In de voorgaande hoofdstukken is duidelijk geworden dat in Nederland voor een levenslanggestrafte de mogelijkheid bestaat om zijn straf te verkorten door middel van het indienen van een gratieverzoek of het starten van een procedure bij de civiele rechter. In hoofdstuk 2 is naar voren gekomen dat de civiele procedure louter een theoretische mogelijkheid is en geen reëel perspectief biedt tot vrijlating van de gedetineerde. Voorts biedt de gratieprocedure in beginsel ook niet voldoende uitzicht tot vrijlating. Het is moeilijk om een definitieve conclusie hieraan te verbinden, gezien het feit dat de praktijk niet voldoende duidelijkheid biedt hieromtrent. Er kan wel gesteld worden dat er al 28 jaar geen gratie meer is verleend op grond van een ‘conditional release’. Deze situatie zorgt er voor dat er toch vraagtekens geplaatst kunnen worden bij het bestaande perspectief tot vrijlating voor een levenslanggestrafte in Nederland. In hoofdstuk 3 is duidelijk geworden dat het EHRM in de zaak Vinter nieuwe eisen heeft gesteld op het gebied van de verkorting van de levenslange straf. Daarnaast heeft het EHRM de nadruk gelegd op de noodzaak van de reclassering van de veroordeelde tijdens detentie. Het uitzicht op vrijlating bestaat in die zin onder andere uit het toewerken naar een terugkeer in de samenleving. Voorts is er geconcludeerd dat er in het Nederlandse strafrechtstelsel op een betere manier gestalte kan worden gegeven aan de mogelijkheid tot herbeoordeling. Daarnaast heeft het EHRM in mei 2014 een nieuwe uitspraak gedaan aangaande de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf. Hierin werd nog duidelijker dat het EHRM wil dat zijn lidstaten toewerken naar een betere herbeoordeling van de straf van een levenslanggestrafte in een hiertoe geëigende procedure en hiervoor heb ik aansluiting gezocht bij het Wetsvoorstel van het Forum Levenslang. Ten eerste zal er een uitleg worden gegeven wat het Forum voorstelt en hoe er aan deze regeling vorm moet worden gegeven. Daarna zal er worden onderzocht of deze procedure voldoet aan de eisen die gesteld zijn door het EVRM in de zaak Vinter en Magyar.
4.2. Het wetsvoorstel van het Forum Levenslang.
Het Forum wil met dit wetsvoorstel voor levenslanggestraften, naast de mogelijkheid van gratie, de mogelijkheid tot een voorwaardelijke invrijheidstelling creëren. Het Forum is van mening dat het bestaande perspectief tot vrijlating niet voldoet aan de eisen die gesteld worden in artikel 3 en 5 EVRM. Het Forum wil met dit wetsvoorstel voorkomen dat Nederland tegen een eventuele veroordeling van het EVRM aanloopt wegens het niet naleven van de eis van ‘reducibility’. Naast de mogelijkheid tot een voorwaardelijke invrijheidsstelling wil het Forum de volgprocedure voor langgestraften herintroduceren. Met deze procedure kan er worden beoordeeld of de levenslanggestrafte in aanmerking komt voor gratie of voorwaardelijke invrijheidsstelling. Hiermee wordt de resocialisatie van de veroordeelde beter bewaakt. Daarnaast is deze procedure van belang voor het tijdig in gang zetten en bewaken van het resocialisatietraject in verband met het voorwaardelijk in vrijheid stellen van de gedetineerde. Het Forum wil de regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling neerleggen in de voorgestelde artikelen 15m tot en met 15w van het Wetboek van Strafrecht. Van belang wordt geacht dat de regeling zoveel mogelijk aansluiting dient te vinden bij de huidige regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling in het geval van een tijdelijke gevangenisstraf. Een belangrijk verschil is echter dat een levenslanggestrafte niet automatisch voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld, wat nu wel gebeurt bij een gedetineerde die veroordeeld is tot een tijdelijke gevangenisstraf. Voorts zal de voorgestelde regeling na inwerkingtreding ook van toepassing zijn op veroordeelde personen die momenteel levenslang vastzitten.114 Hierna zal er stapsgewijs worden toegelicht hoe het Forum over het algemeen vorm wil geven aan deze regeling.
