• No results found

De ‘possibility of review’ in het Nederlandse strafrechtstelsel 4.1 Inleiding

In  de  voorgaande  hoofdstukken  is  duidelijk  geworden  dat  in  Nederland  voor  een  levenslanggestrafte de mogelijkheid bestaat om zijn straf te verkorten door middel van het  indienen  van  een  gratieverzoek  of  het  starten  van  een  procedure  bij  de  civiele  rechter.  In  hoofdstuk  2  is  naar  voren  gekomen  dat  de  civiele  procedure  louter  een  theoretische  mogelijkheid  is  en  geen  reëel  perspectief  biedt  tot  vrijlating  van  de  gedetineerde.  Voorts  biedt de gratieprocedure in beginsel ook niet voldoende uitzicht tot vrijlating. Het is moeilijk  om  een  definitieve  conclusie  hieraan  te  verbinden,  gezien  het  feit  dat  de  praktijk  niet  voldoende duidelijkheid biedt hieromtrent. Er kan wel gesteld worden dat er al 28 jaar geen  gratie  meer  is  verleend  op  grond  van  een  ‘conditional  release’.  Deze  situatie  zorgt  er  voor  dat er toch vraagtekens geplaatst kunnen worden bij het bestaande perspectief tot vrijlating  voor  een  levenslanggestrafte  in  Nederland.  In  hoofdstuk  3  is  duidelijk  geworden  dat  het  EHRM in de zaak Vinter nieuwe eisen heeft gesteld op het gebied van de verkorting van de  levenslange  straf.  Daarnaast  heeft  het  EHRM  de  nadruk  gelegd  op  de  noodzaak  van  de  reclassering van de veroordeelde tijdens detentie. Het uitzicht op vrijlating bestaat in die zin  onder  andere  uit  het  toewerken  naar  een  terugkeer  in  de  samenleving.  Voorts  is  er  geconcludeerd dat er in het Nederlandse strafrechtstelsel op een betere manier gestalte kan  worden gegeven aan de mogelijkheid tot herbeoordeling. Daarnaast heeft het EHRM in mei  2014  een  nieuwe  uitspraak  gedaan  aangaande  de  tenuitvoerlegging  van  de  levenslange  gevangenisstraf. Hierin werd nog duidelijker dat het EHRM wil dat zijn lidstaten toewerken  naar  een  betere  herbeoordeling  van  de  straf  van  een  levenslanggestrafte  in  een  hiertoe  geëigende  procedure  en  hiervoor  heb  ik  aansluiting  gezocht  bij  het  Wetsvoorstel  van  het  Forum Levenslang. Ten eerste zal er een uitleg worden gegeven wat het Forum voorstelt en  hoe er aan deze regeling vorm moet worden gegeven. Daarna zal er worden onderzocht of  deze  procedure  voldoet  aan  de  eisen  die  gesteld  zijn  door  het  EVRM  in  de  zaak  Vinter  en  Magyar.

  4.2. Het wetsvoorstel van het Forum Levenslang. 

Het  Forum  wil  met  dit  wetsvoorstel  voor  levenslanggestraften,  naast  de  mogelijkheid  van  gratie, de mogelijkheid tot een voorwaardelijke invrijheidstelling creëren. Het Forum is van  mening  dat  het  bestaande  perspectief  tot  vrijlating  niet  voldoet  aan  de  eisen  die  gesteld  worden  in  artikel  3  en  5  EVRM.  Het  Forum  wil  met  dit  wetsvoorstel  voorkomen  dat  Nederland  tegen  een  eventuele  veroordeling  van  het  EVRM  aanloopt  wegens  het  niet  naleven  van  de  eis  van  ‘reducibility’.  Naast  de  mogelijkheid  tot  een  voorwaardelijke  invrijheidsstelling wil het Forum de volgprocedure voor langgestraften herintroduceren. Met  deze  procedure  kan  er  worden  beoordeeld  of  de  levenslanggestrafte  in  aanmerking  komt  voor  gratie  of  voorwaardelijke  invrijheidsstelling.  Hiermee  wordt  de  resocialisatie  van  de  veroordeelde beter bewaakt. Daarnaast is deze procedure van belang voor het tijdig in gang  zetten  en  bewaken  van  het  resocialisatietraject    in  verband  met  het  voorwaardelijk  in  vrijheid  stellen  van  de  gedetineerde.  Het  Forum  wil  de  regeling  van  de  voorwaardelijke  invrijheidsstelling  neerleggen  in  de  voorgestelde  artikelen  15m  tot  en  met  15w  van  het  Wetboek van Strafrecht. Van belang wordt geacht dat de regeling zoveel mogelijk aansluiting  dient te vinden bij de huidige regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling in het geval van  een tijdelijke gevangenisstraf. Een belangrijk verschil is echter dat  een levenslanggestrafte  niet  automatisch  voorwaardelijk  in  vrijheid  wordt  gesteld,  wat  nu  wel  gebeurt  bij  een  gedetineerde die veroordeeld is tot een tijdelijke gevangenisstraf. Voorts zal de voorgestelde  regeling  na  inwerkingtreding  ook  van  toepassing  zijn  op  veroordeelde  personen  die  momenteel  levenslang  vastzitten.114  Hierna  zal  er  stapsgewijs  worden  toegelicht  hoe  het  Forum over het algemeen vorm wil geven aan deze regeling.  

