• No results found

In dit hoofdstuk staat het perspectief van de informele partijen centraal. De respondenten worden in de eerste paragraaf geïntroduceerd. De resultaten van de interviews worden vervolgens onderverdeeld binnen drie paragrafen. In de eerste paragraaf wordt aandacht besteed aan de verschillende opvattingen die de respondenten presenteerden over hun rolinhoud en de informele ondersteuning die zij bieden. In de tweede paragraaf gaan we in op de samenwerking die zij met sociaal professionals en andere partijen hebben en hoe zij die ervaren. De perspectieven van de respondenten op diverse en bredere thema’s behandelen we in de derde paragraaf.

4.1 Afbakening en respondenten

De afbakening van de doelgroep, ‘informele partijen’, is niet eenvoudig. In een eerdere studie binnen dit wijkteamonderzoek, de Q-studie, hanteerden wij de volgende definitie: ‘onder “informele partijen” verstaan we onder andere sociale netwerken, vrijwilligers, actieve buurtbewoners, verenigingen, sociaal ondernemers en ervaringswerkers’ (Praktijkperspectieven, Berg et al 2017). Uit de interviews met stakeholders kwamen drie kenmerken naar voren die informele partijen van formele partijen onderscheiden: al dat niet betaald worden, deskundigheid en ‘laagdrempeligheid’. Tegelijkertijd streeft men in de context van het contextgedreven werken ernaar om niet in dergelijke terminologie te willen praten en de grens tussen formele en informele doelbewust los te laten.

In de loop van dit onderzoek werd duidelijk dat het zinvol is verschillende typen informele partijen te benoemen. Informele partijen delen we in op een kwadrant langs twee assen. De verticale as loopt van informeel naar formeel, en geeft de mate aan waarin informele initiatieven gepaard gaan met (een mate van) ondersteuning/begeleiding vanuit een formele organisatie. Een informeel/formeel initiatief is bijvoorbeeld een maatjestraject, waarbij het maatje weliswaar een vrijwilliger is, maar bij zijn activiteiten (intensief) ondersteund en begeleid wordt door een professional, meestal een vrijwilligerscoördinator in dienst van een maatschappelijke dienstverlenende instelling. De horizontale as loopt van individueel naar collectief, en laat zien of informele actoren zich richten op de ondersteuning van individuen, of dat zij zich eerder bezighouden met vormen van collectieve ondersteuning.

Figuur 1: kwadrant indeling informele initiatieven formeel/ informeel en collectief/ individueel Informeel / informeel Collectieve ondersteuning (lotgenotengroep Rouw & Verlies) Collectief Informeel / formeel Collectieve ondersteuning (bv. Voedselbank) Informeel / informeel Individuele ondersteuning (bv. Mantelzorger) Individueel Informeel / formeel Individuele ondersteuning (bv. Schuldhulpmaatje) Formeel Informeel

De respondenten

Er zijn interviews afgenomen met tien personen die als vrijwilliger actief zijn in de wijken Weidevenne en/of Centrum & Gors. Hoewel niet alle respondenten zichzelf als een vrijwilliger beschouwen, houden wij voor het gemak deze term aan als enkelvoudige vorm van ‘informele partijen.’ Een vrijwilliger beschouwen wij in dit hoofdstuk als een persoon die om uiteenlopende redenen bereid is om iets te doen voor de eigen groep of buurt zonder hiervoor betaald te krijgen.

Naast deze tien vrijwilligers zijn drie interviews afgenomen met personen die als betaalde kracht werkzaam zijn bij een maatschappelijke organisatie die informele ondersteuning biedt. Eén van hen werkte als vrijwilliger bij de Voedselbank en kreeg het aanbod van de gemeente om er een betaalde baan van te maken, gedetacheerd vanuit de gemeente. De andere respondenten zijn vrijwilligerscoördinatoren. Er is bewust gekozen om de interviews met vrijwilligerscoördinatoren op te nemen in het deelonderzoek naar informele partijen. De reden hiervoor is dat de vrijwilligerscoördinator een cruciale rol vervult in het speelveld, als schakel tussen formeel en informeel. Daarbinnen neemt de coördinator vaak een plek in die dicht bij de informele partijen staat. De inzichten van de coördinator vormen daarom een waardevolle aanvulling op de inzichten van de informele partijen zelf.