Het Forum heeft in artikel 15m lid 1 Sr voorgesteld dat een levenslanggestrafte dan wel het OM kunnen overgaan tot een voorwaardelijke invrijheidsstelling van de veroordeelde wanneer de vrijheidsbeneming van de veroordeelde ten minste twintig jaar heeft geduurd. Het Forum heeft gekozen voor een termijn van ten minste twintig jaar, omdat de termijn gelijk is aan het moment waarop een veroordeelde tot de maximale tijdelijke gevangenisstraf van dertig jaren voorwaardelijk in vrijheid kan worden gesteld.115 Volgens artikel 15m lid 3 Sr kan het verzoek tot een voorwaardelijke invrijheidsstelling van de
114
Wetsvoorstel Forum Levenslang 2011, MvT, p. 5‐15. <www.forumlevenslang.nl>, zoek in: publicaties. 115
levenslanggestrafte worden ingediend nadat de veroordeelde116 achttien jaren van de straf heeft uitgezeten. Indien er voor de gegeven termijn een verzoek of vordering wordt ingediend zal deze niet‐ontvankelijk worden verklaard. De termijn tussen het verzoek of de vordering en het daadwerkelijk wel of niet verlenen van de voorwaardelijke invrijheidsstelling is noodzakelijk in verband met het eventuele gedragskundige onderzoek en de reclassering van de veroordeelde zodat laatstgenoemde volledig voorbereid terug kan keren in de maatschappij.117 De herinvoering van een volgprocedure kan een belangrijke rol hierbij spelen. Volgens artikel 15m lid 4 Sr zal een verzoek tot voorwaardelijke invrijheidsstelling van de veroordeelde niet ontvankelijk worden verklaard, indien dit verzoekschrift is voorafgegaan door een eerder verzoekschrift of een eerdere vordering waarop binnen drie jaar voor de indiening van het volgende verzoekschrift is beslist. Er wordt een uitzondering gemaakt voor het OM. Het OM kan nadat de veroordeelde achttien jaar van zijn gevangenisstraf heeft uitgezeten, op elk moment opnieuw een vordering tot voorwaardelijke invrijheidsstelling indienen.
In beginsel is het mogelijk om de beslissing op het verzoek tot voorwaardelijke invrijheidsstelling toe te delen aan de rechtbank die in eerste aanleg kennis heeft genomen van het strafbare feit terzake waarvan de straf die ten uitvoer wordt gelegd, is opgelegd.118 Het Forum heeft volgens artikel 15n lid 1 Sr echter de voorkeur om de beslissing over de voorwaardelijke invrijheidsstelling over te laten aan de penitentiaire kamer van het gerechtshof te Arnhem. Het voordeel hiervan is dat er bij de beslissing tot voorwaardelijke invrijheidsstelling twee gedragsdeskundigen worden betrokken. De penitentiaire kamer kent namelijk de samenstelling van drie beroepsrechters, een psychiater en een psycholoog. Volgens artikel 15o lid 2 Sr zal de kamer van het gerechtshof te Arnhem de veroordeelde pas voorwaardelijk in vrijheid stellen nadat zij een met reden omkleed, gedagtekend en ondertekend advies hebben ontvangen van een of meer gedragsdeskundigen, die onderzoek hebben gedaan naar de veroordeelde. De gedragsdeskundigen zullen onderzoek doen naar het recidivegevaar, de detentieschade en het gewenste resocialisatietraject van de veroordeelde. Mede door de samenstelling van de penitentiaire kamer heeft zij veel ervaring 116 Hierna wordt met veroordeelde, een veroordeelde tot een levenslange gevangenisstraf bedoeld. 117 Wetsvoorstel Forum Levenslang 2011, MvT, p. 16. <www.forumlevenslang.nl>, zoek in: publicaties. 118 Idem.
met zaken waarin er sprake is van psychische en/of psychiatrische problematiek. Deze elementen zijn ook vaak aan de orde in het geval van levenslanggestraften. Doordat je de beslissing over de voorwaardelijke invrijheidsstelling van levenslanggestraften centreert bij de penitentiaire kamer van het gerechtshof te Arnhem kan er een eenduidig beleid gevoerd worden in dit soort zaken.119 Dit zorgt weer voor meer duidelijkheid voor de veroordeelde die een verzoek tot voorwaardelijke invrijheidsstelling wil indienen. Overigens staat, volgens artikel 15v Sr tegen de beslissing van het gerechtshof op de vordering of het verzoek tot voorwaardelijke invrijheidsstelling geen rechtsmiddel open.