 

Het Forum heeft in artikel 15m lid 1 Sr voorgesteld dat een levenslanggestrafte dan wel het  OM  kunnen  overgaan  tot  een  voorwaardelijke  invrijheidsstelling  van  de  veroordeelde  wanneer de vrijheidsbeneming van de veroordeelde ten minste twintig jaar heeft geduurd.  Het  Forum  heeft  gekozen  voor  een  termijn  van  ten  minste  twintig  jaar,  omdat  de  termijn  gelijk  is  aan  het  moment  waarop  een  veroordeelde  tot  de  maximale  tijdelijke  gevangenisstraf  van  dertig  jaren  voorwaardelijk  in  vrijheid  kan  worden  gesteld.115  Volgens  artikel  15m  lid  3  Sr  kan  het  verzoek  tot  een  voorwaardelijke  invrijheidsstelling  van  de        

114

 Wetsvoorstel Forum Levenslang 2011, MvT, p. 5‐15. <www.forumlevenslang.nl>, zoek in: publicaties.  115

  levenslanggestrafte worden ingediend nadat de veroordeelde116 achttien jaren van de straf  heeft  uitgezeten.  Indien  er  voor  de  gegeven  termijn  een  verzoek  of  vordering  wordt  ingediend zal deze niet‐ontvankelijk worden verklaard. De termijn tussen het verzoek of de  vordering  en  het  daadwerkelijk  wel  of  niet  verlenen  van  de  voorwaardelijke  invrijheidsstelling  is  noodzakelijk  in  verband  met  het  eventuele  gedragskundige  onderzoek  en de reclassering van de veroordeelde zodat laatstgenoemde volledig voorbereid terug kan  keren in de maatschappij.117 De herinvoering van een volgprocedure kan een belangrijke rol  hierbij  spelen.  Volgens  artikel  15m  lid  4  Sr  zal  een  verzoek  tot  voorwaardelijke  invrijheidsstelling  van  de  veroordeelde  niet  ontvankelijk  worden  verklaard,  indien  dit  verzoekschrift  is  voorafgegaan  door  een  eerder  verzoekschrift  of  een  eerdere  vordering  waarop  binnen  drie  jaar  voor  de  indiening  van  het  volgende  verzoekschrift  is  beslist.  Er  wordt een uitzondering gemaakt voor het OM. Het OM kan nadat de veroordeelde achttien  jaar  van  zijn  gevangenisstraf  heeft  uitgezeten,  op  elk  moment  opnieuw  een  vordering  tot  voorwaardelijke invrijheidsstelling indienen. 

 

In  beginsel  is  het  mogelijk  om  de  beslissing  op  het  verzoek  tot  voorwaardelijke  invrijheidsstelling toe te delen aan de rechtbank die in eerste aanleg kennis heeft genomen  van het strafbare feit terzake waarvan de straf die ten uitvoer wordt gelegd, is opgelegd.118  Het  Forum  heeft  volgens  artikel  15n  lid  1  Sr  echter  de  voorkeur  om  de  beslissing  over  de  voorwaardelijke  invrijheidsstelling  over  te  laten  aan  de  penitentiaire  kamer  van  het  gerechtshof te Arnhem. Het voordeel hiervan is dat er bij de beslissing tot voorwaardelijke  invrijheidsstelling twee gedragsdeskundigen worden betrokken. De penitentiaire kamer kent  namelijk  de  samenstelling  van  drie  beroepsrechters,  een  psychiater  en  een  psycholoog.  Volgens artikel 15o lid 2 Sr zal de kamer van het gerechtshof te Arnhem de veroordeelde pas  voorwaardelijk  in  vrijheid  stellen  nadat  zij  een  met  reden  omkleed,  gedagtekend  en  ondertekend advies hebben ontvangen van een of meer gedragsdeskundigen, die onderzoek  hebben gedaan naar de veroordeelde. De gedragsdeskundigen zullen onderzoek doen naar  het  recidivegevaar,  de  detentieschade  en  het  gewenste  resocialisatietraject  van  de  veroordeelde. Mede door de samenstelling van de penitentiaire kamer heeft zij veel ervaring         116  Hierna  wordt met veroordeelde, een veroordeelde tot een levenslange gevangenisstraf bedoeld.  117  Wetsvoorstel Forum Levenslang 2011, MvT, p. 16. <www.forumlevenslang.nl>, zoek in: publicaties.  118  Idem. 