Voor de selectie van respondenten in dit deelonderzoek streefden we naar een goede verdeling van personen die actief zijn in de vier kwarten van dit schema. Daarbij merken we op dat veel vrijwilligers zich inzetten voor meerdere initiatieven tegelijk, en dus veelal niet tot één subcategorie behoren. Hieronder volgt een overzicht van de vrijwilligers met een korte toeklichting tot welke categorie zij ingedeeld kunnen worden:

Mantelzorger (informeel individueel)

Schuldhulpmaatje (formeel/individueel)

Vrijwilliger bij Clup Welzijn voert praktische klussen uit bij bewoners (formeel/individueel)

Twee vrijwilligers bij Woningklus werken op ‘het servicepunt’, behandelen aanvragen en doen beide aan huisbezoeken (formee /individueel)

Twee medewerkers van de Voedselbank. Eén vrijwilligers en één betaalde kracht. (formeel/collectief)

Voorzitter van de Gilde; een organisatie waarbij vrijwilligers, veelal gepensioneerden, kennis en kunde inzetten voor hun medebewoners. De vrijwilliger die wij interviewde organiseert bijeenkomsten en vergaderingen en verzint en ontwikkelt nieuwe ideeën voor projecten (formeel/ collectief)

Vrijwilliger Clup is buurtbemiddelaar (formeel/individueel) en bij het Repaircafe en buurtbemiddelaarsteam ‘Oog en oren’ (formeel/collectief), daarnaast was hij vijftien jaar voorzitter van de wijkkerngroep in Weidevenne

(formeel/collectief)

Een vrijwilliger werkzaam voor Caritas spreekt op eigen initiatief daklozen in de bibliotheek (informeel/ individueel) houdt spreekuur vanuit de kerkgemeenschap (formeel/individueel) en is nauw betrokken bij de nachtopvang (formeel/collectief)

Twee vrijwilligers bij Stichting Luctus organiseren op eigen initiatief een lotgenotengroep rondom Rouw & Verlies (informeel collectief)

De algemeen coördinator van Stichting Present, ‘een makelaar in het vrijwilligerswerk’ (formeel individueel en collectief)

Een coördinator Home-Start, een programma dat opvoedondersteuning aan gezinnen biedt door middel van vrijwilligers (formeel/individueel)

4.2 Rolopvatting informele ondersteuning

De informele sector is zoals gezegd breed en divers. De vrijwilligers die wij gesproken hebben zeer uiteenlopende opvattingen over hun eigen rol en tonen samen een breed spectrum aan activiteiten. De verscheidenheid aan opvattingen hebben we geclusterd binnen vier thema’s: formeel georganiseerd, psychosociale steun op basis van vertrouwen, de vrijwilliger als gids en ervaringsdeskundigheid en expertise.

Afgebakende taken, formeel georganiseerd

‘Ik heb bewust gekozen voor eenmalige dingen. Dat heb ik ook tegen [sociaal werker bij Clup Welzijn] gezegd. Ik ben niet zo iemand die elke week bij dezelfde vrouw een kopje koffie drinkt. Ik wil meer ‘iets’ doen. Ik wil iets actiefs doen. Iets ophangen, iets in elkaar zetten, iets regelen. Niet een praatje houden.’ (vrijwilliger bij Clup Welzijn)

De meeste vrijwilligers die verbonden zijn aan een vrijwilligersorganisatie voeren afgebakende klussen uit waarbij zij van te voren, meestal via een intakegesprek, voorwaarden hebben gesteld aan de. Nadat zij hun wensen kenbaar hebben gemaakt, organiseert en faciliteert een vrijwilligerscoördinator de activiteiten. We zien deze werkwijze terug bij organisaties zoals Woning Plus, stichting Present, en Clup Welzijn. Zij hebben een bestand aan vrijwilligers die benaderd worden als een aangevraagde klus in overeenstemming is met de wens. Het kan daarbij gaan om zeer praktische zaken zoals boodschappen doen, een schilderijtje ophangen, computerproblemen, iets in een huis of tuin opknappen, of om sociale activiteiten zoals een wandeling of een kopje koffie drinken. Dit type vrijwilliger is een helpende hand en heeft regie en sturing van bovenaf. ‘De vrijwilligers doen gewoon hun dingetje daar’ aldus één van de vrijwilligers van Woningplus. Vrijwilligers die zich inzetten via formele organisaties lijken te kiezen voor een losse, tijdelijke en of gedeeltelijke vorm van betrokkenheid bij deze organisaties. De prioriteit ligt op het uitvoeren van een bepaalde activiteit en niet zo zeer op het opbouwen van een duurzame en gelijkwaardige relatie tussen buurtbewoners (geen bonding, maar bridging).

