingen een uitzondering wilde maken. Het zal voor den secretaris, wiens ambt niet te onderschatten valt, wellicht het meest aan-genaam zijn, dat de ordonnantie dit eens en vooral verbiedt.

Aan den anderen kant vond men91) — en daarvoor zoude ik iets kunnen voelen — het minder wenschelijk, dat van dit verbod dispensatie door den raad kan worden verleend. Waar echter de beperking is gemaakt, dat dit alleen in het belang der provincie mogelijk is en het dispensatiebesluit daarenboven nog aan ver-nietiging van hoogerhand blootstaat, lijkt mij echter misbruik ten deze wel uitgesloten (artikel 38 P.O.).

Het is den secretaris verder verboden, die handelingen te verrichten, welke ook den leden verboden zijn (artikel 37 P.O.), dit echter zonder dispensatie, die wel voor de leden is toegestaan.

Merkwaardig genoeg gingen er in den volksraad wederom stem-men op92) om ook den secretaris dit voorrecht toe te staan,

»0) Blz. 20.

91) Afdeelingsverslag ad artikel 38 P.O.

92) Afdeelingsverslag ad artikel 37 P.O.

evenals den leden, wat weinig logisch zou zijn, waar den leden meer vrijheid dient te worden gelaten dan den voornaamsten provincialen dienaar.

Artikel 36 P.O. schrijft voor, dat de secretaris tevens secre-taris is van het college van gedeputeerden en van den gouver-neur. Het spreekt vanzelf, dat hij niet alleen den raad, doch ook andere provinciale besturen te dienen heeft, maar de beteekenis schuilt hierin, dat de secretaris den gouverneur, niet alleen waar deze als provinciaal bestuursorgaan maar ook wanneer hij als centraal orgaan optreedt, dient. Trouwens, waar — de memorie van toelichting op het artikel wijst er terecht

0p — het kantoor der provincie één is met dat van den gouver-neur, ligt de dubbele functie van den secretaris geheel in de logische lijn. Nog mag er op worden gewezen, dat de redactie van het artikel positief is en in zooverre gunstig afsteekt bij het moederlandsche voorbeeld (artikel 41 der provinciale- en artikel 101 der gemeentewet) en de decentralisatiewetgeving (artikel 26 L.R.O.) waar van „behulpzaam zijn" wordt gesproken.

In de indische provincie kan derhalve de secretaris zich niet aan de centrale taak onttrekken met een beroep op het feit, dat hij secretaris der provincie is. Evenzeer dient de nederlandsche secretaris den burgemeester bij te staan ook voor functies, die buiten de gemeentelijke huishouding en zelfs buiten de gemeente-wet om den burgemeester worden opgedragen,93) hetgeen volgt uit het oorspronkelijk ontwerp-gemeentewet, waar zijn taak alleen beperkt bleef tot het bestuur der gemeente, welke redactie niet werd overgenomen. Anders staat het met den griffier der staten.94) Deze kan wel zijn hulp weigeren, wanneer die wordt ingeroepen bij de uitvoering van andere koninklijke besluiten dan bedoeld in de artikelen 127—129 der provinciale wet, hetgeen volgt uit artikel 41, waar de hulp beperkt wordt tot wat den commissaris en gedeputeerde staten in het bestuur krachtens de provinciale wet is opgedragen.

Over de instructie van den secretaris zwijgt de ordonnantie.

In den volksraad95) wilde men een imperatief voorschrift, dat

93) Oppenheim II, blz. 423.

94) Van Leeuwen, blz. 106.

95) Afdeelingsverslag ad artikelen 31—35 P.O.

den raad verplichtte, een instructie voor den secretaris te maken, minder omdat men twijfelde aan de bevoegdheid van den raad ten deze dan wel om zijn verhouding tot den gouverneur nauw-keurig te omschrijven. Het regeeringsantwoord9e) noemt een instructie „vermoedelijk wel overbodig", een oordeel, dat ge-steund wordt door de uitspraak van Van Poelje,97) die na een onderzoek van de instructies van de secretarissen van Zuid-Holland tot de conclusie komt, dat „de instructie in negenenne-gentig van de honderd gevallen een dood ding is, dat door niemand wordt gekend, en waar niemand zich aan stoort, tenzij in geval oneenigheid om elkaar het leven zuur te maken".

In de vervanging van den secretaris voorziet volgens artikel 39 P.O. de gouverneur, waartegen de volksraad bezwaar maak-te 98) en het college van gedeputeerden als zoodanig wilde aan-gewezen zien met een beroep op het feit, dat de secretaris in de eerste plaats het college dient. Of dit in het systeem van de ordonnantie juist is, mag betwijfeld worden, doch de regeering99) liet bij haar antwoord deze kwestie in het midden en bepaalde zich er toe te zeggen, dat, waar de gouverneur de chef van alle provinciale landsdienaren is, hij ook de meest aangewezen man is om den vervanger van den secretaris aan te wijzen. In de gemeentewet wordt deze regeling der vervanging (artikel 105, lid 1) overgelaten aan het reglement van orde, in de nederland-sche provincie bestaat geen voorschrift daaromtrent, doch in de praktijk 10°) wordt de vervanging geregeld in de instructie voor den griffier. Het spreekt overigens vanzelf, dat de vervanger aan dezelfde eischen zal hebben te voldoen als de secretaris, zoodat met name opdracht aan een gedeputeerde krachtens artikel 38 der provincie-ordonnantie is uitgesloten.

96) Memorie van antwoord ad artikelen 31—35 P.O.

9") Van Poelje, Hedendaagsch gemeenterecht, blz. 37.

98) Afdeelingsverslag ad artikel 39 P.O.

99) Memorie van antwoord ad artikel 34 P.O.

100) Van Leeuwen, blz. 103.

DE VERGADERINGEN VAN DEN PROVINCIALEN RAAD

In document PROVINCIAAL RECHT (pagina 48-54)