  met  zaken  waarin  er  sprake  is  van  psychische  en/of  psychiatrische  problematiek.  Deze  elementen  zijn  ook  vaak  aan  de  orde  in  het  geval  van  levenslanggestraften.  Doordat  je  de  beslissing  over  de  voorwaardelijke  invrijheidsstelling  van  levenslanggestraften  centreert  bij  de penitentiaire kamer van het gerechtshof te Arnhem kan er een eenduidig beleid gevoerd  worden in dit soort zaken.119  Dit zorgt weer voor meer duidelijkheid voor de veroordeelde  die een verzoek tot voorwaardelijke invrijheidsstelling wil indienen. Overigens staat, volgens  artikel  15v  Sr  tegen  de  beslissing  van  het  gerechtshof  op  de  vordering  of  het  verzoek  tot  voorwaardelijke invrijheidsstelling geen rechtsmiddel open. 

 

De zitting zal openbaar zijn. Zowel het OM als de veroordeelde zijn bevoegd om getuigen en  deskundigen  te  dagvaarden  dan  wel  schriftelijk  te  doen  oproepen.  Voorts  bestaat  volgens  artikel  15o  lid  3  Sr  voor  het  slachtoffer  of  diens  nabestaanden  de  mogelijkheid  om  op  de  zitting een verklaring af te leggen omtrent de gevolgen die de gepleegde strafbare feiten bij  hem  teweeg  hebben  gebracht.  Dit  laatste  is  van  belang  gelet  op  de  aard  van  het  delict  waarvoor de levenslange gevangenisstraf doorgaans wordt opgelegd. Mede hierdoor kan de  rechter rekening houden met de belangen van het slachtoffer of de nabestaanden van het  slachtoffer  bij  de  invulling  van  de  bijzondere  voorwaarden  die  bij  de  voorwaardelijke  invrijheidsstelling  van  de  veroordeelde  gesteld  worden.  De  artikelen  51a  tot  en  met  51e  alsook artikel 302 Sv zijn van overeenkomstige toepassing.120 

 

Volgens  artikel  15o  lid  1  Sr  zal  een  algemene  voorwaarde  voor  de  verlening  van  een  voorwaardelijke invrijheidsstelling van de levenslanggestrafte zijn dat de veroordeelde zich  vóór het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Deze algemene  voorwaarde  is  volgens  het  huidige  artikel  15a  lid  1  Sr  thans  al  van  toepassing  op  voorwaardelijk in vrijheid gestelden. Naast de algemene voorwaarden kunnen er bijzondere  voorwaarden  gesteld  worden  aan  de  voorwaardelijke  invrijheidsstelling.  Het  Forum  zoekt  hier ook aansluiting bij de huidige regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling vgl. artikel  15a  lid  2‐4  en  lid  6  Sr.  Wel  dient  er  op  gelet  te  worden  dat  de  algemene  voorwaarden  en  bijzondere voorwaarden in het huidige artikel 15a Sr zijn uitgebreid in 2012.121  Het Forum         119  Wetsvoorstel Forum Levenslang 2011, MvT, p. 17. <www.forumlevenslang.nl>, zoek in: publicaties.  120  Wetsvoorstel Forum Levenslang 2011, MvT, p. 16‐18. <www.forumlevenslang.nl>, zoek in: publicaties.  121  Het Wetsvoorstel van het Forum stamt uit 2011. Ik voorzie hier echter geen problemen mee. De nieuwe bijzondere  voorwaarden zijn niet zulke ingrijpende beperkingen dat er nog nauwelijks gesproken kan worden van een 

  stelt in artikel 15o lid 1 Sr voor, in verband met het bijzondere karakter van de levenslange  gevangenisstraf, om de beslissing over het stellen van bijzondere voorwaarden over te laten  aan  de  penitentiaire  kamer  van  het  gerechtshof  te  Arnhem.  Het  OM  kan  de  rechter  wel  voorzien van advies over de te stellen bijzondere voorwaarden. Het OM kan zich op dit punt  weer laten voorlichten door de reclassering.122 