De zitting zal openbaar zijn. Zowel het OM als de veroordeelde zijn bevoegd om getuigen en deskundigen te dagvaarden dan wel schriftelijk te doen oproepen. Voorts bestaat volgens artikel 15o lid 3 Sr voor het slachtoffer of diens nabestaanden de mogelijkheid om op de zitting een verklaring af te leggen omtrent de gevolgen die de gepleegde strafbare feiten bij hem teweeg hebben gebracht. Dit laatste is van belang gelet op de aard van het delict waarvoor de levenslange gevangenisstraf doorgaans wordt opgelegd. Mede hierdoor kan de rechter rekening houden met de belangen van het slachtoffer of de nabestaanden van het slachtoffer bij de invulling van de bijzondere voorwaarden die bij de voorwaardelijke invrijheidsstelling van de veroordeelde gesteld worden. De artikelen 51a tot en met 51e alsook artikel 302 Sv zijn van overeenkomstige toepassing.120
Volgens artikel 15o lid 1 Sr zal een algemene voorwaarde voor de verlening van een voorwaardelijke invrijheidsstelling van de levenslanggestrafte zijn dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Deze algemene voorwaarde is volgens het huidige artikel 15a lid 1 Sr thans al van toepassing op voorwaardelijk in vrijheid gestelden. Naast de algemene voorwaarden kunnen er bijzondere voorwaarden gesteld worden aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Het Forum zoekt hier ook aansluiting bij de huidige regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling vgl. artikel 15a lid 2‐4 en lid 6 Sr. Wel dient er op gelet te worden dat de algemene voorwaarden en bijzondere voorwaarden in het huidige artikel 15a Sr zijn uitgebreid in 2012.121 Het Forum 119 Wetsvoorstel Forum Levenslang 2011, MvT, p. 17. <www.forumlevenslang.nl>, zoek in: publicaties. 120 Wetsvoorstel Forum Levenslang 2011, MvT, p. 16‐18. <www.forumlevenslang.nl>, zoek in: publicaties. 121 Het Wetsvoorstel van het Forum stamt uit 2011. Ik voorzie hier echter geen problemen mee. De nieuwe bijzondere voorwaarden zijn niet zulke ingrijpende beperkingen dat er nog nauwelijks gesproken kan worden van een
stelt in artikel 15o lid 1 Sr voor, in verband met het bijzondere karakter van de levenslange gevangenisstraf, om de beslissing over het stellen van bijzondere voorwaarden over te laten aan de penitentiaire kamer van het gerechtshof te Arnhem. Het OM kan de rechter wel voorzien van advies over de te stellen bijzondere voorwaarden. Het OM kan zich op dit punt weer laten voorlichten door de reclassering.122
De penitentiaire kamer zal, volgens artikel 15p lid 1 Sr, een proeftijd vaststellen indien zij overgaan tot het voorwaardelijk in vrijheid stellen van de veroordeelde. De proeftijd van de algemene voorwaarde is volgens artikel 15p lid 2 Sr in beginsel levenslang. De proeftijd van elke bijzondere voorwaarde wordt volgens artikel 15p lid 3 Sr vastgesteld voor bepaalde of onbepaalde duur. De voorwaardelijke invrijheidstelling kan volgens artikel 15r Sr worden herroepen indien de veroordeelde de algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Volgens artikel 15t lid 1 Sr zal het OM een vordering moeten indienen bij de penitentiaire kamer, indien zij van mening is dat de veroordeelde een voorwaarde niet heeft nageleefd en herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling geboden is. Volgens artikel 15u lid 1 Sr gelast de penitentiaire kamer de verdere tenuitvoerlegging van de levenslange straf of van een door het gerechtshof te bepalen gedeelte daarvan, indien de vordering van het OM geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen. De tenuitvoerlegging bij herroeping wordt geacht te zijn hervat op de dag van de aanhouding, nadat er een schorsing op voet van artikel 15s Sr heeft plaatsgevonden.
Het antwoord op de vraag welke toets de rechter moet aanleggen bij het beoordelen van een verzoek dan wel vordering tot voorwaardelijk invrijheidsstelling van de veroordeelde, kan niet makkelijk gegeven worden. Zoals eerder gesteld kent de levenslange gevangenisstraf in Nederland onder andere aspecten van vergelding, beveiliging en het tegengaan van recidive. De mate waarin elk aspect een rol heeft gespeeld bij de oplegging van de straf wordt niet geëxpliciteerd in de uitspraak. De invulling van de rechterlijke toets zal dus overgelaten moeten worden aan de rechtspraktijk. De rechter zal het algemene
invrijheidsstelling. Bovendien zien deze nieuwe bijzondere voorwaarden vaak op de resocialisatie van de gedetineerde, wat alleen maar goed is gezien de huidige stand van zaken betreffende de jurisprudentie van het EHRM. Ik ga er navolgend dan ook vanuit dat het Forum het wetsvoorstel, indien deze wordt overgenomen, eerst zal aanpassen aan de huidige wetgeving. 122 Wetsvoorstel Forum Levenslang 2011, MvT, p. 18. <www.forumlevenslang.nl>, zoek in: publicaties.