‘Ik zeg altijd: je hoeft niet elke vrijdagmorgen om 10 uur koffie te zetten in een verzorgingscentrum. Je kan vrijwilligerswerk doen op het moment dat het jou uitkomt en het hoeft maar één keer per jaar of één keer per half jaar, zoals jullie het zelf willen.’ (coördinator Stichting Present)

Psycho-sociale steun op basis van vertrouwen

Vrijwilligers die psychosociale en emotionele steun geven belangrijk vinden, hebben andere opvattingen over hun rolinhoud dan het type vrijwilliger hierboven. Niet de organisatie, de activiteit of hun eigen wensen bepalen de inhoud van hun werk, maar de hulpvraag van de cliënt en bewoners is leidend. Vrijwilligers die een vertrouwelijke band aangaan doen dit vaak voor een langere termijn en zeggen het vertrouwen van cliënten en bewoners te winnen door de investering van tijd en energie. Dit type vrijwilliger geeft ruime invulling aan zijn takenpakket en ‘doet vooral wat nodig is.’ Het sociale contact is gebaseerd op een ongelijkwaardige relatie (bridging) maar door de duurzame en intensieve relatie resulteert het zich in familiair-achtige banden (bonding). Eén van de cliënten van het schulphulpmaatje vertelt ons dat ze hem als een opa van haar gezin beschouwt. De 80 jarige vrijwilliger van Caritas vertelt: ‘De daklozen noemen me moeder. Ze kunnen voor alles bij me terecht, ze kunnen me alles vertellen en het blijft ook altijd bij mij.’

Opvallend is dat er bij vrijwilligers die een intensieve vertrouwensband aangaan geen sprake is van vrijblijvendheid en dat hun werk om veel verantwoordelijkheid vraagt, juist door die intensieve relatie. Daarnaast kan het opbouwen van een vertrouwensrelaties dilemma’s veroorzaken zoals gewetenskwesties en privacy dilemma’s. De ‘moeder van de daklozen’ vertelt dat zij soms verhalen kan te horen krijgt die niet door de beugel kunnen. Dit leidt bij haar soms tot gewetenskwesties. Zij benadrukt hierbij dat ze het vertrouwen nooit zal schaden. De vrijwilligers van Home Start die ‘als een goede buurvrouw of buurman’ een gezin met lichte en alledaagse opvoedproblemen ondersteunen staan evenzeer soms voor ethische en complexe dilemma’s omdat zij verhalen horen die vaak bij de hulpverlening verborgen blijft. Zij moeten bij zichzelf, in gesprek met de coördinator, nagaan waar de grens van informele ondersteuning is bereikt en formele hulp ingeschakeld moet worden.

Dat het bieden van psycho-emotionele steun een zware belasting kan zijn voor de informele partij is het meest zichtbaar bij de geïnterviewde mantelzorger. Sinds 6,5 jaar verzorgt zij haar moeder die een herseninfarct heeft gehad en daarvan ernstige klachten ondervindt. Doordat de indicaties aangescherpt zijn kon haar moeder niet terecht in een verpleegtehuis. Sindsdien is zij verantwoordelijk voor de mentale steun. Dit heeft grote gevolgen gehad voor haar eigen welzijn ( onder andere een burn out) en de relatie met haar moeder. Tegelijkertijd moest

ze bemiddelen tussen de conflicten die haar moeder had met de wijkverpleegkundige en huishoudelijk hulp: ‘Dat alles bij mij terecht komt, dat ik het gevoel heb dat ik voor alles een oplossing moet leveren die er eigenlijk niet is.’ De mantelzorger wijdt de zware belasting aan de bezuinigingsmaatregelen en het feit dat mensen steeds langer thuis moeten blijven wonen:

‘Mantelzorg, tien jaar geleden had je er nog nooit van gehoord. Nu is het dan ineens met die zelfredzaamheid allemaal normaal geworden. Dan krijg je dit soort functies. Daarmee lijkt het allemaal ingedekt. Maar het probleem blijft bij de mensen zelf liggen.’