 

De  penitentiaire  kamer  zal,  volgens  artikel  15p  lid  1  Sr,  een  proeftijd  vaststellen  indien  zij  overgaan tot het voorwaardelijk in vrijheid stellen van de veroordeelde. De proeftijd van de  algemene voorwaarde is volgens artikel 15p lid 2 Sr in beginsel levenslang. De proeftijd van  elke bijzondere voorwaarde wordt volgens artikel 15p lid 3 Sr vastgesteld voor bepaalde of  onbepaalde  duur.  De  voorwaardelijke  invrijheidstelling  kan  volgens  artikel  15r  Sr  worden  herroepen  indien  de  veroordeelde  de  algemene  of  bijzondere  voorwaarden  niet  heeft  nageleefd.  Volgens  artikel  15t  lid  1  Sr  zal  het  OM  een  vordering  moeten  indienen  bij  de  penitentiaire kamer, indien zij van mening is dat de veroordeelde een voorwaarde niet heeft  nageleefd en herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling geboden is. Volgens artikel  15u lid 1 Sr gelast de penitentiaire kamer de verdere tenuitvoerlegging van de levenslange  straf of van een door het gerechtshof te bepalen gedeelte daarvan, indien de vordering van  het OM geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen. De tenuitvoerlegging bij herroeping wordt  geacht  te  zijn  hervat  op  de  dag  van  de  aanhouding,  nadat  er  een  schorsing  op  voet  van  artikel 15s Sr heeft plaatsgevonden. 

 

Het  antwoord  op  de  vraag  welke  toets  de  rechter  moet  aanleggen  bij  het  beoordelen  van  een  verzoek  dan  wel  vordering  tot  voorwaardelijk  invrijheidsstelling  van  de  veroordeelde,  kan  niet  makkelijk  gegeven  worden.  Zoals  eerder  gesteld  kent  de  levenslange  gevangenisstraf  in  Nederland  onder  andere  aspecten  van  vergelding,  beveiliging  en  het  tegengaan van recidive. De mate waarin elk aspect een rol heeft gespeeld bij de oplegging  van de straf wordt niet geëxpliciteerd in de uitspraak. De invulling van de rechterlijke toets  zal  dus  overgelaten  moeten  worden  aan  de  rechtspraktijk.  De  rechter  zal  het  algemene 

       invrijheidsstelling. Bovendien zien deze nieuwe bijzondere voorwaarden vaak op de resocialisatie van de gedetineerde, wat  alleen maar goed is gezien de huidige stand van zaken betreffende de jurisprudentie van het EHRM. Ik ga er navolgend dan  ook vanuit dat het Forum het wetsvoorstel, indien deze wordt overgenomen, eerst zal aanpassen aan de huidige wetgeving.  122  Wetsvoorstel Forum Levenslang 2011, MvT, p. 18. <www.forumlevenslang.nl>, zoek in: publicaties. 

  belang  van  de  beveiliging  van  de  samenleving  afwegen  tegen  het  individuele  recht  op  vrijheid van de veroordeelde.123  

 