belang van de beveiliging van de samenleving afwegen tegen het individuele recht op vrijheid van de veroordeelde.123
4.3. Een oplossing voor de problematiek rondom de ‘possibility of review’?
Met dit wetsvoorstel beoogt het Forum de mogelijkheid te creëren dat een levenslanggestrafte na verloop van tijd voorwaardelijk in vrijheid kan worden gesteld. De levenslanggestrafte wordt hiermee het recht verleend om een verzoek in te dienen tot de toetsing van de noodzaak van een verdere voortzetting van zijn detentie door de penitentiaire kamer van het gerechtshof te Arnhem. In beginsel lijkt hiermee te zijn voldaan aan de eisen die het EVRM op basis van artikel 5 stelt. Een lidstaat moet volgens het EHRM voor de mogelijkheid tot herbeoordeling van de straf van een levenslanggestrafte voorzien in een hiertoe geëigende procedure. Het Forum lijkt met deze voorgestelde regeling een met voldoende waarborgen omklede procedure in te willen voeren. Zoals eerder gesteld bieden de civiele procedure en de gratieprocedure hieromtrent geen zekerheid. In beginsel is er niets mis met de wettelijke regelingen hiervan, echter in de praktijk bieden deze procedures nauwelijks een uitzicht tot vrijlating voor een levenslanggestrafte. Voorts blijkt uit de rechtspraak van het EHRM dat een lidstaat de jure en de facto de mogelijkheid moet bieden aan een levenslanggestrafte om zijn gevangenisstraf te verkorten. Zoals eerder gesteld in het voorgaande hoofdstuk bestaat via het huidige recht de jure de mogelijkheid voor de levenslanggestrafte om zijn gevangenisstraf te verkorten. Over de de facto mogelijkheid bestaat echter nog onduidelijkheid. In de zaak Magyar tegen Hongarije heeft het EHRM nogmaals benadrukt dat een dergelijke procedure van herbeoordeling van belang is voor het voldoen aan de eisen van artikel 3 EVRM. Deze voorgestelde regeling van het Forum zou een goede aanvulling zijn op de bestaande regeling van gratie en de civiele procedure en hiermee zou Nederland voldoen aan de eisen van het EHRM. In beginsel verschillen de regelingen niet veel van elkander en kan er geconcludeerd worden dat de voorgestelde regeling van het Forum niet veel verbetering kent. Het kan namelijk zo zijn dat, net als bij de gratieprocedure, de voorwaardelijke invrijheidsstelling van een levenslanggestrafte niet of nauwelijks wordt toegestaan door de rechter. Echter kan een verschil worden gevonden in het feit dat een rechter een beslissing neemt op het verzoek van de voorwaardelijke
123
invrijheidsstelling. De gratieprocedure staat bloot aan politieke invloeden door de persoon die de beslissing hierop neemt. Door het laten nemen van beslissing op de voorwaardelijke invrijheidsstelling door een rechter biedt deze regeling meer duidelijkheid en een neutrale beslissing voor een veroordeelde. Doordat de beslissing gecentraliseerd is bij de penitentiaire kamer van het gerechtshof te Arnhem kan de veroordeelde een beter inzicht krijgen op de toetsingsgronden van de rechter bij de beslissing op de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Hiermee ontstaat een reëler perspectief op vrijlating voor de veroordeelde. Op basis van het bovenstaande kan mijns inziens de voorgestelde regeling van het Forum een goede aanvulling zijn op de bestaande procedures tot vrijlating, waardoor de problematiek rondom de ‘possibility of review’ op een goede manier kan worden opgelost. 4.4. Conclusie. In dit hoofdstuk is onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om beter gestalte te geven aan de mogelijkheid tot herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf in het Nederlandse strafrechtstelsel. Er is gekozen om het wetvoorstel van het Forum Levenslang te behandelen en te onderzoeken of dit wetvoorstel een verbetering van de problematiek rondom ‘the possibility of review’ kan bieden. Duidelijk is geworden dat het wetsvoorstel aansluiting zoekt bij de bestaande mogelijkheid tot voorwaardelijke invrijheidsstelling. Er wordt echter wel nog steeds onderscheid gemaakt in het tussen