• No results found

De oplossing van de rechtvaardige Rechter

5.1 Gerechtigheid van God

Nergens is de oplossing voor het bovengenoemde dilemma zo theologisch doordacht en terminologisch uitgewerkt dan bij Paulus. Dat is vooral het geval in Rm en Gl.1 Paulus maakt duidelijk dat God in zijn wijsheid een andere uitweg vond: In Christus zijn wij voor God gerechtvaardigd. De apostel verbindt dat met de ‘gerechtigheid van God’.

Binnen het spreken over ‘rechtvaardigheid’ is het de uitleggers vooral te doen om dit begrip. Wat wordt hiermee bedoeld? Hoe moeten we de genitief ‘van God’ bij deze uitspraak uitleggen?

Aangezien het antwoord daarop van grote invloed is voor de uitleg van het evangelie, kunnen en willen we daar niet eenvoudig overheen gaan. Hoewel we ons willen hoeden voor te theologische spitsvondigheden en zijpaden, kunnen de verschillende posities als volgt weergeven, zonder hier op dit moment verder op in te gaan:2

God eigen gerechtigheid

(Joods vertrekpunt) Staat van gerechtigheid die de mens voor God heeft

In de brieven van Paulus zien we dat God rechtvaardig is, als Hij oordeelt over de tegen Hem zich kerende zonde (Rm3:5) en als Hij genade schenkt aan wie Hij het beloofd heeft (vs26; 2Pt1:1). De gerechtigheid van God houdt in dat als een zondaar zich tot God keert en pleit op het verlossingswerk van Jezus Christus, die persoon rechtvaardig is. Als God

18

zo iemand niet rechtvaardig zou verklaren zou Hij zelf onrechtvaardig zijn.

God staat niet slechts tegenover de mens. Hij neemt het tegen zichzelf voor de mens op. Christus is de Rechter die in onze plaats werd veroordeeld.3 ‘God heeft Hem die de zonde niet kende voor ons één gemaakt met de zonde, zodat wij door Hem rechtvaardig voor God konden worden’ (2Ko5:21). Genade wordt bewezen aan overtreders van de wet.

Dit gebeurt tegen alle verwachting in. Er vindt in de rechtspraak een onverdiende, ongedachte wending plaats, doordat wie onrechtvaardig is en veroordeeld moeten worden, rechtvaardig wordt verklaard.4 Schrenk spreekt vandaar over de ‘reddende rechtvaardigheid’.5 De rechtvaardige Vader vindt in de Zoon een basis om de mens te rechtvaardigen. ‘Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed, om zijn rechtvaardigheid te tonen’ (Rm3:26; vgl. 5:9). Christus ‘is overgeleverd om onze overtredingen en opgewekt om onze rechtvaardiging’ (4:25). Het is nog opmerkenswaardig dat het woord ‘gerechtigheid’ in het Kantonees gevormd wordt door het karakter voor ‘lam’ (Yang) boven het karakter ‘ik’

(Wo) te plaatsen.6 Christus is het Lam Gods dat de zonden wegneemt en de zondaar rechtvaardigt (Jh1:29).

Door deze oplossing toont God zijn liefde tegenover ons, doordat Hij de zondaar redt, zonder zijn eigen gerechtigheid te verloochenen. Hoe waar zijn hier de woorden van de Psalmist: ‘Genadig is Jahweh en rechtvaardig; onze God is een Ontfermer’ (Ps116:5). Dat zijn andere uitspraken dan de vele theologische beschouwingen over de rechtvaardiging die vaak enkel exclusief met juridische taal werken. In zulke gevallen is er weinig ruimte voor de liefde, de innigheid en de overgave die bij dit aspect van het christelijke geloof horen.7

5.2 De rechtvaardigingsplaats

De rechtvaardiging vindt daar plaats, waar ook de genade bewezen wordt, namelijk voor de rechterstoel van God. God stelt zijn eigen recht niet buiten werking, als Hij goddelozen rechtvaardigt. Hij spreekt de goddelozen niet vrij of beschuldigt de rechtvaardig. Hij houdt zich aan zijn recht en wet. Dit plan van God is enorm bewonderenswaardig. ‘Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God zelf spreekt hen vrij’ (Rm8:33;