De vrijwilliger als gids

Een deel van de respondenten richt zich op linking; het werken aan overbruggende contacten naar formele instanties of het bemiddelen hierbij. Vrijwilligers die als een gids tussen bewoners en formele instanties optreedt, doet dit omdat zij zien dat bewoners kennis missen van formele aanbod of omdat zij in contact zijn met bewoners die, door ervaring uit het verleden, instanties wantrouwen. Een aantal respondenten, zoals het schuldhulpmaatje, de medewerker van de Voedselbak en de vrijwilliger van Caritas, vertellen dat sommige van deze bewoners al een lange weg afgelegd hebben bij verschillende hulpinstanties en door verschillende oorzaken tussen wal en schip zijn geraakt. Met hulp van de vrijwilliger kan de stap over de drempel (opnieuw) naar formele instantie worden gemaakt. Uit interviews met blijkt dat de vrijwilligers die het als één van zijn belangrijkste taken zien om te bemiddelen tussen bewoners en professionals of instanties, geen grenzen stellen aan hun werkzaamheden en doen vooral wat nodig is om de situatie te verbeteren. Deze respondenten vertellen dat ze wekelijks aan de telefoon zitten met personen van de gemeente en andere organisaties om zaken voor personen die zij ondersteunen te regelen. Sommige vrijwilligers stellen zich bij dergelijke gevallen op als hardnekkige doordouwers. Zij bellen met professionals en bewindslieden, lopen het stadshuis binnen en ‘zorgen dat ze [de hulpbehoevenden] niet weer het bos ingestuurd worden’.

Ervaringsdeskundigheid en expertise

‘Ik heb altijd zoiets van alles wat er in je leven gebeurt, niets komt voor niets op je pad. Dus ook vervelende dingen, dan denk ik altijd van daar moet je wat mee doen en daarom heb ik het Parkinsoncafé opgezet omdat er zo weinig was voor lotgenoten. Want mijn visie is, gedeelde smart is halve smart. Delen met lotgenoten dat helpt.’ ( initiatiefnemer

stichting Luctus).

Een groot deel van de vrijwilligers die wij gesproken hebben zetten hun eigen ervaring of expertise in de ondersteuning die zij bieden aan bewoners. Vrijwilligers die zelf met de problematiek te maken hebben gehad doen dit omdat zij zich beter kunnen inleven in de bewoners dan iemand die het niet heeft meegemaakt: ‘Om armoede te begrijpen moet je het zelf hebben meegemaakt’ zegt “de moeder van de daklozen”. Hetzelfde geldt voor de vrijwilligers van de Voedselbank die klanten beter kunnen helpen omdat zij in dezelfde situatie hebben gezeten: ‘Ik weet wat het is om van een uitkering te moeten leven, problemen te hebben en struikelblokken in het hele systeem.’

Een andere groep vrijwilligers zet hun expertise in die zij in hun werkende bestaan hebben opgedaan. Ook zij zeggen door hun expertise hun ‘werk’ beter te kunnen uitoefenen, juist omdat zij kennis hebben in de ‘formele wereld’. Het schulphulpmaatje heeft vroeger als maatschappelijk werker bij het Leger des Heils gewerkt en reclassering en benadrukt dat hij zich daardoor in het perspectief van de ambtenaar kan inleven. Hij kent immers de beperkingen en regels. De voorzitter van de Gilde heeft door zijn ervaring in het opbouwwerk een heldere visie en mening over het reilen en zeilen van sociaal professionals in Purmerend. Zij zouden zijn werkzaamheden en besluiten als voorzitter beïnvloeden. Vrijwilligers met expertise bevatten meer kennis, hebben vaak een groot netwerk en uiten zich kritischer over het huidige sociale beleid. De vrijwilliger van Caritas die 80 jaar is, heeft de Stadspartij in

Purmerend opgericht en ooit in de gemeenteraad gezeten. Zij behartigt nu de belangen voor de allerarmsten van de stad en wanneer dit nodig is met behulp van de media: ‘Ik vind het schandalig om mensen zes jaar lang afgesloten te laten zitten van warmte en van warm water. Ik ben dan een lellebel en wat een schande, dat moet in de krant. En dan worden ze bang.’

De relaties die ervaringsdeskundigen en vrijwilligers met expertise met bewoners aangaan nemen verschillende vormen aan. Ervaringsdeskundigen staan vaak op gelijke voet door de gedeelde ervaring met de bewoners aan wie zij ondersteuning bieden (bonding) of treden op als mentor (bridging). Vrijwilligers die hun expertise inzetten hebben, door hun expertise, vaker verticale relaties met bewoners door de verschillen van achtergrond bij beide partijen (bridging en linking).