4.3. Een oplossing voor de problematiek rondom de ‘possibility of review’?   

Met  dit  wetsvoorstel  beoogt  het  Forum  de  mogelijkheid  te  creëren  dat  een  levenslanggestrafte  na  verloop  van  tijd  voorwaardelijk  in  vrijheid  kan  worden  gesteld.  De  levenslanggestrafte  wordt  hiermee  het  recht  verleend  om  een  verzoek  in  te  dienen  tot  de  toetsing  van  de  noodzaak  van  een  verdere  voortzetting  van  zijn  detentie  door  de  penitentiaire kamer van het gerechtshof te Arnhem. In beginsel lijkt hiermee te zijn voldaan  aan de eisen die het EVRM op basis van artikel 5 stelt. Een lidstaat moet volgens het EHRM  voor de mogelijkheid tot herbeoordeling van de straf van een levenslanggestrafte voorzien  in een hiertoe geëigende procedure. Het Forum lijkt met deze voorgestelde regeling een met  voldoende waarborgen omklede procedure in te willen voeren. Zoals eerder gesteld bieden  de  civiele  procedure  en  de  gratieprocedure  hieromtrent  geen  zekerheid.  In  beginsel  is  er  niets mis met de wettelijke regelingen hiervan, echter in de praktijk bieden deze procedures  nauwelijks  een  uitzicht  tot  vrijlating  voor  een  levenslanggestrafte.  Voorts  blijkt  uit  de  rechtspraak van het EHRM dat een lidstaat de jure en de facto de mogelijkheid moet bieden  aan een levenslanggestrafte om zijn gevangenisstraf te verkorten. Zoals eerder gesteld in het  voorgaande  hoofdstuk  bestaat  via  het  huidige  recht  de  jure  de  mogelijkheid  voor  de  levenslanggestrafte  om  zijn  gevangenisstraf  te  verkorten.  Over  de  de  facto  mogelijkheid  bestaat  echter  nog  onduidelijkheid.  In  de  zaak  Magyar  tegen  Hongarije  heeft  het  EHRM  nogmaals benadrukt dat een dergelijke procedure van herbeoordeling van belang is voor het  voldoen aan de eisen van artikel 3 EVRM. Deze voorgestelde regeling van het Forum zou een  goede  aanvulling  zijn  op  de  bestaande  regeling  van  gratie  en  de  civiele  procedure  en  hiermee  zou  Nederland  voldoen  aan  de  eisen  van  het  EHRM.  In  beginsel  verschillen  de  regelingen  niet  veel  van  elkander  en  kan  er  geconcludeerd  worden  dat  de  voorgestelde  regeling van het Forum niet veel verbetering kent. Het kan namelijk zo zijn dat, net als bij de  gratieprocedure,  de  voorwaardelijke  invrijheidsstelling  van  een  levenslanggestrafte  niet  of  nauwelijks wordt toegestaan door de rechter. Echter kan een verschil worden gevonden in  het  feit  dat  een  rechter  een  beslissing  neemt  op  het  verzoek  van  de  voorwaardelijke        

123

  invrijheidsstelling.  De  gratieprocedure  staat  bloot  aan  politieke  invloeden  door  de persoon  die de beslissing hierop neemt. Door het laten nemen van beslissing op de voorwaardelijke  invrijheidsstelling  door  een  rechter  biedt  deze regeling meer  duidelijkheid  en een  neutrale  beslissing  voor  een  veroordeelde.  Doordat  de  beslissing  gecentraliseerd  is  bij  de  penitentiaire kamer van het gerechtshof te Arnhem kan de veroordeelde een beter inzicht  krijgen  op  de  toetsingsgronden  van  de  rechter  bij  de  beslissing  op  de  voorwaardelijke  invrijheidsstelling.  Hiermee  ontstaat  een  reëler  perspectief  op  vrijlating  voor  de  veroordeelde. Op basis van het bovenstaande kan mijns inziens de voorgestelde regeling van  het Forum een goede aanvulling zijn op de bestaande procedures tot vrijlating, waardoor de  problematiek rondom de ‘possibility of review’ op een goede manier kan worden opgelost.  4.4. Conclusie.  In dit hoofdstuk is onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om beter gestalte te geven aan  de mogelijkheid tot herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf in het Nederlandse  strafrechtstelsel. Er is gekozen om het wetvoorstel van het Forum Levenslang te behandelen  en  te  onderzoeken  of  dit  wetvoorstel  een  verbetering  van  de  problematiek  rondom  ‘the  possibility  of  review’  kan  bieden.  Duidelijk  is  geworden  dat  het  wetsvoorstel  aansluiting  zoekt bij de bestaande mogelijkheid tot voorwaardelijke invrijheidsstelling. Er wordt echter  wel  nog  steeds  onderscheid  gemaakt  in  het  tussen  beide  regelingen.  Een  persoon  die  veroordeeld  is  tot  een  tijdelijke  gevangenisstraf  zal  automatisch  na  het  uitzitten  van  twee/derde van zijn straf voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld. Dit zal niet het geval zijn  bij een levenslanggestrafte. De veroordeelde zal na het uitzitten van 18 jaar van de straf een  verzoek kunnen indienen bij de penitentiaire kamer van het gerechtshof te Arnhem tot een  voorwaardelijke vrijlating. De veroordeelde zal niet eerder dan na het uitzitten van 20 jaar  van  de  straf  worden  vrijgelaten.  Alle  inhoudelijke  eisen  zijn  neergelegd  in  de  voorgestelde  artikelen  15a  tot  en  met  15w  van  het  Wetboek  van  Strafrecht.  De  invulling  van  de  rechterlijke toets zal overgelaten moeten worden aan de rechtspraktijk. De rechter zal het  algemene belang van de beveiliging van de samenleving afwegen tegen het individuele recht  op vrijheid van de veroordeelde. De belangrijke vraag is echter of deze voorgestelde regeling  een  verbetering  inhoudt  voor  de  bestaande  problematiek.  Deze  regeling  biedt  de  jure  de  mogelijkheid op een uitzicht tot vrijlating van de veroordeelde. Maar deze procedure hoeft 