beide regelingen. Een persoon die veroordeeld is tot een tijdelijke gevangenisstraf zal automatisch na het uitzitten van twee/derde van zijn straf voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld. Dit zal niet het geval zijn bij een levenslanggestrafte. De veroordeelde zal na het uitzitten van 18 jaar van de straf een verzoek kunnen indienen bij de penitentiaire kamer van het gerechtshof te Arnhem tot een voorwaardelijke vrijlating. De veroordeelde zal niet eerder dan na het uitzitten van 20 jaar van de straf worden vrijgelaten. Alle inhoudelijke eisen zijn neergelegd in de voorgestelde artikelen 15a tot en met 15w van het Wetboek van Strafrecht. De invulling van de rechterlijke toets zal overgelaten moeten worden aan de rechtspraktijk. De rechter zal het algemene belang van de beveiliging van de samenleving afwegen tegen het individuele recht op vrijheid van de veroordeelde. De belangrijke vraag is echter of deze voorgestelde regeling een verbetering inhoudt voor de bestaande problematiek. Deze regeling biedt de jure de mogelijkheid op een uitzicht tot vrijlating van de veroordeelde. Maar deze procedure hoeft
de facto niet meer uitzicht op vrijlating te bieden dan de bestaande gratieprocedure. De mogelijkheid bestaat namelijk dat het verzoek tot voorwaardelijke vrijlating telkens afgewezen wordt door de rechter. Maar het grote verschil tussen de gratieprocedure en de voorgestelde regeling van het Forum is dat de beslissing bij laatstgenoemde genomen wordt door de rechter. De rechter zal een neutralere blik kunnen werpen op deze kwestie en zal niet bloot staan aan politieke invloeden. Dit kan dus een verbetering opleveren ten opzichte van de bestaande procedures. Op deze manier heeft een veroordeelde meer inzicht op de toetsingsgronden van de rechter bij de beslissing op een verzoek tot voorwaardelijke invrijheidsstelling. Er kan dus geconcludeerd worden dat de voorgestelde regeling van het Forum een oplossing kan bieden tot de bestaande problematiek rondom ‘the possibility of review’.
Hoofdstuk 5
Conclusie en aanbevelingen
In hoofdstuk 1 heb ik het probleem van de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf geïntroduceerd. Daar heb ik de volgende onderzoeksvraag bij geformuleerd:
Biedt de Nederlandse praktijk betreffende de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf een voldoende humane behandeling van gedetineerden gezien de recente uitspraken Vinter e.a. versus het Verenigd Koninkrijk en Magyar tegen Hongarije en artikel 3 van het EVRM?
Op basis van de conclusies in elk hoofdstuk heb ik getracht antwoord te geven op deze vraag. In hoofdstuk 2 is duidelijk geworden dat in 1881 bij de afschaffing van de doodstraf de levenslange gevangenisstraf geïntroduceerd werd. Ondanks meerdere tegenstanders werd de straf gehandhaafd bij de invoering van het Wetboek van Strafrecht in 1886. In 1886 werd ook de eerste Beginselenwet Gevangeniswezen ingevoerd. Na de eerste wereldoorlog kon er een lichte stijging worden waargenomen in de oplegging van de levenslange gevangenisstraf, pas in de nieuwe eeuw stagneerde deze stijging. In 1953 werd de nieuwe Beginselenwet Gevangeniswezen ingevoerd. Hiermee werd differentiatie en resocialisatie beoogd. Levenslanggestraften werden nu over het hele land geplaatst in gevangenissen en er moest tijdens detentie gewerkt worden aan de voorbereiding voor een eventuele terugkeer in de samenleving. Tot aan 1986 werd aan vrijwel iedere levenslanggestrafte gratie verleend; na 1986 werd er in de praktijk een ander beleid aangenomen. Hans van Zon is in 1986 de laatste levenslanggestrafte geweest aan wie gratie werd verleend. In 2009 werd er enkel nog gratie verleend aan een levenslanggestrafte die ernstig ziek was. Tegelijkertijd werd er in de Tweede Kamer een discussie gestart over de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf. Het algemene uitgangspunt zoals deze in de Tweede Kamer luidt, is dat levenslang in beginsel levenslang inhoudt. Vandaar dat er ook tijdens detentie niet gewerkt