4.3 Scheiding tussen formeel en informeel

We hebben de respondenten gevraagd waar volgens hen de grens ligt tussen informele en formele partijen. De respondenten geven over het algemeen een helder beeld over het onderscheid tussen beide werelden. Ten eerste benoemen de respondenten het verschil van een betaalde of onbetaalde functie. Daarnaast wordt deskundigheid en verantwoordelijkheid genoemd. Meerdere respondenten geven aan dat zij als vrijwilliger ondersteunend zijn aan de professionele hulpverlening die de verantwoordelijkheid heeft en moet blijven houden. Het schuldhulpmaatje voegt toe dat zij ‘in de positie zijn om het meeste te doen.’ De vrijwilligers bieden ondersteuning en zijn als het ware ‘ondergeschikt aan de professional’. Een ander is van mening dat de professional de kwaliteit en continuïteit waarborgt en de vrijwilliger ondersteunt. Deskundigheid is een breed omvattend begrip en wordt dan ook door de respondenten verschillend ingevuld. Volgens de meeste respondenten moet de professional in staat zijn om juist te handelen in complexe situaties en weet hij of zij moeilijke doelgroepen te benaderen en met zware problematiek om te gaan. Dit kan je volgens sommige respondenten van de vrijwilliger niet vragen en verwachten. Anderen vullen deskundigheid in met het hebben van kennis en kunde, sommige refereren dan aan een opleiding, anderen vullen dit in met kennis van het lokale sociale domein, zowel van bewoners als een sociale kaart en die ook weten te gebruiken zodat je mensen kunt doorverwijzen wanneer nodig. Van de professional wordt dan ook, in tegenstelling tot de vrijwilliger, verwacht dat zij intensief samenwerken met andere organisaties.

Naast kenmerken van formele partijen maken respondenten een duidelijk onderscheid tussen ‘gewoon een betrokken buurtgenoot zijn’ en vrijwilligers. Vrijwilligers zijn onbetaalde krachten, vaak werkzaam bij een formele organisatie en ondersteunend aan de professionals. De oprichtster van stichting Luctus noemt zichzelf bijvoorbeeld liever geen vrijwilliger omdat het niet de lading dekt van wat zij doet: ‘Ik wil geen vrijwilliger worden genoemd, ik wil wel inbreng blijven houden van wat we gaan doen.’ Daarentegen ziet ze zichzelf wel als vrijwilliger op de zondagmiddag als ze als gastvrouw van Clup Welzijn dansactiviteiten met dementerende ouderen verzorgt. Een aantal respondenten erkent de grens tussen informeel en formeel en probeert deze in hun activiteiten te respecteren. Vrijwilligersorganisaties, zoals Present, Woning Plus en Home Start hebben een zodanige structuur opgebouwd dat vrijwilligers taken uitvoeren op basis van vooraf gestelde afspraken waardoor de grens ook in de praktijk blijft bestaan. Present en Woning Plus maken duidelijk onderscheid in taken van vrijwilligers en professionals bij de organisatie van projecten. De vrijwilliger van Clup Welzijn heeft bijvoorbeeld aangegeven dat hij het op prijs stelt dat er een professional aanwezig is als hij klussen uitvoert zodat hij niet in situaties terecht komt die om deskundigheid vragen:

‘Met die twee vluchtelingen die een verblijfsstatus hadden gekregen, toen was [naam coördinator] er, en nog iemand, zetten we met z’n drieën kasten in elkaar. Die mensen hebben wel wat meegemaakt. Die kunnen wel op een boot hier naartoe zijn gekomen en wie weet wat ze allemaal hebben meegemaakt. Ik heb ook altijd wel liever dat er iemand bij zit, want ten eerste weet ik niks van die mensen. Waar ze goed of slecht op reageren. En straks gebeurt er wat met iemand, dan kan ik hen ook niet echt op de juiste manier begeleiden.

Het onderscheid tussen informele en formele ondersteuning wordt schimmiger en vager wanneer we inzoomen op het werk van de meeste ‘gidsen’, de ‘ervaringsdeskundigen’ en de vrijwilligers die een lange en intensieve relatie aangaan met bewoners. Zoals uit bovenstaande beschrijvingen op te maken is doen deze type vrijwilligers voornamelijk wat zij denken dat nodig is waardoor zij in de praktijk gebruik maken van hun discretionaire ruimte. Zij begeven zich hierdoor in beide werelden en zetten waar nodig hun ervaring en professionaliteit in.

Bij stichting Luctus zijn de grenzen tussen formeel en informele helemaal weggevaagd. Alle werkers bij de stichting doen hun werk onbetaald en vrijwillig, maar de respondenten benadrukken wel dat de stichting niet zonder professionals kan. In het bestuur zit een directrice van een inloophuis in Purmerend die een groot netwerk heeft en de secretaris die we hebben geïnterviewd is een professional in hetzelfde werkgebied. Hij omschrijft zijn vrijwilligersfunctie als ‘een stukje Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.’

Tot slot is er nog een ander type vrijwilliger waarbij de grens tussen formeel en informeel vervaagd is, niet door