  de  facto  niet  meer  uitzicht  op  vrijlating  te  bieden  dan  de  bestaande  gratieprocedure.  De  mogelijkheid  bestaat  namelijk  dat  het  verzoek  tot  voorwaardelijke  vrijlating  telkens  afgewezen wordt door de rechter. Maar het grote verschil tussen de gratieprocedure en de  voorgestelde regeling van het Forum is dat de beslissing bij laatstgenoemde genomen wordt  door de rechter. De rechter zal een neutralere blik kunnen werpen op deze kwestie en zal  niet bloot staan aan politieke invloeden. Dit kan dus een verbetering opleveren ten opzichte  van de bestaande procedures. Op deze manier heeft een veroordeelde meer inzicht op de  toetsingsgronden  van  de  rechter  bij  de  beslissing  op  een  verzoek  tot  voorwaardelijke  invrijheidsstelling.  Er  kan  dus  geconcludeerd  worden  dat  de  voorgestelde  regeling  van  het  Forum een oplossing kan bieden tot de bestaande problematiek rondom ‘the possibility of  review’.  

 

Hoofdstuk 5  

Conclusie en aanbevelingen 

 

In  hoofdstuk  1  heb  ik  het  probleem  van  de  tenuitvoerlegging  van  de  levenslange  gevangenisstraf geïntroduceerd. Daar heb ik de volgende onderzoeksvraag bij geformuleerd:   

Biedt  de  Nederlandse  praktijk  betreffende  de  tenuitvoerlegging  van  de  levenslange  gevangenisstraf  een  voldoende  humane  behandeling  van  gedetineerden  gezien  de  recente  uitspraken  Vinter  e.a.  versus  het  Verenigd  Koninkrijk  en  Magyar  tegen  Hongarije  en  artikel  3  van  het  EVRM?   

Op  basis  van  de  conclusies  in  elk  hoofdstuk  heb  ik  getracht  antwoord  te  geven  op  deze  vraag. In hoofdstuk 2 is duidelijk geworden dat in 1881 bij de afschaffing van de doodstraf de  levenslange  gevangenisstraf  geïntroduceerd  werd.  Ondanks  meerdere  tegenstanders  werd  de straf gehandhaafd bij de invoering van het Wetboek van Strafrecht in 1886. In 1886 werd  ook de eerste Beginselenwet Gevangeniswezen ingevoerd. Na de eerste wereldoorlog kon er  een lichte stijging worden waargenomen in de oplegging van de levenslange gevangenisstraf,  pas  in  de  nieuwe  eeuw  stagneerde  deze  stijging.  In  1953  werd  de  nieuwe  Beginselenwet  Gevangeniswezen  ingevoerd.  Hiermee  werd  differentiatie  en  resocialisatie  beoogd.  Levenslanggestraften werden nu over het hele land geplaatst in gevangenissen en er moest  tijdens detentie gewerkt worden aan de voorbereiding voor een eventuele terugkeer in de  samenleving. Tot aan 1986 werd aan vrijwel iedere levenslanggestrafte gratie verleend; na  1986 werd er in de praktijk een ander beleid aangenomen. Hans van Zon is in 1986 de laatste  levenslanggestrafte geweest aan wie gratie werd verleend. In 2009 werd er enkel nog gratie  verleend  aan  een  levenslanggestrafte  die  ernstig  ziek  was.  Tegelijkertijd  werd  er  in  de  Tweede  Kamer  een  discussie  gestart  over  de  tenuitvoerlegging  van  de  levenslange  gevangenisstraf.  Het  algemene  uitgangspunt  zoals  deze  in  de  Tweede  Kamer  luidt,  is  dat  levenslang in beginsel levenslang inhoudt. Vandaar dat er ook tijdens detentie niet gewerkt