HSV: ‘God is het echter die rechtvaardigt’). Het kerngedeelte dat het meeste over de onrechtvaardige zondaar die rechtvaardig voor God kan staan, spreekt, is Rm3:21-26:

R E C H T V A A R D I G I N G DERECHTVAARDIGINGSPLAATS

19

‘Maar nu is, buiten de wet om, gerechtigheid van God geopenbaard, waarvan door de wet en de profeten getuigenis gegeven wordt, namelijk gerechtigheid van God door geloof in Jezus Christus tot allen, en over allen die geloven; want er is geen onderscheid. Want allen hebben gezondigd en komen te kort aan de heerlijkheid van God, en worden om niet gerechtvaardigd door zijn genade, door de verlossing die in

Christus Jezus is.

Hem heeft God gesteld tot een genadetroon door het geloof, in zijn bloed, tot betoning van zijn gerechtigheid wegens het voorbij laten gaan van de zonden die tevoren hadden plaatsgevonden onder de verdraagzaamheid van God; tot betoning van zijn gerechtigheid in de tegenwoordige tijd, opdat Hij rechtvaardig is en hem rechtvaardigt die op grond van geloof in Jezus is.’

Doordat de gelovigen geloven in Christus, schenkt God hen vrijspraak. Hij spreekt ze ‘rechtvaardig’. Christus ‘is overgeleverd om onze overtredingen en opgewekt om onze rechtvaardiging’ (Rm4:25).

5.3 Gods gerechtigheid en de zondaar

Maarten Luther (1483-1546n.Chr.) zag ‘Gods gerechtigheid’ enkel als de komende straf. God de Rechter zou gerechtigheid uitoefenen en hem veroordelen. In de volgende tekst beschrijft hij hoe hij een nieuwe kijk kreeg op Gods gerechtigheid. In november 1515, schreef hij als professor Nieuwe Testament, aan de universiteit van Wittenberg, de volgende woorden:8

‘Graag wilde ik Paulus in de Romeinenbrief begrijpen. Minder erg dan koude voeten was de passage in het eerste hoofdstuk die me ervan weerhield: “gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard” (Rm1:17). Ik haatte die passage. Het was de

“gerechtigheid Gods” die ik had leren te zien als de gerechtigheid waarin God rechtvaardig is en de onrechtvaardige zondaren straft. Ondanks dat ik onberispelijk als monnik leefde, voelde ik, dat ik een zondaar was die met een onrustig geweten voor God stond. Ik kon niet geloven dat ik Hem behaagde door mijn werken. Ver verwijderd van de liefdevolle gedachte dat de rechtvaardige God zondaren straft, haatte ik Hem. [...] Ik

20

wanhoopte ernaar om te weten wat Paulus in dit vers bedoelde.

Tenslotte, toen ik dag en nacht mediteerde over het verband van de woorden “gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard, zoals geschreven staat de rechtvaardige zal door geloof leven”, begon ik de “gerechtigheid Gods” te begrijpen als dat waardoor de rechtvaardige door de genade van God leeft (geloof). Deze zin: “gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard”, verwees naar een passieve rechtvaardigheid, waarbij de barmhartige God ons rechtvaardigt door geloof, zoals geschreven staat: “de rechtvaardige zal door geloof leven”. Deze ontdekking gaf me onmiddellijk het gevoel dat ik opnieuw geboren was en ik door open deuren het paradijs was ingegaan. Vanaf dat moment zag ik de hele Bijbel in een nieuw perspectief. [...] Nu, terwijl ik ooit de uitspraak “gerechtigheid Gods” haatte, hield ik ervan en prees ik het als de mooiste van alle uitspraken, zodat deze tekst van Paulus de deur tot het paradijs voor mij werd.’

Vanuit dit perspectief was het niet meer de zondaar die zichzelf door het doen van goede werken voor God rechtvaardig moest maken, maar was het God zelf die de zondaar rechtvaardig verklaarde. De zondaar werd verklaart voor wat hij in zichzelf niet was. Hij kon vergeleken worden met een gevangene die door God vrijgekocht was. De gevangene kon zich niet zelf vrijkopen, daartoe had hij niet de middelen. Hij was volledig afhankelijk van iemand buitenaf die hem kon verlossen uit zijn toestand.

Het erkennen van deze genade werd het hart van Luthers Reformatie.